1996-1-2 Boerderij Kattenbroek

Door Gijs Hilhorst

Inleiding.
Aan de rand van het stadspark van Amersfoort, op Molenweg 18 naast het scouting-gebouw, staat de boerderij Kattenbroek. Of wat daar nog van over is. Door de uitbreiding van Amersfoort heeft deze boerderij, als zoveel andere in Hoogland, het veld moeten ruimen voor nieuwbouw. Van Kattenbroek wordt al in de dertiende eeuw melding gemaakt. Het was één der boerderijen die gerechtigd waren in het College der Malen van Hoogland. Binnen dit college waren onder meer regels opgesteld over het gebruik van de gemeenschappelijke gronden.

Kattenbroek in de huidige staat (foto Hans den Boer)

De achttiende eeuw
Op 15 mei 1695 werd door notaris Van Camerbeek in de Stadsdoelen van Amersfoort een aantal onroerende goederen geveild, waaronder Kattenbroek. Dat gebeurde in opdracht van de erven van Catharina van Munster, in leven weduwe van wijlen Cornelis van Loenen, koopman in wijnen te Amsterdam. De boerderij wordt als volgt omschreven: “een seeker huyzinge, hoff en hofstede met twee schuren ende bergen nevens zeven en twintig morgen vier hondert roeden landt, gelegen onder de gerechte van ‘t Hogelandt end achter de Brinckemoolen, genaamt Cattenbroek”. Kattenbroek werd voor f 4770 verkocht aan Jan Bartsen uit Stoutenburg.¹ Zijn nazaten zouden er gedurende ruim 175 jaar wonen en werken en er zo hun stempel op drukken. Gerrit Maasz Quant, pachter sinds 1675, bleef er na de verkoop nog enkele jaren wonen. In 1703 kwam de zoon van de eigenaar, Bart Jansz, naar Kattenbroek. In hetzelfde jaar trouwde hij met Petertje Reyers, dochter van zijn buurman Reyer Hendriksz, boer van Bosserdijk. Dat was gemakkelijk en mooi dichtbij. Bart Jansz overleed in 1719. Zijn weduwe hertrouwde in 1720 met Hendrik Theunisz die bij haar introk.²

Uit het huwelijk van Bart Jansz en Petertje Reyerse waren vier kinderen geboren, twee zonen en twee dochters. De oudste zoon, Reyer Batten genaamd, werd na zijn huwelijk in 1737 met Maria Dirks de nieuwe boer op Kattenbroek. De boerderij was toen nog onverdeeld eigendom van de erfgenamen van zijn grootvader. Inmiddels had Reyer Barten voor eigen rekening grond gekocht en aan de boerderij toegevoegd, o.a. het erf Hey en Daal. Korte tijd later werd deze boerderij weer verkocht, maar het grootste deel van de grond bleef bij Kattenbroek.

Doordat Kattenbroek lange tijd onverdeeld eigendom van de familie bleef, nam het aantal eigenaren gestaag toe. In 1760 echter begon men te praten over een scheiding en deling van de boerderij. Vóór het zover was, besloot Reyer Barten te vertrekken met zijn – inmiddels derde – vrouw, Maria Geurts Schimmel. Ze vestigden zich op boerderij De Hoef, waar ook zijn grootvader reeds pachter was geweest.³ De eigenaren van Kattenbroek besloten in 1761 eerst een gedeelte van de boerderij, drie morgen land, te verkopen aan de eigenaar van De Schothorst. De boerderij met het overige land kwam in handen van de 31-jarige Hendrik Hendriksz Voskuilen, een kleinzoon van de erflater Jan Barten.4 In de loop der jaren kocht hij stukken land aan en geleidelijk breidde Kattenbroek zich uit.5 De familie boerde kennelijk goed. Hendrik Hendriksz Voskuilen was in 1761 getrouwd met Neeltje Aarts van Romen, die in 1733 op Calveen was geboren. Zij kregen zes kinderen.6 Neeltje overleed in 1793 en Hendrik in 1805. De nieuwe boer op Kattenbroek werd Geurt Teunisz van Weerhorst, die in 1797 met dochter Willempje Hendriks was getrouwd. Zij had de boerderij van haar ouders geërfd en was het enige kind dat getrouwd was. Uit hun huwelijk werden vijf kinderen geboren.7

De negentiende eeuw
Willempje en Geurt overleden beiden, nog geen 50 jaar oud, in 1809. Ze lieten vier dochters als jonge weeskinderen achter, de oudste elf en de jongste vijf jaar oud. De kinderen bleven op Kattenbroek wonen en met steun van de familie werd er doorgeboerd. Het moeten moeilijke tijden zijn geweest.
In 1822 trouwde de tweede dochter Maria op 22-jarige leeftijd met de even oude Jan Rijksz van de Grootevheen uit Nijkerk. Het jonge echtpaar woonde enkele jaren op de boerderij De Grote Veen te Nijkerk. Ze kregen samen negen kinderen.8 Maria’s oudste zus Neeltje trouwde in 1826 met de eigenaar en boer van Groot Emiclaer, de weduwnaar Toon Cornelisz Voskuilen. Hij was familie in de derde graad.
De twee niet getrouwde zussen, Hendrika en Anthonia, waren nu respectievelijk 24 en 22 jaar oud. Zij wilden niet op Kattenbroek blijven wonen na het huwelijk van Neeltje. Daarom werd er op 13 en 14 februari 1827 een erf huis gehouden om de roerende goederen te gelde te maken. In de loop van het jaar werd er ook besloten om over te gaan tot deling en scheiding van de gezamenlijke eigendommen. Dat gebeurde op 7 december 1828 bij notaris Vlieckx te Amersfoort. Het bezit was aanzienlijk. Het bestond uit de boerderij Kattenbroek; een boerderij op Calveen, verpacht aan Jan Barten Smink; de boerderij Boelenhoef aan de Heideweg en een woning op de Bik genaamd De Wortelpot (de twee laatste elk voor de helft). Voorts enkele percelen land op Zeldert en Duist. De totale omvang aan land was ca 75 ha. De onroerende goederen werden getaxeerd op een waarde van f 27.290 en aan contanten was ruim f 17.000 aanwezig. De moeite van het verdelen zeker waard! Na scheiding en deling van Kattenbroek kwam Maria er met haar echtgenoot Jan wonen.9 Hij had de boerderij van zijn schoonzuster Anthonia gepacht. Hendrika en Anthonia hadden ondertussen een stukje grond gekocht van Cornelis Tonen Voskuilen, boer van Langenoord. Dit lag tegenover de inrit van de oude kerk, nu Leo’s Oord. Hier lieten zij een huis bouwen. De zusters gingen er samen wonen.

Toen Hendrika in 1853 stierf, liet zij haar bezittingen na aan haar zus Anthonia, die in 1863 overleed. Blijkens haar testament had zij zes neven en nichten als haar erfgenamen aangewezen: drie kinderen van Maria en Jan Rijksz van de Grootevheen, Richard, Geurt en Wils, en drie kinderen van Neeltje en Toon Cornelisz Voskuilen, Cornelis, Geurt en Cornelia.10 De scheiding en deling van de goederen van de erfenis vond plaats bij notaris Van Diggelen te Zeist op 17 augustus 1865.” Richard, Geurt en Wils van de Grootevheen kregen, na bijbetaling, de hofstede Kattenbroek met 36 ha grond en het huis bij de kerk.12 Twee dagen na het overlijden van de erflater-tante was echter ook Richard van de Grootevheen overleden, zodat Wils en Geurt nu samen eigenaar van Kattenbroek waren. Hun vader was nog steeds pachter van de boerderij.

Het ontstaan van Oud- en Nieuw-Kattenbroek
In 1872 werd voor gezamenlijke rekening voor een bedrag van f 5826 een nieuwe boerderij gebouwd, Nieuw-Kattenbroek genoemd. Een jaar later vond bij notaris Van Werkhoven te Amersfoort opnieuw een deling en scheiding plaats van Kattenbroek. Geurt van de Grootevheen kreeg Nieuw-Kattenbroek en Wils van de Grootevheen Oud-Kattenbroek. Beiden kregen daarnaast 18 ha land. Geurt van de Grootevheen liet reeds een maand later, op 15 december 1873, bij notaris Van Werkhoven een testament opmaken. Daarin bepaalde hij dat zijn ouders Jan van de Grootevheen en Maria van Weerhorst zijn enige erfgenamen zouden zijn. Het testament werd thuis op Nieuw-Kattenbroek opgesteld. Mogelijk was Geurt ziek en daarom niet in staat om zelf naar de notaris te gaan. In ieder geval overleed hij twee weken later op 1 januari 1874, nog geen 50 jaren oud. Zijn hoogbejaarde ouders waren nu eigenaar van de boerderij Nieuw-Kattenbroek.

Nog geen twee weken later, op 12 januari 1874 gingen zij naar de pastorie en verkochten ten overstaan van notaris Van Werkhoven hun pas verworven bezit aan de Rooms-Katholieke parochie van Hoogland, waar op dat moment Hendrikus Johannes Pieck pastoor was. Jan en Maria gingen in het huis bij de kerk wonen. Maria overleed in 1874 en Jan in 1884, op de leeftijd van 84 jaar. De kerk verpachtte Nieuw-Kattenbroek achtereenvolgens aan Gerbrand van ‘t Klooster Toonsz, Geurt Voskuilen, Cornelis Schimmel en Piet Hilhorst. Op 10 mei 1940 werd de boerderij door oorlogsgeweld totaal verwoest, maar een jaar later herbouwd. Wim Hilhorst, de zoon van Piet Hilhorst, kocht de boerderij in de jaren ’50. Wils van de Grootevheen was in 1873 dus eigenares van Oud-Kattenbroek geworden. Ze was toen 44 jaar oud en ongehuwd. Samen met enkele knechten zette zij het bedrijf voort. De verkoop van Nieuw-Kattenbroek gaf veel onvrede bij Wils, zowel tegenover haar ouders als tegenover pastoor Pieck. Zij liet geen gelegenheid voorbij gaan om dat tot uiting te brengen. Bij de eerste jaargedachtenis van haar moeder gaf ze haar knechten opdracht om tijdens de Mis zoveel mogelijk bomen te kappen op Nieuw Kattenbroek. Acht eiken en zestien berken werden geveld. Op 16 december 1877 liet Wils bij notaris De Louter te Amersfoort haar testament opmaken. Uit ongenoegen en wellicht ook uit vrees dat haar vader haar nog zou overleven, benoemde zij haar knecht Jan Tondeur tot algemeen en enig erfgenaam. Voorvoelde Wils haar einde? Nog geen maand later, op 15 januari 1878 stierf zij op de leeftijd van 49 jaar. Haar vader probeerde nog het testament aan te vechten, maar zonder succes.

De dood van Wils betekende het einde van de relatie tussen Kattenbroek en de familie die de boerderij sinds 1695 in bezit had. Jan Tondeur was door het testament van Wils eigenaar van Oud-Kattenbroek geworden. Van de ene op de andere dag werd hij van eenvoudig knecht eigenaar van een niet onaanzienlijke boerderij. Ruim honderd jaar lang is de familie Tondeur eigenares van deze boerderij geweest.

Nawoord
Zowel Oud- als Nieuw-Kattenbroek bestaan inmiddels niet meer als boerderij. Samen met andere hoeven in de buurt werden ze wegens stadsuitbreiding van Amersfoort in de jaren ’80 verkocht en vervolgens gesloopt. Alleen een deel van de gebouwen van Oud-Kattenbroek is blijven staan en op het ogenblik eigendom van E.M.M. Schoonderbeek. Hij heeft bij de verbouwing het exterieur en de opkamer van de boerderij zoveel mogelijk gehandhaafd. De schaapskooi doet dienst als opslagruimte voor de nabijgelegen volkstuinen. De naam Kattenbroek blijft echter voortbestaan in de nieuwe woonwijk die rond het gebied van het oorspronkelijke Kattenbroek is gebouwd.

Noten
1 Jan Bartsz was in 1669 getrouwd met Evertje Cornelisse en woonde tot 1690 op de boerderij De Hoef te Hoogland. Daarna ging hij met vrouw en kinderen naar De Horst te Stoutenburg.
2 Hendrik Theunisz was jaren schepen van Hoogland en Emiclaer geweest.
3 De familie ging zich later ook Van de Hoef noemen.
4 Zijn broer Anthonie Hendriksz Voskuilen was al sinds 1750 boer op Langenoord.
5 In 1772 kocht hij het Tabaksland in de “Heye”, in 1784 land op de Langenoordse Eng, in 1786 land genaamd de Hoge Noord en een stuk grond genaamd het Oud Egen. Daarnaast kocht hij nog enkele percelen land in de polder.
6 Arnold (1763), Willempje (1764), Hendrika (1767), Hendrikus (1771), Hendrikus (1774) en Jantje (1777).
7 Neeltje (1798), Maria (1800), Hendrika (1802), Anthonia (1804) en Teunis (1806)
8 Richard (1823), Geurt (1825), Cornelia (1827, non in Den Bosch), Wils (1829), Johanna (1833, non in Den Bosch), Anthonius (1835), Hendrika (1838, non in Frankrijk), Maria (1840, non in Frankrijk) en Aaltje (1843). De eerste twee kinderen werden geboren in Nijkerk, de volgende in Hoogland.
9 De verdeling ging als volgt: Neeltje: ruim 13 ha grond en de helft van het huis op de Bik plus f 5.620 aan contanten; Maria: de boerderij op Calveen en 12,5 ha grond en f 6.245 contant; Hendrika: de helft van de hofstede Boelenhoef met nog wat percelen grond, in totaal 14,5 ha en f 5.225 aan contanten; Anthonia: de boerderij Kattenbroek met ruim 36 ha grond voor precies haar aandeel, namelijk f 11.095.
10 De kinderen van Maria en Jan Rijksz van de Grootevheen die in het klooster waren gegaan, kwamen in dit testament niet voor.
11 De erfenis bestond uit: de hofstede Kattenbroek met ruim 36 ha grond, enkele percelen land groot ruim 12,5 ha en het huis bij de kerk. De totale waarde van de bezittingen werd geschat op f 43.361.12 De drie kinderen Voskuilen kregen eerst samen f 2.000. Voorts kreeg Geurt 7 ha land en nog wat contanten, Cornelia 8,25 ha en Cornelis ƒ 5.289. Deze laatste was opzichter op een plantage en woonde te Soerakarta in Nederlands-lndië.