1996-4-2 De belevenissen van een Hooglandse dominee rond 1900

door NELLIE VAN VULPEN

In 1993 verscheen ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van de Hooglandse protestants-christelijke kerk aan de Ham het boek Samen op weg in een geherformeerde vrijplaats. Hierin wordt de geschiedenis van protestants Hoogland vanaf de Reformatie beschreven. De meeste aandacht is daarbij uitgegaan naar de ontwikkelingen van de afgelopen decennia.¹

De samenstellers van het boek hebben hun gegevens geput uit archieven, literatuur en vraaggesprekken. Op de literatuurlijst treffen we echter niet de memoires aan van ds J. Riemens. Hierin wijdt deze ook aandacht aan de periode dat hij in Hoogland stond, van 1901 tot 1908. Henk Poots schonk de Historische Kring Hoogland daarvan vorig jaar een fotokopie.² Riemens’ memoires zijn van belang voor ons, omdat ze een beeld schetsen van het Hoogland aan het begin van deze eeuw en de rol die Riemens er heeft gespeeld. Ze zijn ook een belangrijke aanvulling op Samen op weg.³

Op 17 maart 1901 werd ds Riemens op Hoogland bevestigd. Kort daarvoor was hij getrouwd en met zijn echtgenote in de pastorie van zijn nieuwe standplaats komen wonen. Riemens had de keuze uit diverse gemeenten, maar zijn voorkeur was uitgegaan naar Hoogland: gunstig gelegen ten opzichte van Rotterdam, waar hij vandaan kwam en waar zijn ouders woonden, en Utrecht met zijn ‘vriendelijke kerkeraad en kerkvoogdij’. Bovendien was Hoogland in zijn ogen idyllisch gelegen, met een vredige kerk en een aantrekkelijke tuin met vruchtbomen. De Hooglandse hervormde gemeente, waartoe ook Liendert en Hooglanderveen behoorden, was arm. Hoogland was een rooms-katholieke enclave in een overwegend protestants gebied. De Hooglandse boeren waren vrijwel allen katholiek en het waren hun knechten die veelal tot de protestants-christelijke gemeenschap behoorden. Ook waren er nogal wat protestanten als arbeider werkzaam in Amersfoort.4 Riemens kon dan ook niet rekenen op een hoog salaris. Elders had hij een tractement van zo’n f 1500 per jaar kunnen krijgen, in Hoogland zou dat niet meer dan f 900 zijn met een kleineaanvulling uit een synodaal fonds. Gelukkig waren zijn ouders bereid een financiële bijdrage te leveren.

De hervormde gemeente Hoogland bestreek een groot oppervlak. De gemeente ‘strekte zich uit tot een buurt, 10 minuten gaans van de kerk te Hoevelaken en 1 1/2 uur gaans van onze kerk’. Het merendeel van hen kwam te voet. Voor de zondagse kerkdienst moesten zij al vroeg op weg. Sommigen namen brood mee, omdat zij anders niet in staat waren de tweede dienst ‘s middags bij te wonen. Slechts een enkeling kwam met paard en wagen, zoals de burgemeester en de dokter. Fietsen waren nog zeldzaam; bovendien gold fietsen toen als een verstoring van de zondagsrust.
De hervormde geloofsgemeenschap is altijd tamelijk liberaal van karakter geweest. Dat vinden de samenstellers van Samen op weg nogal opmerkelijk, gezien het orthodoxe protestantisme in de regio. Je zou eerder verwachten dat de protestantse minderheid strenger in de leer zou zijn. Niets is minder waar. De kerk aan de Ham vervulde binnen de regio de functie van een ‘kerkelijke vrijplaats’. Wie in zijn eigen kerk niet terecht kon, voor bijvoorbeeld het dopen van zijn kinderen, kon altijd een beroep doen op de kerk van Hoogland. Hoogland moet daarom ook in dit opzicht een aantrekkelijke plaats voor ds Riemens zijn geweest. Uit zijn memoires blijkt dat hij niets moest hebben van starheid en scherpslijperij. Riemens beschouwde ‘de gereformeerde beginselen te veel vermengd met kerkelijke flauwigheden: het niet-zingen van gezangen, het nadrukkelijke gebruik van de stomme E en dergelijke’. Niet alle gelovigen deelden zijn opvattingen hierover. Het behoudende deel hield vast aan de psalmen en stond afkerig tegenover de moderne gezangen. Riemens wist van een gezin waarvan de vader er ook niets van moest hebben. Hij verhaalt hoe hij met zijn vrouw tijdens de zondagsschool willens en wetens een gezang op het rooster had gezet: ‘Ondeugend genoeg hebben we voor de kindertjes van onze conserva-tieveling, toen gezang 209 op het rooster stond, het cijfer weggeknipt. Het kwam toch uit en de dominee ‘kreeg een uitbrander wegens deze nieuwigheid’. Later vestigde zich een boer uit Putten op een grote boerderij op Hoogland. Hij wilde wel plaatsen huren in de kerk, maar onder de voorwaarde dat de gezangen van het bordje zouden verdwijnen. Riemens weigerde deze eis in te willigen, met als argument dat deze gezangen nu eenmaal tot de Hooglandse traditie behoorden. De boer nam de plaatsen niet.

Een apart probleem was dat er maar weinig leden aangingen aan het Avondmaal.Velen vonden dit immers alleen bestemd voor hen die van zichzelf wisten dat ze bekeerd waren. Bij de acht personen die deelnamen aan Riemens’ eerste Avondmaalsbediening waren zijn vrouw An en twee van de vier ambtsdragers. Dat zelfs een ouderling dan uit de kerk wegbleef was toch nauwelijks een goed voorbeeld te noemen. Riemens won daarom advies in bij zijn vader, die ook predikant was. Deze stelde voor om de bewuste ouderling te vragen de gemeenteleden samen te bezoeken en uit te nodigen voor het Avondmaal, zo kon ook die ouderling niet wegblijven. Inderdaad ging het daarna beter met het Avondmaal. Geleidelijk won de nieuwe dominee het vertrouwen van zijn gemeente. De gelovigen waren ook wel bereid een oogje dicht te doen; de dominee was immers nog jong. Als hij maar geregeld op huisbezoek kwam, zouden zij wel in de kerk komen. Ook conservatieve psalmenzingers kwamen ondanks de ‘ketterijen’ van de dominee voortaan trouw naar de kerk.

Het afleggen van huisbezoeken was een tijdrovende aangelegenheid. De afstanden binnen de gemeente waren groot en alles moest te voet gebeuren. Maar al enige maanden na zijn aanstelling had de nieuwe dominee alle gelovigen bezocht. Een paar jaar later kreeg hij een fiets cadeau: ‘Ik ging dan met een paar boterhammen in de zak, ‘s morgens om half tien er van door, dwaalde op landwegen langs boerderijen en arbeiderswoningen en kwam eerst tegen 6 uur terug.’ Onderweg ontmoette hij allerlei mensen met wie hij gesprekken voerde. Enkele daarvan heeft hij ook opgetekend. Zo sprak hij eens met een man met een lange baard, die hem vertelde dat hij niet naar de kerk kwam, omdat deze te kapitalistisch was. De burgemeester zat vooraan op de mooiste plaats en wie geen geld had, moest genoegen nemen met slechte plaatsen. Riemens moest de man wel gelijk geven; vooral voor wat betreft de ‘grote-stadskerken’ was de klacht terecht, Maar in zijn kerk was dat volgens hem niet het geval; de burgemeester zat hier juist achterin. Riemens verhaalt hoe hij met hulp van de zoon van molenaar Ebing een ‘Jongelings- vereniging’ oprichtte, de Christelijke Jongelingsvereniging David. Volgens Samen op weg gebeurde dat in 1903. Deze vereniging was uitsluitend voor jongens vanaf vijftien jaar.6 Jammer dat Riemens er verder niets over zegt, zeker gezien het feit dat van de begintijd geen verslag bewaard is gebleven.

In Hooglanderveen was ds Riemens al direct begonnen met het organiseren vanbijbellezingen voor ouderen. Voor hen was de afstand naar de kerk aan de Ham wel erg bezwaarlijk. Riemens vertelt over die eerste, onvergetelijke avond in november 1903: ‘Horlogemaker Rooke, die dicht bij de pastorie woonde, was gewapend met een grote dievenlantaarn, mijn trouwe begeleider. Langs eenzame landweggetjes over “de Liendert” liepen we meer dan een uur ver naar de hoeve.’ De bijeenkomsten vonden plaats op de boerderij van kerkvoogd Van den Hoef, gelegen aan de huidige Verbindingsweg.”7 Hij stelde zijn deel beschik- baar voor het houden van bijbellezingen. Hier stonden dan zo’n 40 in de buurt verzamelde stoelen opgesteld. ‘Een verhoogd plankier deed dienst als kansel, (…) Er waren ook belangstellende koeien, die gelukkig al spoedig tot rust kwamen, maar de volgende keren toch verwijderd werden als zijnde ongenode gasten. De bijbellezingen werden gehouden tussen november en Pasen en begonnen om kwart over vijf. Er was in die dagen nog geen wegverlichting. Daarom vonden de bijeenkomsten plaats bij eerste kwartier en volle maan, op twee woensdag-avonden per maand. De deel was schaars verlicht, zodat de teksten niet goed te lezen waren. Daarom kregen de bezoekers alleen bekende liederen te zingen. De bijbellezingen bleken een groot succes. Bij goed weer kwamen zelfs enkele rooms-katholieken meeluisteren.

Tot zijn afscheid in 1908 heeft Riemens deze avonden voortgezet.Vanwege de grote afstanden namen ook begrafenissen vanuit Hooglanderveen veel tijd in beslag. Riemens herinnert zich een zo’n begrafenis: ‘Er kwam een grote open boerenkar voor, daarop werd de kist geplaatst, waarop vier klaagvrouwen in het zwart gekleed plaatsnamen. De stoet stelde zich dan in beweging achter de langzaam rijdende wagen en men liep in ongeveer anderhalf uur langs het kerkdorp naar de begraafplaats Koelhorst.’ Samen op weg noemt Riemens ook als initiatiefnemer van de evangelisatie-vereniging Het Veen in 1908. Riemens zelf spreekt daar vreemd genoeg niet over. Hij vermeldt evenmin dat hij in 1925 het nieuwe stenen lokaal officieel in gebruik mocht stellen.

De Hooglandse hervormde gemeenschap had in Riemens een dominee die zich niet uitsluitend met kerkelijke aangelegenheden bezighield. Hij was zeer geïnteresseerd in de natuurwetenschappen. Als persoonlijke liefhebberij hield hij vanaf 1902 dagelijks de metereologie bij, door drie keer per dag de temperatuur en de barometerstand af te lezen. Hij las de werken van Calvijn, maar was het niet eens met diens rigide opvattingen over andersdenkenden. Ook verdiepte Riemens zich in de relatie tussen geloof en wetenschap. Hij was lid van een Utrechtse theologenkring, die hij eens per maand per fiets bezocht. Daarnaast publiceerde hij regelmatig. In 1908 liep Riemens’ tijd in Hoogland af. Er waren wel vaker ‘hoorders’ in de kerk verschenen, maar Riemens werd óf niet gunstig beoordeeld óf hij zag zelf af van een beroep. Mei 1908 kwamen er vijf ‘hoorders’ uit Dedemsvaart en in juni van dat jaar werd Riemens opnieuw beroepen. Ditmaal nam hij het aan en verloor Hoogland een interessante inwoner. Gelukkig hebben zijn memoires hem voor ons ‘behouden’.

Noten
1 W.C. Nijboer en L. Haverlach-de Weerdt, Samen op weg in een geherformeerde vrijplaats. Heden en verleden van de protestants-christelijke gemeenschap in Hoogland (Hoogland 1993)
2 J. Riemens, Hoogland 1901-1908. Gedeelte uit de memoires van ds J. Riemens, hervormd predikant in de genoemde periode. Fotokopie van ongepubliceerd typoscript, 34-44.
3 Zo melden Nijboer en Haverlach op pag. 43 ten onrechte dat Riemens per trein van Liendert naar Hooglanderveen reisde. Hun bron daarvoor was mondelinge overlevering.
4 Nijboer en Haverlach, 33
5 Idem, 24
6 Idem, 27
7 Met dank aan Gijs Hilhorst, die voor mij in het Gemeentearchief van Amersfoort heeft uitgezocht waar kerkvoogd van den Hoef moet hebben gewoond. Uit de gegevens van de Burgerlijke Stand en het Bevolkingsregister blijkt, dat hij gewoond heeft aan de huidige Verbindingsweg 2. Op dit adres woont tegenwoordig de familie Schotsman
8 Nijboer en Haverlach. 43-44