door JAN VAN DE BOOM EN GERARD POMMER
In de vaderlandse geschiedenis staat het jaar 1672 bekend als het rampjaar: de regering was radeloos, het land reddeloos en het volk redeloos. In dat jaar verklaarden Frankrijk, Engeland en de prins-bisschoppen van Keulen en Munster de oorlog. Een grote legermacht viel in april 1672 de Republiek vanuit het oosten binnen en slaagde erin een groot gebied te bezetten. Na de val van Naarden en Amersfoort capituleerde de stad Utrecht in juni van dat jaar(1).
Oorlog betekende veel ellende voor de plaatselijke bevolking. Het uitbetalen van soldij liet vaak te wensen over, zodat de soldaten aan het roven en plunderen sloegen. Ook het toenmalige Hoogland ontkwam hieraan niet. De bevolking van Bunschoten(2) en Spakenburg was voor een groot deel naar Edam gevlucht.
Het archief van het gerecht Hoogland vermeldt een transactie uit het jaar 1697.(3) Het betreft de overdracht van een perceel land van het erf de Zandhaar (de tegenwoordige boerderij ‘t Klooster aan de Calveenseweg). Dit perceel lag naast een huis dat de Koekoek wordt genoemd en dat in de oorlog was verbrand. Deze opmerking over de Koekoek wordt in een latere transactie uit 1720 nog eens herhaald. De Zandhaar was overigens eveneens in de oorlog verbrand. Mogelijk was de sloop van het huis de Fijen Geer, ofwel de Fijne Geer, begin jaren 1670 eveneens het gevolg van de oorlog.(4) Onder welke omstandigheden dit gebeurde wordt niet vermeld.Dat oorlog en bezetting zich wel degelijk liet gevoelen, blijkt uit andere archiefstukken.(5) De inning van pachten en andere gelden werd door de bezetting ernstig bemoeilijkt. Landpachten konden niet worden geïnd ‘door den oorlog ende overval der francoisen, die ‘t genieten van de vruchten belet hebben’ en de ‘ongelden van verscheidene percelen land’ zijn niet betaalt, ‘vermits het vertrek voor date van ‘t overgaan der stadt Amersfoort aen de Coninck van Vranckrijck’. Ook andere zaken kwamen in het gedrang: ‘over de jaere 1672 zijn er geen schouwe gevoert door de invasie ende onveilichheyt van de Fransche militie’.
In juli 1672 kwamen de bestuurders van de gerechten Hoogland en Emiclaer bijeen om te inventariseren wat nog oogstbaar zou zijn.(6) Het voer voor de paarden van het bezettingsleger was bij de boeren ter plaatse van het land gehaald. Nadat het Franse leger Amersfoort had ingenomen, was een deel van de troepen naar Hoogland en Emiclaer getrokken en had daar tarwe, boekweit en hooi ‘dagelijcx met grote quantiteyt, eerst met paerden, ende daarnae met huysluyder wagens wech gehaelt’. Daarbij was ook de rogge en de haver vernield. Deze gewassen waren bedoeld voor het eigen vee en men vreesde nu dat er een groot tekort aan zou ontstaan “ende bijgevolge deselve gebreck ende honger lijden sullen, alle ‘t welcke Godt Almachtich genadelickbehoeden will.’ Daarbij kwam dat Amersfoorters bouw- en hooiland hadden in het gerecht Hoogland. Wat van het graan en het hooi was overgebleven eisten ze voor zichzelf op.
In Duist, de Haar en Zevenhuizen was het niet veel beter gesteld. Ook hier kwamen in dezelfde tijd de bestuurders bijeen om de ontstane situatie te bespreken. Onder dwang was hier het hooi dagelijks met paarden en wagens weggehaald ‘tot voeragie van de paerden, en de beesten in ‘t leger van de fransche ruyters, binnen en buyten de gemelde stadt Amersfoort gelegen’.(7)In Overduist en Zevenhuizen was door de extreme droogte in het voorjaar de ingezaaide haver niet ontkiemd en ‘daerdoor in de aerde versmacht’. De rest van het graan was deels weggehaald door de Franse en Munsterse ruiters die van Nijkerk kwamen. Een ander deel was vernield doordat de paarden van de vijandelijke legers de akkers hadden platgetrapt. En alsof dat nog niet genoeg was waren in de wanorde de hekken niet gesloten. Zo had het eigen vee vrije toegang tot de bouwlanden gehad en nog meer schade aangericht. Men vreesde een groot tekort aan veevoer ‘tot haerluyder ende der ingesetenen grote schade, en bedroeftheyt, ende bijgevolge strecken sall tot sobere voeragie voor der selver beesten’.De afloop van deze gebeurtenissen is ons niet bekend. We weten niet of en hoe de boeren de problemen met de voedselvoorziening voor hun vee hebben opgelost. De Franse, Keulse en Munsterse troepen zouden pas einde 1673 uit de Republiek vertrekken. Zolang de bezetting duurde, zullen de legers de boeren in de omgeving gedwongen hebben te leveren wat zij voor zichzelf nodig hadden.
Noten
1 Zie verder I. Schöffer, H. van der Wee en J.A. Bomewasser, De lage landen van 1500 tot 1780(Amsterdam/Brussel 1978)
2 H.A. Burgman-Feenstra en J.H.M. Putman, Van wee bin jie der één? (Bunschoten/Spakenburg 1983). In mei 1940 gebeurde dit opnieuw, nu samen met Hoogland
3 Gemeente-archief Amersfoort, archief van het gerecht Hoogland nr. 777 map 1147-27
4 De Fijne Geer was gelegen aan de Bunschoterstraat ter hoogte van de nieuwe Rondweg-Noord.
5 J.F.X. van den Berg (ed), Het archief van het zeer oude en voorname Collegie van de Malen op het Hoogland buiten de stad Amersfoort III (Den Haag 1898), rekeningen 1668-1708
6 Gemeente-archief Amersfoort, archieven van de gerechten van Hoogland en Emiclaer nr. 776
7 Idem, archief van het gerecht van Duist, de Haar en Zevenhuizen nr. 571