door Gerard Pommer
Gegevens uit doop-, trouw- en gerechtelijke archieven kunnen ons soms een aardig inzicht geven in de handel en wandel van mensen uit het verleden. Een voorbeeld daarvan is Ebeltje Zandhaar, die leefde in de tweede helft van de zeventiende eeuw. Maar eerst iets over de naam Zandhaar. De familienaam Zandhaar is afgeleid van een boerderij met die naam. Deze was gelegen op de hoek van de Calveenseweg-Hogesteeg en is in 1809 afgebrand. Op dezelfde plek werd een nieuwe boerderij gebouwd, ‘t Klooster. Hier woont nu de familie Van Middelaar. Uit zeventiende-eeuwse koopakten blijkt dat de Zandhaar voor de ene helft een vrij allodiaal goed was en voor de andere helft leenroerig aan de Paulusabdij te Utrecht. Bij een allodiaal goed had de gebruiker het in volledige eigendom, in tegenstelling tot een leenroerig goed, waar hij bepaalde rechten en plichten ten opzichte van de eigenaar had.
De Zandhaar wordt voor het eerst genoemd bij een huwelijk in 1639. In dat jaar trouwde Klaas Gerritsz uit Hoogland met Truitje Jacobs uit Nijkerk.
Uit dit huwelijk werden vijf kinderen geboren: Ebeltje, Gerrit, Jacob, Simon en Geert je. Klaas Gerritsz was armmeester en schepen op Hoogland. In 1664, toen hij opnieuw tot schepen was gekozen, overleed hij. In 1668 werd de boerderij op verzoek van de kinderen verkocht. De twee oudsten waren toen meerderjarig, de drie jongsten werden als minderjarigen vertegenwoordigd door hun oom.
Ebeltje (in de archieven meestal Hebeltgen) was dus de oudste dochter van Klaas Gerritsz van De Zandhaar. Wanneer zij is geboren is niet bekend. Als we aannemen dat zij bij haar eerste huwelijk in 1664 tussen de 20 en 25 jaar oud was kan dat rond 1640 zijn geweest. Ebeltje trouwde met Jan Jansz Ketel. Hij is waarschijnlijk haar buurjongen geweest, want zijn naam verwijst naar de heuvel Ketel aan deHogesteeg. Jan was inmiddels boer geworden van de malenhoeve Nieuwe Hoef, anderhalve km verderop. Deze boerderij was later bekend als de Nieuwe Hooft en lag 150 meter van de vroegere Emiclaerseweg (nu halverwege de Dudokstraat). Tot de afbraak voor de stadsuitbreiding woonde daar de familie Tondeur. Ebeltje trok ook in de Nieuwe Hooft en zou er tot haar dood blijven wonen. Uit dit huwelijk werd in 1666 haar eerste en enige kind geboren, een dochter, Geertruid genaamd.
Tien jaar na Ebeltjes huwelijk blijkt haar eerste man te zijn overleden. In 1674 hertrouwde zij immers als weduwe met Thonis Klaasz van Calveen. Haar nieuwe echtgenoot had klaarblijkelijk al een paar kinderen: in de registers van het familiegeld uit 1675 staat vermeld dat zij drie kinderen hadden, waarvan de oudste negen jaar was. Ook dit tweede huwelijk was geen lang leven beschoren, want tien jaar later, in 1685, huwde Ebeltje met Herman Melisz van Liender. Ebeltje had weinig geluk met haar echtgenoten: bijna negen jaar later, in 1694, volgde haar vierde huwelijk, ditmaal met Jacob Gerritsz. Tussen het vierde en vijfde huwelijk zat nog minder tijd: binnen drie jaar, eind 1696, trouwde Ebeltje met Breunis Gijsbertsz, een weduwnaar uit Eemnes Buitendijks. Breunis had zelf al drie huwelijken achter de rug. Dit keer zou Ebeltje haar echtgenoot niet overleven. Vóór 1715 overleed zij. Haar vijfde echtgenoot trouwde in dat jaar zelf ook voor de vijfde keer.
Als Ebeltje rond 1640 werd geboren dan moet zij bij haar laatste trouwpartij tussen de 50 en 55 jaar oud zijn geweest. Men kan zich afvragen waarom zij steeds weer opnieuw in het huwelijk trad. De veronderstelling dat zij wellicht uit armoede trouwde gaat hier niet op. Dat blijkt uit de huwelijkse voorwaarden die werden opgesteld in 1697, drie weken voor haar laatste huwelijk. De bruidegom bracht f llOO aan ‘gerede penningen’ in en ‘paarden, beesten, coorn, hoy, verckens, schapen, wagens, ploegen, inboedel en huysraet, alle ‘tgene tot bouwerijen en koer houden behoort’. De bruid bracht een obligatie van f lOOO in, f 2000 aan geld en een morgen land in Zevenhuizen. Zij beloofde daarnaast haar inwonende nicht Hendrikje Thonis een huwelijksgift van f 200. Noch Ebeltje, noch haar aanstaande echtgenoot waren dus zonder middelen.
Toen Breunis Gijsbertsz hertrouwde bleef hij op de Nieuwe Hooft wonen. Hij werd zodoende de stamvader van de Van de Hovens op Hoogland. Voordat hij in het huwelijk trad vond er een scheiding van goederen plaats tussen hemzelf en zijn stiefdochter Geertruid, het enige kind van Ebeltje Zandhaar. Zij was getrouwd met Steven Teunisz Kuijer en woonde op Netelenburg. De boedelscheiding was het gevolg van de slechte verstandhouding tussen Geertruid en haar stiefvader: ‘dat sijlieden niet genegen waren langer met de anderen in eenige gemeenschap te leven maar met den anderen te treeden tot eene finale scheidinge, schiftinge en deylinge voorn. goederen en boedels’.
Geertruid deed afstand van haar moeders nalatenschap in ruil voor kwijtschelding van de verscheyde capitalen’ die zij haar stiefvader schuldig was. Breunis Gijsbertsz nam ook een schuld van f 200 van haar over en hij nam nu de begrafeniskosten van haar moeder (zijn vrouw!) voor zijn rekening. Binnen acht dagen moest hij Geertruid haar kleren en het goud en zilver van Ebeltje overdragen. Verder had Geertruid nog recht op ‘ses van de beste slaaplaackens en het beste tafellaacken’. Breunis Gijsbertsz kreeg in ruil daarvoor alle goederen van de boedel in volkomen eigendom, soo oock op ‘t veld, als in de bergh en op zolder, koeyen, paarden, hoy, stroy, vlees, speck, schapen, verckens, verder bouwen touw gereedschappen, inboedel en huysraad, soo van koper, tin, linnen, wollen als geene goederen uitgesonderd’,
Ebeltje Zandhaar was misschien een gewone vrouw, maar haar vijf huwelijken hebben in ieder geval onze aandacht getrokken.
Verantwoording:
Gemeente-archief Amersfoort: DTB, archief gerecht Hoogland inv.nr. 4 (memoriaalboek 1644-’54), register familiegeld 1675, transportakten 1653-’97, notariele archieven 1697 en 1715
Eemlandse klappers op doop-, trouw- en begraafregisters
Genealogische gegevens van Jan van den Boom, Emmeloord
Gegevens over de Zandhaar van de huidige eigenaar, Kees van Middelaar.