1997-1-4 Opgravingen in Hoogland brengen talrijke vondsten aan het licht

door Nellie van Vulpen

Eind 1996 verschenen twee afleveringen van de Archeologische Kroniek van de
Provincie Utrecht. De eerste dateert van 1976 en bestrijkt de periode 1970-’71. Daarna bleef het jarenlang stil en eerst in de jaren tachtig werd de reeks hervat. De tussenliggende jaren waren echter door omstandigheden nog steeds niet aan bod gekomen. Met de uitgave van de kroniek over 1970-1979 heeft men de leemte opgevuld. Het nummer is sober uitgevoerd en de berichtgeving is beknopt gehouden.

Het nieuwste nummer van de kroniek (1988-’89) daarentegen is fraai uitgevoerd en de artikelen zijn op aantrekkelijke wijze gepresenteerd.
De redactie is afgeweken van de gebruikelijke presentatie. Voorheen beschreef de provinciaal archeoloog de opgravingen. Nu zijn het de opgravers zelf die hun verhaal vertellen. Uitgangspunt is daardoor iets van de sfeer van een opgraving aan de lezer over te brengen. De redactie heeft zich tenslotte niet willen beperken tot louter verslaggeving over de opgravingen. Doel was ook opgravingen in een bredere context te plaatsen; wat is de
betekenis van bepaalde vondsten en wat zijn de gevolgen ervan?
In de uitgave die de opgravingen uit de jaren zeventig bestrijkt komt Hoogland nauwelijks ter sprake. Rond 1975 werden in de wijk Bieshaar-Zuid enige middeleeuwse vondsten gedaan. Een proefgraving bij boerderij Kattenbroek leverde geen vondsten van betekenis op. Hoe anders was de situatie daarna. De uitbreiding van Amersfoort op Hooglands grondgebied bood (stads)archeologen een unieke gelegenheid in de bodem op zoek te gaan naar sporen uit het verleden. Het uitbreidingsgebied van Kattenbroek, Schothorst
en Zielhorst vormden eind jaren tachtig hun werkterrein. Het bouwrijp maken van het gebied zou het bodemarchief ernstig verstoren en verder onderzoek onmogelijk maken.

De hoeve Emiclaer, zo wordt verondersteld, moet een belangrijke rol hebben gespeeld in de vroege Hooglandse geschiedenis. Uit opgravingen ter plaatse kwam naar voren dat de bewoners zeker welgesteld moeten zijn geweest. Maar de vondsten hadden alle betrekking op latere eeuwen. De resultaten van de opgravingen leidden tot de conclusie dat het middeleeuwse Emiclaer niet op dezelfde plek heeft gelegen als het latere Emiclaer, dat pas in de 17e eeuw werd bewoond. De archeologen zochten verder op de plaats van het inmiddels gesloopte Klein-Emiclaer. Ook hier vond men niet wat men zocht, maar het zoeken werd wel anderszins beloond. Men ontdekte dat de Heideweg minstens uit de 14e eeuw moest dateren. De opgravingen laten zien hoe bouw-activiteiten het bodemarchief grondig kunnen verstoren. De rigoureuze sloop van de boerderij De Oude Hoef heeft sporen van vroegere bewoning vernietigd. Daardoor moest men dieper graven en dat leidde toch tot een aantal interessante vondsten. De opgravingen hier tonen aan dat dit gedeelte van het oude Hoogland al in de Karolingische tijd (750-900) werd bewoond. Men vond zelfs aardewerkscherven die men tot de vroegste in het Amersfoortse gebied kan bestempelen. Een vondst die de archeologen zeer verraste was die van een aantal primitieve schoenen, de Bundschuh. Deze waren nog maar in twee andere plaatsen in Nederland gevonden. Het bijzondere is nu dat dit type schoen ook in een veel latere periode is gedragen dan tot dusver was gebleken. Ze waren bekend van de prehistorie tot het einde van de
Karolingische periode, maar nu ook uit de 12e en 13e eeuw.

Opgravingen in Kattenbroek en Zielhorst bracht sporen van nog oudere datum aan het licht. In Kattenbroek bleek dat er al heel vroeg sprake was van landbouw op de dekzandrug. De archeologen vonden hier dan ook resten van prehistorische boerderijen. Kattenbroek blijkt al sinds de IJzertijd (700 tot 0 voor Christus) bewoond te zijn. De archeologen kregen aan de hand van de opgravingen een aardig beeld van het soort boerderijen dat hier moet hebben gestaan. Van alle hier genoemde opgravingen blijken de bodemvondsten van Zielhorst de oudste(Mesolithicum, 8000-3500 v.Chr.). De meeste sporen dateren echter uit de IJzertijd. Ook in Zielhorst blijkt de bodemgesteldheid een belangrijke factor te zijn geweest: hoger gelegen grond voor de landbouw en lager gelegen grond geschikt voor de veeteelt. De bodem bevatte andermaal een verrassing voor de archeologen: Romeins aardewerk. Dergelijke restanten treft men zelden aan in het gebied ten noorden van de Rijn. Alles bijeen bevat de Archeologische Kroniek een schat aan informatie die ook lees-
baar is voor de geïnteresseerde leek (en niet alleen over Hoogland). Voor veel(geboren) Hooglanders zal het wellicht een wrange gedachte zijn dat de hierboven genoemde opgravingsresultaten slechts mogelijk waren doordat men waardevolle bestaande zaken ging slopen.

Archeologische Kroniek van de Provincie Utrecht over de jaren 1970-1979 (Utrecht 1996) en Archeologische Kroniek Provincie Utrecht 1988-1989 (red. D.H. Kok, S.G. van Dockum en F. Vogelzang, Utrecht 1996).
Wie nog geen abonnement heeft op de kroniek (f 5,- per nummer) kan zich opgeven bij Ria Hilhorst (463 1825).