De Hamseweg van 1905 tot 1955,
huisje voor huisje (deel 1)
Truus Kok-Lasseur

In de vorige Bewaarsman verscheen een artikel over de Hamseweg aan het begin van deze eeuw, gebaseerd op de herinneringen van mevrouw M van Putten-Rooke. Zoals de lezer zich wellicht nog herinnert, beschreef mevrouw Van Putten slechts een deel van de Hamseweg. In dit nummer willen wij aandacht besteden aan de Hamseweg vanaf de spoorwegovergang op wat nu de Hooglandseweg heet tot aan de Schothorsterlaan. De volgende keer volgt dan het overige deel tot aan de Tolick. Bovendien bestrijkt dit verhaal de periode van het begin van deze eeuw tot in de jaren vijftig. Ik heb de heren Henk van Noordenburg (1904) en Frans Pommer (1915) bereid gevonden hierover te vertellen. Lou Ebing, zijn echtgenote Ali, zijn nicht Jo Speelberg, Gerard Pommer en nog vele anderen hebben mij eveneens geholpen bij het tot stand komen van mijn verhaal. Ik wil ze daarvoor bedanken. Aangezien mijn gegevens niet volledig zijn, zijn correcties en aanvullingen ook nu weer welkom.
Het eerste huis direct tegen de spoorlijn, vanaf Amersfoort gezien links, was een dubbele woning. In de eerste woonden de gezusters Davids. Aannemer Lensing bouwde omstreeks 1930 op deze plaats met behulp van de architect Joop Blom een nieuw huis. Achter zijn woning had hij een werkplaats en een opslagterrein. In het tweede huis woonde rond 1920 Frans Ruitenberg, zoon van Bart Ruitenberg. Hij was gehuwd met de Hooglandse molenaarsdochter Marie Ebing. Ruitenberg had hier een houthandel met een zagerij, die zich tot aan de Koppel uitstrekte. Het hout werd in de winter op openbare verkopingen van de hand gedaan. Het werd verwerkt tot hooibergroeden, polderhout zoals dampalen en schoeipalen, kozijnen, dorpels en dergelijke. Op het terrein achter de woning stond van ongeveer 1470 tot 1883 op een terp een windkorenmolen. Beide woningen, met de erbij horende grond, werden later verkocht aan de familie Van Heugten. Deze bezat aanvankelijk een viltfabriekje aan de Kopersteeg nabij de Liniedijk. Deze dijk behoorde niet tot de zogenaamde Grebbelinie, maar werd door de gemeente Amersfoort gebruikt als vuilstortplaats. In 1995 zijn de huizen van Lensing en Ruitenberg gesloopt vanwege uitbreiding van het spoorwegnet. Tegenover deze woningen stond eerst eenbaanwachterskeet. Daarnaast een vrijstaand huis waar eerst de weduwe van Klaas Schoonderbeek en later een kleinzoon heeft gewoond. Dan volgde een rijtje van acht arbeiderswoningen met leilinden er voor. In deze rij woonden destijds onder anderen de families Van Gasteren, Tanuninga, Meinten(knecht bij hiervoor genoemde Ruitenberg), Muis en Poort. Eigenaar van deze woningen was aannemer Lensing van de overkant. In de richting van de Liniedijk/Kopersteeg, links vanuit Amersfoort gezien, stond nog een vrijstaand huis dat werd bewoond door de families Van Gulik en Eck. In de bijbehorende schuur werden met de hand bezems, stoffers en borstels gemaakt. Daarnaast zat boer Versteeg.
Tegenover de Liniedijk/Kopersteeg, aan de kant van Versteeg, stond een dubbel huis bewoond door de families Van Huik en Kuijer. Hendrik Kuijer had een café, en was melkboer. Van Huik en Versteeg waren trouwens melkventers. Verderop aan dezelfde kant stond huize de Peppel, waar rond 1925 de architect Bart Ruitenberg woonde. Daarnaast zaten in een dubbele woning de families De Vries en Van Dommelen. Tegenover de Peppel liet de eerder genoemde Lensing rond 1937 een nieuwe dubbele woning bouwen, nu Hooglandseweg 123 en 125. Aan de ene kant woonde Everard van Dijk, gemeentesecretaris van Hoogland, aan de andere kant ging hijzelf wonen. Een deel van zijn familie bleef in de oude woning; waarschijnlijk betrof dat zijn moeder. Daar waar nu de Hogeschool van Utrecht staat, voorbij eerder genoemde huize de Peppel, stond vroeger een oude dubbele woning. In 1916 werd deze bewoond door de families Van Nimwegen en Groenestein. Later werd deze aangekocht door Co van Drie, boomkweker van beroep en grondlegger van Tuintoko Van Drie, nu Intratuin. Hij bouwde er een nieuw huis dat in de oorlog verbrand is en daarna weer werd opgebouwd. In mei 1940 zijn trouwens alle gebouwen tussen de Liniedijk en de Schothorsterlaan door het Nederlandse leger in brand gestoken. Men wilde zodoende een vrij schootsveld creëren. Alle gebouwen die aan dit deel van de Hamseweg staan, dateren dan ook van na de Tweede Wereldoorlog. In totaal zijn er op Hoogland ruim 170 gebouwen in brand gestoken.
Verderop maakte de Hamseweg een scherpe bocht naar rechts. Ongeveer halverwege deze bocht en Ko van Drie was rechts een lange oprijlaan, richting het buurtje de Koop. Deze oprijlaan van zo’n 400 meter hoorde ook bij de Hamseweg. Aan het eind stond een boerderij waar Albertus van Noordenburg woonde met zijn zoon; hij was een oom van Henk van Noordenburg. Eind jaren dertig werd het kanaal gegraven tussen Van Drie en de oprijlaan richting de Koop. Voor de bocht lag eerst een villa, gebouwd rond 1935. Hier woonden de families Pijl en Nieuwenhuizen. Daarna kwam de Oude Tol van de weduwe van Aart Kuijer, Catharina Blom. Zij was door de burgemeester van Hoogland als tolgaardster aangesteld en werd dan ook wel Trijn Tol genoemd. Aart Kuijers ouders hadden geboerd op Kouwenhoven bij Coelhorst; zelf had hij buiten Hoogland gewoond. Hun zoon Teunis was getrouwd met Aal, de dochter van de eerder genoemde Klaas Schoonderbeek. Een tweede zoon, Hendrik, is ook al genoemd. Hun dochters Griet en Eef trouwden met Gradus en Jan Pommer. Mevrouw Van Putten-Rooke kwam als jong meisje veel in deze buurt. Zij vertelde mij ooit hoe zij in 1916, toen Hoogland en omstreken door een grote overstroming werden geteisterd, voor het opkomende water uit naar Hoogland was gelopen en dat men haar niet wilde geloven toen ze waarschuwde dat het water er aan kwam. In de jaren dertig woonde de familie Van Moorselaar in de Oude Tol. Voor de Tweede Wereldoorlog bestond er nog een buurtvereniging “De Oude Tol”. Eenmaal per jaar maakte deze een tocht met de busonderneming van Toon Tolboom. Toon bezat één autobus waarmee hij een lijndienst tussen Hoogland en Hooglanderveen onderhield. Na de oorlog organiseerde de vereniging jarenlang, eenmaal per jaar, een feestavond.
In de jaren dertig werd de Hamseweg rechtdoor getrokken en de oude bocht heette voortaan de Oude Hamseweg. Het stuk grond dat zo ontstond werd door Henk van Noordenburg gekocht. Hij begon hier eind jaren dertig met de bouw van een aantal woningen, die nooit zijn afgebouwd. Met het uitbreken van de oorlog werd alles weer afgebroken. Tegenover de Oude Tol stond de timmerfabriek van Van Dijkhuizen; nu is er een staalspuiterij gevestigd. Verder stond er een boerderij die aan één zijde werd bewoond door Hendrik van Beek en zijn vrouw, de schoonouders van Gerrit Kreijne van garage Kreijne. Aan de andere kant zat boer Kees Hartman. Via de Oude Hamseweg kon men naar de ijsbaan de Maat, een initiatief van Tymen Schoonderbeek, tot het einde van de jaren ’30 boer van Groot Weede in de Weesche Steeg, nu Van Boetzelaerlaan. Bij de ingang was een ijstent die eveneens in de meidagen van 1940 in brand werd gestoken. Voorbij de bocht stonden voor de oorlog onder meer de woningen van de families Spruitenburg, Boon, Wernsen, Kuiper, Van de Kamp, Van der Zande, Maas, Hop, Hendriks, Van Wijk, Apeldoorn-Van Ree en Verstegen. Martin Boon, van de eierhandel, vertrok later naar de Molenweg.
Op de plaats waar vroeger de Oude Tol stond is pas in de jaren ’60 een kantonnierswoning gebouwd. Al tijdens de oorlog werden hier tegenover nieuwe huizen gebouwd voor de families Eek, Platje, Van Middelaar en Dijkhuizen. In het eerste huis op de hoek woonde de familie Van den Hoek, de ouders van Van den Hoek wegenbouw; naderhand kwam hier Chr. van Noordenburg wonen. Daarna volgden de woningen van de families Gudde, de zojuist genoemde Chr. van Noordenburg, Van Laar, Meinten-Van der Zande, Van Wede (de groenteboer), Emond, Van Dijk, Van Velsen, Van den Hoven, Van Apeldoorn (later Le Loux), Van Drie en Jongh.
Verderop stonden aan de rechterkant twee woningen. De eerste was villa Ruimzicht van de families Ruitenberg en Blom, die ook door mevrouw Van Putten-Rooke is genoemd. Omstreeks 1925 woonde hier inmiddels de familie Spurrie. Later werd de villa gekocht door Van Barreveld, handelaar in kolen, die het toen al enige tijd huurde, terwijl de ouders van Van Apeldoorn van de overkant boven woonden. Van Apeldoorn sr was voorheen politieman geweest. Met zijn vrouw had hij tevoren jarenlang in het Koetshuis van Schothorst gewoond.
Tussen de villa en de Koepel bouwde Henk van Noordenburg, op grond van villa Ruimzicht, in 1937 zijn huis (nummer 89). Daar woont hij nog steeds. Via een paadje langs zijn huis kwam je bij de boerderij van De Ridder, die inmiddels is gesloopt. De Koepel was door de familie Verloren van Themaat van Schothorst verhuurd aan Hent Kraan, handelaar in turf en petroleum. Op deze plek is na de oorlog een nieuwe woning gebouwd. Hier woont nu al lange tijd een andere De Ridder, die van Zeldert afkomstig is. Voor de oorlog heeft tussen de Koepel en het Winkelpad (nu de Schothorsterlaan) nog een woning gestaan. Hier woonde een Kalkman of Galjaard; dat weten wij niet zeker.