Brieven van meester P. van Dijk over Hoogland in 1920-1923
Liesbeth van Mispelaar
Het volgende stuk is een bewerking van twee brieven uit 1979 en 1981 van de heer P. van Dijk, oud-onderwijzer aan de Sint-Henricusschool in Hoogland (nu basisschool De Langenoord). Hij vertelt hierin over de gang van zaken in 1920, toen de school net was opgericht. De eerste brief is het uitvoerigst en werd destijds gepubliceerd in de schoolkrant Het Hendrikje.
Van Dijk begon zijn Hooglandse onderwijscarrière op 1 februari 1920 op de openbare school aan De Ham. Hij bleef daar maar een maand, want toen werd deze school opgeheven en aldus verhuisde hij naar de katholieke school. Deze was genoemd naar de toenmalige aartsbisschop van Utrecht mgr. Henricus van de Wetering, die op De Ham geboren was. In 1923 ging Van Dijk naar een school buiten Hoogland.Van Dijk woonde heel toepasselijk in het huisje waar Van de Wetering was geboren. De hier afgebeelde foto is door hemzelf gemaakt. Van Dijk woonde in de kamer met de twee ramen met luiken, ‘het enige behoorlijke vertrek in dit huisje’, zoals hij zelf schreef. Vóór de deur staan Van Dijks gastouders Gard van de Pol en zijn vrouw Aleida Krol. Het kleine raampje rechts was van de opkamer, waar Dirk van de Velden sliep, een zoon van Aleida uit een eerder huwelijk. Van de Pol was een gepensioneerde gemeenteveldwachter. Na na 23 jaar trouwe dienst was hij in het ‘genot’ gesteld van een pensioen van 199,- per jaar. ‘Massa’s mensen konden maar niet de touwtjes aan elkaar knopen, ook mensen waarvan je dat niet verwachtte’, schrijft Van Dijk. Daarom vulde Van de Pol zijn inkomen aan met werk als boerenknecht en met Van Dijks kostgeld.
Enkele maanden na Van Dijks entree kwam een nieuwe collega de gelederen versterken: J.E. van de Pol, afkomstig uit een bekende Amersfoortse familie. Zij sloten direct grote vriendschap met elkaar, een vriendschap die op het moment van de brief nog altijd voortduurde. Kapelaan De Wit werd de derde man in deze vriendschap. Van Dijk schrijft nooit een vriendelijker en sympathieker priester te hebben ontmoet. Het eerste hoofd van de school was P. Segers. Hij deed niet alleen goede zaken voor de school, maar heeft ook het boerenbedrijf in Hoogland een krachtige impuls gegeven. Hij begon met landbouwcursussen voor jonge boeren, bezocht boerderijen, akkers en weiden en gaf uiterst waardevolle adviezen. Hij bleef zelf ‘bij’ door cursussen te volgen. Van Dijk herinnert zich nog cursussen over pluimvee, bijen en bloementeelt. Hij heeft zich altijd verwonderd over het feit dat er voor pionier Segers nooit een blijvende herinnering is opgesteld.
Toen Van Dijk in Hoogland aankwam, leek het hem of de tijd had stilgestaan; er was geen water, geen elektriciteit en evenmin gas. De mensen moesten het doen met petroleum en de pomp. De torenklok wees ouwe tied aan. Dit was zeer verstandig van pastoor Oldenhof; hij moest tenslotte van de boeren eten. Communicatie met Amersfoort was bijna niet mogelijk. De dokter en de burgemeester waren de enigen met een auto, hoewel sommige boeren natuurlijk wel over gerij beschikten.Het was voor de schoolmeester wel een uitkomst dat alle jongens ook op school op klompen liepen. De klompen moesten namelijk vóór het binnengaan op een klompenbankje geplaatst worden. Dat was wel rustig in de klas. De meisjes waren stijf gekleed in een boeselaar en de jongens droegen driekwart broeken van zwarte stof die op ribfluweel leek. Zij stonken vreselijk volgens Van Dijk. Alle kinderen kwamen te voet naar school. Sommige kwamen van ver. De jongens Hooft kwamen uit Bunschoten, hoewel Van Dijk niet meer precies weet of ze uit Bunschoten zelf kwamen, of van een boerderij net op de grens ervan. Hoewel veel van de kinderen een stuk moesten lopen, miste haast nooit een jongen de schoolmis van 8.15 uur.
Van Dijk kon altijd erg genieten van het natuurschoon van Hoogland. Hij liep weleens achterom naar school, via de Eng, tussen de prachtige korenakkers en het polderlandschap. Zo ver de blik reikte zag hij een ononderbroken groen tapijt en een enorme vogelrijkdom. Met het verstrijken van de jaren zag hij de schoonheid van Hoogland echter steeds meer verdwijnen. Was het in het begin geen zeldzaamheid om kemphaantjes hun liefdesspel te kunnen zien spelen, na vele jaren waren er zelfs praktisch geen baltsplaatsen meer over.
De oorlog is – helaas – ook niet aan Hoogland voorbij gegaan. De soldaten waren in 1940 flink tekeer gegaan. Bij het aanleggen van een vrij schootsveld was het leger er van uitgegaan dat de Duitsers uit het oosten zouden komen. Zij kwamen echter uit het zuiden… Het prachtige Coelhorst moest er gedeeltelijk aan geloven. Van Dijk kwam daar als huisleraar twee middagen per week. Hij gaf vooral Nederlands en vaderlandse geschiedenis aan de drie freuletjes Van Tuyll van Serooskerken van Coelhorst. Er was ook een Franse gouvernante en later een Engelse Miss.
De molen op De Ham – de hoogste van de provincie – ging in de oorlog in vlammen op. Later vertelde molenaar Ebing, indertijd de buurman van Van Dijk, dat de militairen een paar balen stro in de molen smeten en die met benzine overgoten om het geheel vervolgens aan te steken. Ook enkele boerderijen wachtte hetzelfde lot, behalve waar de boer de brandstichters met een riek opwachtte.Van Dijk is weliswaar maar drie jaar Hooglander geweest, maar daar ligt nog steeds een stukje van zijn hart, want deze jaren waren de gelukkigste van zijn leven.