Vrouwe Maria Foeyt, pastoor Henricus Ram en de Mariaplaats in Utrecht
door Gerard Raven
Eemlandbiografieën
Wie van de Rondweg Noord naar de Laan der Hoven rijdt in de recente woonwijk Kattenbroek komt over de Jonkvrouw Foeytweg. Deze is genoemd naar Maria Foeyt (1674-1746), vrouwe van Emiclaer, die vanouds in verband wordt gebracht met de bouw van het eerste rooms-katholieke kerkje in Hoogland in 1696. Maar was het inderdaad Maria die de bekende schenking van grond van boerderij Langenoord deed? Wat heeft zij verder voor Hoogland betekend?Maria was goed bekend met de elkaar opvolgende pastoors van Hoogland. Eén van hen was Hermanus Ram van Schalkwijk (1690-1761). In 1983 heeft Jaap Reussien een aantal brieven van deze pastoor ontdekt over een knallende ruzie rond de aanschaf van een ciborie. Inmiddels zijn nieuwe brieven ontdekt die een completer beeld geven van de spanningen waaronder een katholieke geestelijke als Ram in een tijd van discriminatie moest leven.
Foeyt en Ram zijn het onderwerp van twee biografiën van de hand van Nellie van Vulpen en mijzelf. Deze staan samen met 40 andere levensbeschrijvingen in het deel Eemland I van de Utrechtse biografieën, die in november verschijnt. In deze serie zijn al vier delen over de stad Utrecht en één over de Vechtstreek uitgekomen, die veel belangstelling hebben gekregen. De redactie bestaat ditmaal uit vertegenwoordigers van de historische verenigingen uit de omgeving, het Gemeentearchief Amersfoort, het Utrechts Archief en de Stichting Stichtse Geschiedenis. Onder Eemland verstaan zij het gebied van Eemnes en Soest tot Leusden en Woudenberg. In dit gebied woonden al in de Prehistorie mensen, maar we kennen hen uiteraard niet bij namen en dus komen ze niet voor in deze bundel. De vroegst beschreven persoon die we in de bundel tegenkomen is bisschop Ansfried, die kort na 1000 de abdij Hohorst in Leusden stichtte. De jongste van de 40 is de Amersfoortse stadsarchitect Van der Tak, die ruim 20 jaar geleden is gestorven. Duizend jaar Eemlanders dus!
De personen die in de bundel voorkomen komen verder uit alle tijden en alle lagen van de bevolking: van de Soester klokkenmaker en randfiguur Folkert de Graaf tot de adellijke Aleide de Beaufort, in Leusden nog bekend vanwege haar liefdadigheid. Naast de deftige Amersfoortse burgemeester Van Randwijck vinden we Willem van IJcken, een schipper uit Eemnes, en de Baarnse fotopionier Adriaan Boer. Er zijn nu vergeten figuren tussen als Mees Rutgers, een bendeleider uit Hees in de zeventiende eeuw, maar ook nationale beroemdheden als de schilders Paulus Bor en Jacobus van Looij, die tevens schrijver was.Eemland I is rijk geïllustreerd en kost fl.25,-. Wie vooraf intekent krijgt 10% korting. U maakt dan vóór 20 september a.s. Fl.22,50 over op rekeningnummer 12 30 60 028 (Rabobank Hoogland) van onze penningmeester, onder vermelding van ‘Eemland I’. Dit aanbod is alleen interessant voor wie het boekje zelf komt afhalen of De Bewaarsman niet over de post krijgt, maar van één van onze eigen bezorgers. De boekjes liggen voor u klaar bij Barend ter Wal, Kastanjelaan 7 (belt u even: 480 22 99); wie het in december nog niet heeft krijgt het gelijk met het decembernummer van ons blad.
In Eemland zijn nog wel meer personen te vinden die een biografie verdienen. Daarom bestaat het plan om eind 1999 een tweede deel uit te brengen. Wie ook een persoon wil beschrijven of een suggestie heeft voor iemand die in deel II niet mag ontbreken kan contact opnemen met de redactie.Nieuwe archiefwijzersHet Utrechts Archief en de Stichting Stichtse Geschiedenis zijn ook op ander terrein actief: zij hebben twee handige gidsen gepubliceerd die elk fl.9,95 kosten. Huizen vol historie is handig bij huizenonderzoek in de provincie Utrecht; Van aver tot Aver bij genealogische naspeuringen. Utrechtse kapittelsMaria Foeyt woonde in de zomer op haar landhuis in Emiclaer (nu is dit een eilandje met bomen tussen het winkelcentrum Emiclaer en de eerste flat aan de vijver). ‘s Winters verbleef zij echter in haar huis aan de Mariaplaats in de stad Utrecht. Over Mariaplaats en Mariahoek verscheen in juni een fraai geïllustreerd en vormgegeven boekje van de archeoloog Evert van Ginkel. Van Ginkel weet de nieuwste inzichten van archeologen, kunst-, bouw- en gewone historici op heldere en pakkende wijze te beschrijven, waarbij plattegronden goed diensten bewijzen.
Eind 11e eeuw verrees de Mariakerk, die net als de Dom, de Jans- en de Pieterskerk en de Paulusabdij een eigen kapittel had. De kanunniken van zo’n kapittel waren meestal jongere zoons van rijke families, die zo een succesvolle geestelijke carriere konden maken. Zij zongen de getijden, droegen de missen op en bestuurden de kerk en haar uitgebreide landgoederen, die ook in Hoogland lagen; alleen van de Mariakerk zijn nog geen voorbeelden uit ons dorp bekend. Natuurlijk moesten deze hoge heren een fraai huis hebben om in te wonen, en dat kregen zij ook. Rondom de kerk verrezen forse huizen die steeds rijker versierd werden. Het hele gebied rond de kerk was een soort ministaatje met eigen rechtspraak (immuniteit). De laatste jaren zijn proefschriften over de kapittels van Oudmunster en Sint Jan verschenen, waarvan de eerste vooral over het leven van de geestelijken gaat en de tweede meer over de landgoederen vóór 1400. Daaruit blijkt dat de landerijen van de heren van Sint Jan in of niet ver van de stad Utrecht lagen. Hoogland ontbreekt dan ook; in de inventaris van het kapittelarchief vond ik echter al in 1438 land van hen in de Slaag.In 1580 werden de katholieke kerken onteigend, maar de kapittels van Utrecht en Amersfoort bleven opvallend genoeg gehandhaafd. Natuurlijk werden deze steeds meer bevolkt met protestantse bestuurders. Het woongebied rond de Mariakerk bleef echter het domein van katholieken en later ook oud-katholieken, waaronder de familie Foeyt.
De Mariakerk is na lange verwaarlozing in 1813 en 1844 gesloopt. Het aantrekkelijke van het boekje van Van Ginkel is echter dat hij de weg wijst naar onvermoede restanten van de vroegere enclave. Zo wist ik de pandhof en de Gertrudiskapel wel te vinden, maar de middeleeuwse mozaïekvloer, de gevel van een kanunnikenhuis in Sociëteit de Vereeniging en de vredige binnentuintjes van de Mariaplaats heb ik pas onlangs bezocht, dankzij dit boek.
E. van Ginkel, Verleden wijk. De immuniteit van Sint-Marie (Historische Reeks Utrecht 23, Utrecht: Matrijs 1998). ISBN 90 5345 126 9, 64 pp, fl.24,95.B. van den Hoven van Genderen, De Heren van de Kerk. De kanunniken van Oudmunster te Utrecht in de late middeleeuwen (Zutphen: Walburg Pers, 1997). 831 pp, fl.80,-.Idem, ‘Kanunniken, kloosters en kerkgebouwen in laat-middeleeuws Utrecht’, in R.E.V. Stuip en C. Vellekoop, Utrecht tussen kerk en staat (Hilversum: Verloren, 1991) 197-226E.N. Palmboom, Het kapittel van Sint Jan te Utrecht. Een onderzoek naar verwerving, beheer en administratie van het oudste goederenbezit (elfde-veertiende eeuw) (Hilversum: Verloren, 1995) C.J.C. Broer, ‘Ontginningen in Eemland in de Middeleeuwen’, Oud-Utrecht 65 (1992) 20-31 betreft de Sint-Paulusabdij, waarover haar proefschrift in voorbereiding is.M.W.J. de Bruijn, Husinghe ende hofstede. Een institutioneel-geografische studie van de rechtspraak over onroerend goed in de stad Utrecht in de middeleeuwen (Utrecht 1994) gaat in op de grenzen van de immuniteiten.