door Marcel Kemp en Gerard Raven
Aanvulling op het eerste deel
Uit een intussen gevonden beschrijving van het landgoed Kouwenhoven uit 1775 blijkt dat de Burggraaf van Montfoort toen nog formeel de leenheer was.Lydia Edelkoort onderzoekt momenteel de archieven van het gereformeerde weeshuis te Amersfoort. Zij wees er op dat weesmeesters ambtenaren waren die voor wezen zorgden die aan de stad waren toevertrouwd. Hoewel het gereformeerde weeshuis tot 1702 het enige in Amersfoort was hadden de weesmeesters daar formeel niets over te zeggen. De actie van het echtpaar De Wijs om de weesmeesters uit te sluiten van hun erfenis was dus minder onvriendelijk dan het lijkt.
De pachters: de familie Van Kouwenhoven
De familie De Wijs verpachtte Kouwenhoven natuurlijk. Daarbij was erfpacht een heel gebruikelijke vorm. Uit de leggers van een andere belasting, het oudschildgeld, weten we dat de pachter rond 1536 en in 1548 Reyer Pot heette. Het erf was toen 16 morgen en de pacht bedroeg fl.20 en 20 mud rogge Amersfoorts van 39 stuivers per mud, dus samen bijna fl.60. Hiervoor moesten 30 oudschilden en 20 stuiver belasting betaald worden (fl.64).
Het is jammer dat we de pachter van 1600 niet kennen, omdat deze heel goed een telg kan zijn geweest van de familie Van Kouwenhoven, die zich naar de boerderij noemde. We zagen al eerder dat de Amerikanen nog steeds met het idee rondlopen dat Wolfert van Kouwenhoven op de Hooglandse boerderij is opgegroeid; op hem komen we nog terug. We weten wel dat zijn broer Willem Gerritsz Kouwenhoven in 1619/20 de pachter was. Hij staat vermeld in een register van betalingen aan het dijkonderhoud van de Eem in het malenarchief. Kouwenhoven besloeg toen 23 morgen. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat Willems vader Gerrit ook al pachter van Kouwenhoven was. Deze Gerrit had mogelijk ook nog een zoon Jan. Misschien was hij bovendien dezelfde als Gerrit Jansz Kouwenhoven, die vóór of in 1564 pachter was van land van de familie Van Vaneveld in Duist. Wel zou hij dan relatief oud zijn geweest eer zijn kinderen werden geboren, omdat alleen meerderjarigen een pachtcontract konden tekenen.
Willem Gerritsz Kouwenhoven zal zijn geboren rond 1580/5 en was getrouwd met Neeltje Willems. Zij hadden in 1612 ook een aangrenzend eigen stuk land gekocht, een veld van ruim één morgen in ‘t Halloo, dat de Riet genoemd werd. Het echtpaar had vijf kinderen: Gerrit, Willem de Oude, Jan, Harm en en Willem de Jonge. Vader Willem overleed kort vóór of in 1622. Als bloedvoogden voor de vijf jonge kinderen werden benoemd zijn broer Wolfert en ene Herman Willemsz (in een andere bron is zijn achternaam Teut; mogelijk was hij een broer van moeder Neeltje). Zij regelden dat Neeltje het vruchtgebruik van de erfenis kreeg als zij de kinderen grootbracht en hen naar school liet gaan als zij dat wilden. De kinderen zouden later ieder 1/10 van de Riet en fl.10 krijgen, maar de overige bezittingen bleven haar eigendom. Interessant is dat hierbij ook Neeltjes landheer Jan de Wijs sr aanwezig was; hij was momber (beherend voogd) voor de kinderen en heeft de regeling misschien ook bedacht.
Neeltje hertrouwde in 1622 Peter Koenen, de zoon van Koenraad Jacobsz en Teuntje Rijks, die in Stoutenburg de boerderij Daatselaar pachtten. Volgens de huwelijkse voorwaarden bracht Peter fl.250 in en Neeltje fl.50 en de helft van de Riet, maar ook een schuld van fl.500. Dit bedrag was nog onderschat, zodat het twee jaar later in een nieuw contract werd gecorrigeerd tot fl.800. Peter verdiende in 1628 een extraatje aan het vellen van de genoemde 33 eiken en deelde dat jaar in de erfenis van zijn ouders, maar dat was niet voldoende om de schuld in te lossen. In 1631 betaalde hij als pachter van Kouwenhoven fl.16:16:0 voor dijkonderhoud aan de Eem; drie jaar later was hij samen met zijn buurman Rutger Jansz getuige bij een huwelijk. In 1636 vinden we hem vermeld als schepen van Hoogland, maar kort daarna moet hij zijn overleden.
Datzelfde jaar droeg weduwe Neeltje immers voor fl.750 de pacht en inboedel van Kouwenhoven over aan haar zoon Jan Willemsz Kouwenhoven, een bedrag dat hij in drie jaar betaalde. Dat jaar trouwde deze namelijk met Nelletje Hendriksz, dochter van Hendrik Willemsz en Geertje Willems. Moeder Neeltje hertrouwde in 1638 met Jan Rijksz, de herbergier van de Tolick en mogelijk familie van Teuntje Rijks. Een jaar later kocht het echtpaar ¼ van de Riet terug van de broers en zussen van Peter Koenen, die dat bij zijn overlijden hadden geërfd volgens de huwelijkse voorwaarden van 1624. Een eerste teken van nieuwe financiële problemen is misschien dat Neeltje en Jan in 1643 een huis en hof in de Amersfoortse wijk Bloemendal verkochten voor fl.437. In 1653 kochten zij nog 1/10 deel van de Riet van Neeltjes zoon Willem Willemsz Kouwenhoven de Oude, waarvoor zij echter fl.501 van hem leenden met de Riet als onderpand. Twee jaar later moesten Neeltje en Jan ook nog een hypotheek van fl.200 nemen op een huis in de Utrechtsestraat te Amersfoort, omdat zij achter waren met de aflossing van een schuld van fl.100 uit 1648.
Neeltje overleed kort daarna, want in 1656 zagen haar vier nog levende kinderen af van haar nalatenschap ten behoeve van hun stiefvader Jan Rijksz. Er waren zoveel schulden dat de erfenis niet interessant was, maar de indruk bestaat dat Jan Rijksz de zaken minder gunstig heeft voorgesteld dat deze waren. Slechts één van de kinderen, Willem Willemsz Kouwenhoven de Jonge, kwam het document tekenen. Zijn broer Willem de Oude voerde drie jaar later nog een proces over onbetaalde schulden van Jan Rijksz. Alleen de acht kinderen van de overleden broer Jan wisten er ieder nog fl.2 uit te slepen, maar het is de vraag of die ook zijn uitbetaald.
Deze Jan Willemsz Kouwenhoven was zoals vermeld de nieuwe pachter van Kouwenhoven geweest. Hij bracht bij zijn huwelijk fl.250 en zijn deel in de Riet in, zijn vrouw Nelletje fl.300 en een bed. Jan is vrij vroeg overleden, want al in 1646 vinden we Jan Bartsz, wonend op Kouwenhoven. Deze verklaarde toen dat Hendrik Gerritsz Bieshaar hem had gestoken. Jan Bartsz kan een knecht zijn geweest, waarvoor pleit dat de geboorte van acht kinderen van het gezin Kouwenhoven binnen tien jaar tijd ook toen wel vrij snel was. Waarschijnlijk was Jan Bartsz de zoon van buurman Bart Ariensz, die in 1619-’22 de helft van ‘t Halloo pachtte; in 1653 was dit overgegaan op diens zoon Thonis Bartsz, die bovendien de Riet pachtte. Als Kouwenhoven vrijkwam was dit een prachtige kans voor de andere zoon. Het lijkt erop dat Jan Bartsz inderdaad in 1646 de nieuwe pachter was.
Daarmee is meteen ook verklaard waarom de pacht niet overging op één van Jan Willemsz’ kinderen: zij waren gewoon nog minderjarig. Zo eindigde de band tussen Kouwenhoven en de gelijknamige familie. De nakomelingen zijn kennelijk allen vertrokken. Tegenwoordig woont er zelfs niemand meer met de naam Kouwenhoven in Hoogland of Hooglanderveen; in Amersfoort vindt men er nog twee. Vóórdat we ons nog bezighouden met de latere geschiedenis van de boerderij richten wij de blik nog op Wolfert Gerritsz van Kouwenhoven.
Wolfert van Kouwenhoven en Amerika.
Het onderzoek leverde geen enkel bewijs op voor nadere banden van Willems broer Wolfert met Hoogland. Het is mogelijk dat hij op Kouwenhoven is geboren, maar blijkens de archieven woonde hij in ieder geval vanaf 1611 in Amersfoort. Wolfert was getrouwd met Neeltje Jacobs, dochter van Jacob Petersz en Metje Jacobs, die beiden al vóór 1611 waren overleden. Hun drie kinderen moeten rond 1610/5 zijn geboren. Wolfert was in 1616 bakker op de Langegracht bij de Lieve-Vrouwestraat, maar in 1618 kocht hij een huis met bleekveld net buiten de Koppelpoort, gelegen op de hoek van de Eem en de stadsgracht (nu de Kleine Koppel ter hoogte van de spoorlijn). Vervolgens werd Wolfert dan ook vermeld als bleker. In 1623 had hij nog een ruzie met iemand die in de Eem wat vis had gevangen, waarbij hij uithaalde met zijn mes maar de ander gelukkig niet raakte. Dit was in die tijd onvoldoende reden voor een slechte reputatie; we kwamen hierboven al een vergelijkbaar incident tegen. Feit is wel dat Wolfert en Neeltje datzelfde jaar het huis met bleekveld verkochten.
Wolfert niet wordt genoemd bij de aanpassing van de huwelijkse voorwaarden van zijn schoonzus Neeltje in november 1624; daarom mogen we veronderstellen dat hij toen al was vertrokken met zijn gezin. Zoals gemeld voeren zij in april van het volgende jaar naar Amerika. We weten nu dat Jan de Wijs jr getrouwd was met een Van Rensselaer en dat Jan de Wijs sr in 1622 Wolfert heeft ontmoet. Daarom is het mogelijk dat al via de familie De Wijs het contact is gelegd met Kiliaan van Rensselaer, een contact dat misschien al tot de eerste overtocht naar Nieuw-Nederland heeft geleid. Dit wordt nog waarschijnlijker als we bedenken dat Kiliaan was gehuwd met Hillegond van Bijler, uit een familie waarmee Dirk en Jan de Wijs sr al contacten hadden. Jan de Wijs jr was verder geboren in Nijkerk, waarmee Kiliaan contacten behield omdat zijn vader er was geboren. Ook Brand Peelen, een andere kolonist die in 1630 naar Rensselaerswijk ging, kwam uit Nijkerk.
Kouwenhoven ná 1650
De geschiedenis van boerderij Kouwenhoven ná 1650 hebben wij niet verder uitgezocht. Uit eerder onderzoek van Gijs Hilhorst en anderen zijn echter gegevens bekend die hier worden weergegeven.
Van de periode 1647-1720 weten wij niets van de eigenaar of pachter van Kouwenhoven. In 1676 trouwden Albert Cornelisz en Hendrien Gerritsz. Omdat beiden op Kouwenhoven woonden kan dit duiden op een boerenechtpaar dat eigenaar was, maar het kan ook gaan om pachters of knechten, zoals bij de huwelijken van Harmen Dirksz (1756), Aart Willemsz (1757) en Dirk Jansz van de Zuidenwindt (trouwde en vertrok in 1760 naar Amersfoort, kennelijk wegens schulden). In 1720 was Ignatius van Honsem de eigenaar van Kouwenhoven. Hij was in 1693 te Amsterdam geboren en trouwde in 1719 met Cornelia Constantia Barbou. Van Honsem bouwde op Kouwenhoven een buitenhuis waar hij waarschijnlijk alleen ‘s zomers woonde; de doopjes en begrafenissen van kinderen vonden te Amsterdam plaats. We hebben helaas geen afbeelding van het huis, evenmin als van de boerderij. Het huis stond vermoedelijk in het vierkant van grachten op de afgebeelde plattegrond, terwijl op het gedeelte ten zuiden ervan een oprijlaan met tuin en waterpartijen werd aangelegd. Er kwam ook een tuinmanswoning; de tuinman paste in de winter op het huis. De boerderij werd verpacht. Op het huis diende in de jaren 1734-’38 zelfs een kapelaan. Omdat deze alleen missen mocht opdragen voor de bewoners zal er ook een huiskapel zijn geweest.
Van Honsem overleed in 1773, maar zijn bezit werd aanvankelijk niet verdeeld. Pas in 1774 kochten Van Honsems kleindochter Cornelia Sasse van Isselt en haar man Dirk Rijksz Kool Kouwenhoven; op het herenhuis woonde later dat jaar nog ene Sinapus van Honsem. Tot het goed behoorden toen een stal, koetshuis, tuinmanswoning, boerderij, hooiberg, schuur, bouw- en weiland, bossen en plantages, samen 36 morgen. Kouwenhoven was in een eeuw tijd dus aanzienlijk uitgebreid. In 1775 werden Van Honsems bezittingen geveild. Daarbij waren drie familieportretten, waarvan twee met vergulde lijsten, en een kastje achter het altaar. De zilveren kelk van de huiskapelaan werd voor fl.69 aangekocht door de Hooglandse kerkmeesters.Dirk Kool was een boerenzoon, maar ook dit echtpaar verpachtte de boerderij en ging op het herenhuis wonen. Kool was in 1776 schepen van Hoogland en bleek vier jaar later nog 9 dammaten (5,1 ha weiland) elders in Coelhorst te bezitten.
In 1786 was de pachter Hendrik Tonen Voskuilen, schepen van Hoogland en zoon van Toon Hendriksz Voskuilen, pachter van boerderij Langenoord (zie De Bewaarsman december 1997 pag. 50-51).Het echtpaar Kool verkocht Kouwenhoven in 1811 aan een familielid, mogelijk Johannes Ignatius Rijksz Kool, de eigenaar in 1830. In 1856 vond opnieuw een transport plaats binnen de familie. Daarna moet het herenhuis (dat 400-500 m van de weg stond) zijn vervallen en rond de eeuwwisseling zijn gesloopt.
De boerderij (200 m van de weg) werd inmiddels bewoond door enkele ongehuwde broers en zussen Kuyer. Rond 1890 verbrandde de hoeve echter. De familie Kuyer verkocht Kouwenhoven aan een groep die van plan was om er een tehuis voor zwakbegaafde kinderen of krankzinnigen te maken.
De vergunningen waren al binnen en de pomp was geslagen, maar toen de groep in financiële problemen kwam ging deze er met een hypotheekbedrag van fl.10.000 vandoor. Hierdoor kwam Kouwenhoven in handen van de Amersfoortse notaris Knoppers, die verschillende percelen apart verkocht. Het grootste deel werd verworven van de Amersfoorter Oost(er)veen ten behoeve van zijn zwager Smit, wiens korenmolen bij Apeldoorn geen winst meer opleverde. Vervolgens is de huidige boerderij (Coelhorsterweg 34) pal aan de weg gebouwd, met stenen uit de brandresten; vandaar de bepleistering. Smit woonde op twee kamers; de rest van de boerderij was voor een echtpaar dat het boerderijwerk deed.
In 1900 kocht Hendrik van de Grootevheen uit Achterhoek bij Nijkerk Kouwenhoven. Hij overleed in 1939; zijn nakomelingen wonen er nog steeds. Hendrik vulde verschillende grachten op en egaliseerde het terrein, waarbij stenen en plavuizen van het herenhuis werden gevonden. Rond 1911-’12 kreeg hij een ver familielid uit Amerika op bezoek, die van de boerderij veel foto’s liet maken; het zou de moeite lonen daar nog eens navraag naar te doen. In 1939 kwamen er opnieuw twee Amerikaanse ‘pelgrims’. Sindsdien zijn er nog velen gevolgd en de bezoekers van dit voorjaar zullen niet de laatsten zijn geweest.
Verantwoording
Dit artikel is een bewerking en uitbreiding van M.S.F. Kemp, ‘De herkomst van Wolfert Gerritsz, stamvader van de Amerikaanse familie Van Kouwenhoven’, Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie 50 (1996) 161-178. Een Engelstalige bewerking is gepubliceerd door W.F. van Kouwenhoven, ‘Wolfert Gerritse in the Netherlands’, The New York Genealogical and Biographical Record 128 (1997) 209-217, 129 (1998) 21-31, 109-120.Met dank aan Gijs Hilhorst voor zijn commentaar en adviezen op topografisch gebied en voor het beschikbaarstellen van zijn aantekeningen.
Nieuw geraadpleegde bronnen zijn:
Het Utrechts Archief- Archief Staten in de landsheerlijke tijd 346 (morgengeld ca 1470), 396 (oudschildgeld ca 1536) en 398 (idem 1548)- Archief heerlijkheid Hoogland 22 (afschrift oudschildgeld 1548 [dus niet 1599, zoals vermeld in het document zelf] en situatie 1780)
Gemeentearchief Amersfoort- dorpsgerecht Hoogland (periode 1760-1786)-
notariële archieven: Van Bemmel 15.4.1768, Suyck 7.2.1774, Ter Horst 24.4.1778, Wisselingh 30.12.1811, De Louter 19.7.1856-
Eemlandse klappers op doop-, trouw- en begraafboeken (periode 1676-1757)
Documentatie en literatuur
Regesten oorkonden in archieven Sint-Joriskerk en Sint-Pietersgasthuis, Amersfoort (1382-’98)C.J.C. Broer, ‘Ontginningen in Eemland in de Middeleeuwen’, Oud-Utrecht 65 (1992) 20-31A. le Cosquino de Bussy, Marken in Utrecht (Geschiedkundige atlas van Nederland, Den Haag 1925)C. Dekker en M. Mijnssen-Dutilh, De Eemlandtsche Leege Landen. Ontginningen rond de mond van de Eem in de 12e en 13e eeuw (Utrecht 1995)L.C. Edelkoort-van der Vlerk, Het Arme Stadskinderen Huis te Amersfoort (in voorbereiding)W.J. van Hoorn, ‘Een 17de-eeuwse fundatie tot ondersteuning van roomskatholieke armen’, in J.A. Brongers e.a., Amersfoortse opstellen (Amersfoort 1989) 78-88, over de nalatenschap van de in 1639 overleden Peter Dirksz Man, waaronder het land tussen Kouwenhoven en ‘t Halloo; dit behoorde echter niet tot ‘t Halloo, zoals het artikel lijkt te suggeren.W. van Iterson, De historische ontwikkeling van het College van de Malen op het Hoogland (Leiden 1932)J.H.P. Kemperink, ‘De Van Couwenhovens en de stichting van Amersfoort op Long Island’, Flehite 8 (1976) 26-32 en 44, artikel gebaseerd op de Amerikaanse literatuur en reactie van W.J. van de Grootevheen met gegevens over boerderij Kouwenhoven.R.M. Kemperink, ‘De mannen van Weede en Emmeklaar. Enkele terreinverkenningen in de geschiedenis van een middeleeuwse maalschap’, in J.A. Brongers e.a., Amersfoortse opstellen (Amersfoort 1989) 25-50H.P.L. Leeuwenberg, ‘De kapel van Koelhorst op het Hoogland (ca. 1350-1843)’, Jaarboek Oud-Utrecht (1981) 141-164A.F.O. van Sasse van Ysselt, Genealogie van het geslacht Van Sasse (Den Bosch 1915), gaat in op de familie Van Honsem.