door Ayolt Brongers
De buurtschap Vinkenhoef stond eind 1997 in de belangstelling.
De krant kopte: “Bewoners Vinkenhoef voelen zich door Hoevelaken opgeofferd”. Immers, per Nieuwjaar 1998 is deze buurtschap met dorpskarakter een deel van de grote groeistad Amersfoort geworden. Holle bolle Gijs kon schrokken, hele brokken!
Rond de buurtschap in strikte zin bevinden zich verschillende terreinen met belangrijke archeologische waarden, waarover de kranten ook berichtten. Wij concentreren ons in deze publicatie op het boerenbedrijf/landgoed Vinkenhoef, naamgevend voor dit dorpsdeel. En niet alleen daarvan; verschillende families uit de omgeving van Amersfoort dragen nog steeds met trots de oude familienaam Van Vinkenhoef. Het huidige adres is Amersfoortseweg 30, vlak bij het viaduct bij restaurant Schep.
Vinkenhoef was een Hooglands landgoed; pas in 1960 kwam het door een grenswijziging bij de gemeente Hoevelaken, provincie Gelderland. Mogelijk lag er eens een gewone boerderij waarvan ons de ligging en naam (nog) niet is overgeleverd. Dat is voer voor nader historisch of archeologisch onderzoek. We hebben namelijk redenen om aan te nemen dat de naam Vinkenhoef een achttiende-eeuwse naam is, die door de uit Amersfoort bekende familie Cohen aan deze plek gegeven is. Daarover later.
In de tweede helft van de zeventiende eeuw ontvingen joden relatief grote gastvrijheid in met name Amersfoort. Eerst Spaanse, iets later de Hoogduitse joden; in de stad smolten beide groepen samen en wijdden ze in 1727 een synagoge in. Spiritueel en financieel speelde de familie Cohen een belangrijke rol in de joodse gemeenschap. Hun zakelijke aandachtsgebieden waren handel in tabak, diamanten en edele metalen. Hun kapitaal gaf hun ook de mogelijkheid te bankieren en de joodse gemeenschap hier een stevige materiële basis te geven. Ongeveer 10 km noordoost van Amersfoort ligt Nijkerk. Hier speelden joden een rol bij de tabaksteelt rondom deze plaats. Hierin speelde met name de familie Italiaender een rol, met eveneens belangen in Amersfoort en door huwelijk met de familie Cohen verbonden.
Tussen Amersfoort en Nijkerk, in een toen nog geheel landelijke omgeving, kocht Jonas Cohen (1698-1789) grond; daarmee legde hij de basis voor het landgoed en de naam Vinkenhoef. We moeten ons Amersfoort nog binnen zijn stadswallen voorstellen! We fantaseren, bij brongebrek en ongedaan onderzoek, nog even verder. Door hier een aangename plaats te stichten, konden de joodse families van Amersfoort en Nijkerk elkaar ongedwongen ontmoeten. Naast het sociale en spirituele element, zullen gesprekken over zakelijke besognes bij deze contacten een rol gespeeld hebben. Denk aan de rol van de golfbaan in de huidige tijd.
Ook de zoon van Jonas, de invloedrijke Benjamin Cohen (1725-1800), was later deelgenoot in Vinkenhoef. Hij was muzikaal en beoefende de wiskunde. Zijn kennis over de joodse wetenschap was internationaal vermaard. En tenslotte was hij de bankier van stadhouder Prins Willem V en van projecten in de jonge staten van Noord-Amerika.
De laatst bekende Cohen die een rolletje op (of met?) het buiten speelde was Benjamins kleinzoon, Anne Jean Philippe Louis Cohen (1780/81-1848). Deze was een in het Frans schrijvende letterkundige en hij noemde zich in Parijs: “Cohen de Vinkenhoef”!
De naam van het landgoed is intrigerend. De langwerpige vorm van het stuk grond en de niet-geometrische beplanting suggereren dat de eigenaren-stichters liefhebbers waren van de vinkenjacht, met behulp van een vinkenbaan. Een latere bewoonster van Vinkenhoef, Jet Knottenbelt, vertelde tijdens een gesprek vlak vóór haar dood dat er op het terrein wallen aanwezig waren. Zij dacht dat deze iets te maken zouden hebben gehad met vroegere tabaksteelt, maar dat lijkt mij niet waarschijnlijk. Vinkenhoef was een plezieroord!
Vinken was een traditioneel vermaak bij de geprivilegieerde standen. Zo stonden in de achttiende eeuw in oktober zelfs de colleges aan de universiteiten en athenaea stil voor een Vinkevacantie; pas in 1816 werd deze afgeschaft en sinds 1913 is het vinken bij wet verboden. De maand oktober is de gunstigste maand voor het vinken, vanuit culinair standpunt bezien. De vogeltjes zijn dan het vetst, omdat zij brandstof hebben verzameld ter voorbereiding op de winter.
Een vinkenbaan was een ca 25 meter lange baan tussen twee lage wallen. De grond daartussen werd met zaad bestrooid. Dit zaad en de op diverse wijzen bevestigde lokvinken trokken overvliegende vluchten vinken naar de baan toe. Waren er voldoende vogels op de grond tussen de wallen bijeen, dan liet de ‘man aan het vinkentouw’ de netten dichtslaan die zich aan weerszijden bevonden. Per baan konden zo ca 3500 vinken, kepen, groenlingen, sijsjes en kneuen per jaar gevangen worden. En, zoals dat nog heden met kwartels in Frankrijk gaat, dat werd smullen in paté-vorm. Je moet er wel heel wat vangen om er van te genieten, want ieder vogeltje bevat maar weinig vlees.
Op een zekere voorkeur voor gevogelte wijst ook de aanwezigheid van een duyffhuys in de tuin. De hors d’oeuvre met (vogel)paté en de verdere gerechten werden ongetwijfeld begeleid met gekoelde witte of iets meer op kamertemperatuur gebrachte rode wijn. Voor de noodzakelijke koeling van de wijn en het goed houden van vis en vlees, alsmede voor de bereiding van het dessert-ijs, was het landgoed voorzien van een goed geïsoleerde ijskelder. Deze is nog steeds vóór het huis aan de weg aanwezig, maar thans niet meer toegankelijk. Hierin konden in de winter uitgehakte ijsschotsen een zomer lang overgehouden worden. Het landgoed werd beveiligd door een ook nog steeds aanwezig, mogelijk achttiende-eeuws hek.Door de week, of misschien gedurende de winter, was Vinkenhoef niet (intensief) bewoond. Zo kon het gebeuren dat er, ondanks het hek, in de nacht van donderdag 7 op vrijdag 8 februari 1765 werd ingebroken. Nadat de daders zich toegang hadden verschaft forceerden ze alle deuren en kasten. Met de moscovische matten waarmee de vloeren bedekt waren, hadden de schavuiten zelfs een vuurtje gestookt; de vloeren waren er door ingebrand! Enig blauw geribt koffiegoed, een koperen theeketel en theekomfoor, een tinnen tabaksdoos, wijn- en bierglazen, koperen stoppen uit de kranen, de koperen pomp en asschop en een schepel appelen bleken gestolen. Het metaal werd beleend bij de lommerd, waar de Cohens overigens belangen in hadden!
De daders bleken uiteindelijk leden van een bende met een treurige reputatie. Gerrit Beertsen, Stijntje Willems, Jacobus Gerritsz (bijgenaamd de Speelman) en Rijk Jansz (bijgenaamd de Mof) speelden op kermissen een soort balletje-balletje of braken in. Stijntje had vooraf inlichtingen ingewonnen en stond op de uitkijk. De mannen deden het grovere werk. Uiteindelijk werden de mannen in 1777 opgehangen in Arnhem, anderen ten afschuwelijk exempel; Stijntje kwam er af met een geseling.
Overigens schijnt het in de buurt van Vinkenhoef ook later nog niet pluis; Knottenbelt (een volgende eigenaar van het goed) kreeg in 1938 vergunning om een vuurwapen met een beperkte hoeveelheid munitie te bezitten ’ter zelfverdediging in die woning’. Munitie mocht niet op de vergunning verstrekt worden zonder voorkennis van de burgemeester. De vergunning werd tot eind 1939 verlengd.
In de loop van de vorige eeuw gingen zowel het landgoed als de naam teloor; in ieder geval boetten zij sterk aan belang in. Vinkenhoef wordt immers niet meer genoemd in het voor het tweede kwart van de negentiende eeuw representatieve Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden, geschreven door A.J. van der Aa. Ook het voor postambtenaren bestemde Aardrijkskundig Handwoordenboek van Nederland door S. Gille Heringa vermeldt dit adres niet in de editie van 1874.
Aan het einde van de negentiende eeuw werd de financieel onafhankelijke Amsterdamse houthandelaar A.M. Tromp van Holst actief in het Amersfoortse. Zo kocht hij in 1880 het landgoed Randenbroek, in 1891 werd hij bestuurslid van de Oudheidkundige Vereniging Flehite en in 1896 kocht hij de resten van Dool om Berg, een creatie van Everard Meyster. Omstreeks diezelfde tijd moet hij ook Vinkenhoef gekocht hebben, ongetwijfeld om het te redden. Redden betekende in zijn optiek zinnig gebruik; dat geldt overigens ook nu nog in de monumentenzorg.
Rond 1903 verkocht Tomp van Holst Vinkenhoef daarom door aan de doopsgezinde Johan Karel Knottenbelt uit Leeuwarden. Deze wilde er een modelboerderij stichten die hij de oude naam teruggaf, zoals blijkt uit een Jugendstil-achtig tegeltableau; zijn firma ging Melkerij Vinkenhoef heten. In 1903 bouwde hij een woonhuis, dat nog bestaat. Het volgende jaar huwde Knottenbelt met Hylkia ten Cate. Rond 1906 werd [de?] een oude boerderij afgebroken. We bezitten slechts een enkel bericht over de maatschappelijke activiteit van Knottenbelt. In 1914 was hij één van de oprichters van de afdeling Hoevelaken van het Groene Kruis.
Knottenbelt had te Wageningen gestudeeerd aan een voorloper van de Landbouwuniversiteit (als Hogeschool opgericht in 1917). Op een min of meer wetenschappelijke wijze exploiteerde hij ca 30 koeien, die met de hand gemolken werden. De melk werd direct gekoeld. Van de stal ging de melk per buis naar het zuivelhuis, waar ze verdere behandeling onderging. De stal was van blauwe tegels voorzien; de melkers droegen blauwe broeken en witte jasjes. Blauw is een traditioneel huismiddel tegen vliegen. Willem Jansen en Willem Veer ventten de melk ongekookt in flessen uit in Amersfoort. Soms ging de melk zelfs per tram naar Zeist.
Hoewel we dit niet met zekerheid weten, heeft de stichting van de Melkerij Vinkenhoef stellig iets te maken gehad met de bestrijding van tuberculose (TBC). Eeuwenlang was dit een hardnekkige besmettelijke ziekte geweest. Een belangrijke besmettingsbron bleek aan het einde van de negentiende eeuw het gebruik van rauwe melkproducten. Pas in 1882, na de opkomst van de bacteriologie, werd de verwekker geïdentificeerd. De spellingsdeskundige R.A. Kollewijn beschrijft in 1937 in zijn Herinneringen indrukwekkend over het desastreus voorkomen van tuberculose in zijn negentiende-eeuwse Amersfoortse familie; verschillende broers en zusters, alsmede zijn echtgenote stierven eraan. Dit was in alle lagen der bevolking normaal.
In 1903 werd de Nederlandse Centrale Vereniging tot bestrijding der Tuberculose opgericht; in hetzelfde jaar werd Vinkenhoef ingericht als melkerij. De melk werd weliswaar, zoals Jet Knottenbelt zegt, ongekookt rondgebracht, maar zij was wel gepasteuriseerd. Dit blijkt uit de inrichting van de fabriek, afgebeeld op overgebleven foto’s. Pasteuriseren is een proces waarbij bacteriën onschadelijk worden gemaakt beneden de kooktemperatuur van water en dus van melk. Hierdoor krijgt de melk niet de door velen verafschuwde ‘kooksmaak’. In 1894 kwam het eerste pasteuriseerapparaat in Nederland; de boterfabriek in het friese Oosterwolde beet de spits af. Vinkenhoef was dus voor Nederland niet laat met de aanschaf van zijn installatie.
De voor de inrichting noodzakelijke hinderwetvergunningen moesten in 1906 worden gevraagd aan de Gemeenteraad van Hoogland. Per 31 augustus werden die verleend. Over de economische resultaten en levensvatbaarheid van het bedrijf is nog niet veel bekend. Er zal wel enige concurrentie van grotere zuivelfabrieken geweest zijn. Het lijkt wel of er in 1939 in feite al een eind aan het bedrijf was gekomen. Immers, op de al genoemde wapenvergunning staat Knottenbelt ‘zonder beroep’. In 1944 kwam voor Knottenbelt zelf het einde. De Amersfoortsche Courant van 16 augustus meldde in een overlijdensadvertentie dat hij op de 14e was overleden. Zijn vrouw en familieleden in Amsterdam en op Vinkenhoef ondertekenden. De begrafenis vond plaats op de NH Begraafplaats te Hoevelaken.
In 1970 kocht het Christelijk Pedagogisch Studiecentrum Vinkenhoef van de gezusters Knottenbelt, dochters van J.K. Knottenbelt. Nu is het weer in nieuwe handen overgegaan. In hoeverre het gebied gespaard zal worden bij de bouw van bedrijven moeten we afwachten.
Dit artikel verscheen eerder in iets gewijzigde vorm in Historisch Hoeflake 5:1 (juni 1998) 3-5 en 5:2 (december 1998) 10-12.
Bronnen De gegevens over zowel de melkerij als over de hierboven vermelde wallen zijn genoteerd tijdens een in 1994 uitgeschreven gesprek met Henriëtte Gerarda (Jet) Knottenbelt (Vinkenhoef 1905-Amersfoort 1996). Het gesprek werd met haar gevoerd in het kader van een project van de Stichting Historisch Hoeflake door G. Slijkerman en A. Tiggeler.
Collectie Stichting Historisch Hoeflake, map met knipsels over Vinkenhoef.
Algemeen Rijksarchief, Den Haag, Genie Situatiekaarten U 5A blad C3, 1790-1800.
Gemeentearchief Amersfoort, Amersfoortsche Courant 16 augustus 1944.
E. Sanders, Eponiemen woordenboek (1990) over pasteuriserenJ.
D.H. van Uden, ‘Onveiligheid in Amersfoort en omstreken in de 18e eeuw,’ Historisch Hoeflake 3:2 (dec 1996) 7-9, over de inbraakJ.
Zwarts, De Joodsche gemeente van Amersfoort. Gedenkschrift ter gelegenheid van het tweede eeuwfeest van haar synagoge (Amersfoort 1927) over het duifhuis