Alles vreemd
Het dagboek van een Arnhemse evacué op een Hooglandse boerderij, 1944-1945
TOOS HANSEN-VAN VELP
Inleiding en verantwoording
In 1986 kregen Jan en Riet Tolboom van boerderij Breevoort weer contact met Piet Hansen, na de crematie van zijn vader. Piet had als jongen van negen jaar onderdak gevonden op de boerderij na de evacuatie van Arnhem in 1944, samen met zijn ouders Louis en Cato (Toos) Hansen en zijn vijftienjarige broer Jacques. Negen maanden deelden zij lief en leed. Daarna was het contact geleidelijk wat verslapt, tot Louis overleed. Tot ieders verrassing vertelde Piet dat zijn moeder in deze bewogen periode een dagboek had geschreven. Enkele jaren later kreeg de familie Tolboom hiervan een fotokopie.
In 1997 begon dochter Mieke Tolboom de tekst van het dagboek uit te tikken. Riet nam het werk over en voltooide het. Zodra dit afschrift werd geschonken aan de Historische Kring Hoogland besefte de redactie dat het een publicatie waard was. Het dagboek geeft immers een indringend beeld van Hoogland tijdens het laatste oorlogsjaar, een beeld dat een ‘inboorling’ nooit zo scherp had kunnen waarnemen. Treffend zijn in dit verband de passages van 5 en 24/25 december 1944, toen de evacué’s hun eigen gezelligheid misten: ‘t Greep mij erg aan, hier op de vreemde, alles vreemd en je kunt even niet flink je uitpraten. Overigens wisten de boeren hen op andere momenten gelukkig beter te vermaken, zoals met carnaval (zie 10 februari 1945).
Het plan was eerst een themanummer met ingekorte tekst te maken, maar tijdens de voorbereidingen beseften wij dat wij daarmee het dagboek tekort zouden doen. De herhalingen zijn niet storend en geven juist een goed beeld van de dagelijkse zorgen en angsten. Overigens blijkt op 26 april dat de schrijfster niet alles durfde te noteren; aan haar belofte een P.S. te schrijven is zij niet meer toegekomen, maar wij mogen zo al heel tevreden zijn.
Toos Hansen schreef haar dagboek zoals heel vaak gebeurt. Zij vatte onder één datum soms verschillende dagen, na een onderbreking of doordat zij vergat de nieuwe datum te vermelden. Bovendien was de tekst in feite spreektaal, zonder erg veel zorg over alinea’s, punten en komma’s. Vraagtekens ontbraken en citaten volgden zonder aankondiging. Om de tekst leesbaarder te maken zijn leestekens toegevoegd (of soms juist weggelaten) volgens de regels van het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap. De hoofdlettering is volgens die regels genormaliseerd en afkortingen zijn meestal uitgeschreven.
Omdat de schrijfster in haast schreef (zie 30 april 1945) ontstonden vaak ingewikkelde of kromme zinnen en spelfouten. Daarom zijn nieuwe zinnen begonnen wanneer de grammatica dat toestond. Ook kwamen veel samengestelde woorden in twee stukken voor, die weer aaneen zijn geschreven. Een enkele maal is een ontbrekend woord dat voor het begrip nodig is tussen [] toegevoegd. Bij al deze aanpassingen is de oorspronkelijke bewoording echter volledig gehandhaafd. Niemand kan het immers beter vertellen dan Toos Hansen zelf.
Graag dank ik hierbij Riet Tolboom en de enige van het gezin van de schrijfster die nog in leven is, de heer J.W.Th. Hansen (Jacques, in het dagboek geschreven als Jack). Zij hebben de informatie geleverd die voor een goed begrip van het dagboek noodzakelijk is. Deze is te vinden in de stambomen en in enkele noten bij de tekst. De foto’s zijn afkomstig van Jan en Riet Tolboom, Trijn Hilhorst-Kok en het Gemeentearchief Arnhem.
Gerard Raven
DE FAMILIES IN DIT DAGBOEK
De familie Hansen
Jacques Hansen oo Jeanette Specht
(Nijmegen) |
———————————————————————————————————-
| | | | | | |
Louis To Dini Wim Mia Frans Lies
(1900-’86) oo oo priester oo
bedrijfsleider Triens Geoffrey Piet
garage van Beek
Arnhem
oo
Cato (Toos) van Velp
(1900-’97)
|
———————————
| |
Jacques Piet
(1929) (1935-’98)
in het dagboek
geschreven als Jack
De familie Van Velp
————————————————————————
| |
Piet Jan
oo oo
NN Door
(Nijmegen)
|
——————————————————————
| | |
Toos Thea Lia
oo oo
Louis Ton
Hansen
De familie Olderaan
——————————————————————-
| | |
Toon Teet Frans
garage wasserij weduwnaar
oo oo
Jo Carolien
vd Wedden
De familie Tolboom
Willem oo Alijda van Middelaar
(1903-’81) (1911-’83)
boer in het dagboek de boerin of juffrouw Tolboom
= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Dagboek van onze vlucht uit Arnhem
Toos Hansen-van Velp
17 september 1944
Zondagmorgen 10 uur, mooi weer, vliegtuigen, luchtalarm. Wij moesten nog om kwart voor 11 naar de Heilige Mis, en ondanks de drukte in de lucht zijn wij toch nog kunnen gaan. Onder de Heilige Mis was er heel erg afweer. Wij waren juist thuis en hadden koffie gezet, wij wilden er juist gezellig bij gaan zitten, toen er bommen begonnen te vallen. ‘t Begon bij ‘t vliegveld Deelen en luchtdoel-batterijen. Wij zaten in vreeselijke angst, daar Louis dien dag dienst had en dus niet thuis was. Wij allen met de familie Pilzicher op de trap gaan zitten, mantels en jassen aan, koffers op de gang stonden klaar, de kleine baby op schoot, toen plotseling de voordeur open ging en Louis naar binnenvloog. ‘t Was voor ons allen een verademing dat hij het er levend af gebracht had en bij ons was.
12.30 vielen de eerste bommen op Arnhem, vlak bij ons, een zijstraat van de Steenstraat waar wij toen woonden. ‘t Was een vreeselijke slag. Louis, die bijna op de onderste trap zat, kreeg bijna al de glasscherven op zich, daar de ruit van de voordeur naar binnen viel. Gelijk ging het bovenlicht van de achterkamer er ook uit. De slaapkamerlamp lag in scherven op de grond. ‘t Was een gerinkel op straat van jewelste. Groote ruiten van winkels, alles vloog eruit. Menschen holden met beddengoed en meubels de straat op, daar het al stevig brandde op de Bloemstraat. Roode Kruiswagens snorden voorbij, ‘t werd angstig.
Toen ‘t even rustig was wij gauw wat gaan eten en kwart over een begon ‘t tweede hevige bombardement op Arnhem. ‘t Was vreeselijk, vergeten doe ik ‘t nooit. ‘t Duurde tot 4 uur. Wij allen weer op de trap gereed als ‘t noodig was om te vluchten. Die angst van die neervallende bommen, alles was stof en rook op straat. Wij zaten met de handen voor de ooren, en hebben maar gebeden, dit was ‘t eenige wat je doen kon. Dien middag landing luchtlandingstroepen in Oosterbeek, Heelsum en ‘t vliegveld, landing van geallieerde transsportzweefvliegtuigen bij Wolfsheze en ‘Leeren Doedel’. Er zijn dien middag vele straten verwoest en alle kazernes zijn verwoest. De Stadsschouwburg is ook beschadigd. Zondagavond St. Walburgskerk door brand verwoest; de halve binnenstad staat in brand. De autogarage van Toon Olderaan, een goede kennis van Louis, is geheel in vlammen opgegaan. ‘t Was vreeselijk om aan te zien, hoog stegen de vlammen op boven de huizen. Vanuit ons raam konden wij het zien branden.
‘s Avonds durfden wij haast niet naar bed; de angst voor brand had je te pakken. Geheel gekleed gingen wij naar bed. De jongens hebben wij ook in onze kamer laten slapen, als er iets gebeurde dat wij bij elkaar zouden zijn. ‘s Nachts konden wij niet slapen van de granaten die om ons huis vlogen. Wij waren blij dat de dag aanbrak, dat je tenminste weer zien kon. Licht en gas was er niet meer.
18 september
De dag dat Lia jarig was en wij naar Nijmegen zouden gegaan zijn. Nu klonk ‘t kanongebulder van de overkant van de Rijnbrug je tegen. Gevechten op de brug tusschen parachutisten en Waffen SS. De binnenstad brand intusschen in alle hevigheid. De zware gevechtstanks rolden bij ons af en aan, verder geen mensch op straat te bekennen. Bij de bakker naast ons konden wij elke morgen een brood komen halen, verder was er niets te krijgen, alles gesloten. Je moest maar leven van wat je in huis had. ‘t Begon mij steeds banger om ‘t hart te worden, toen wij verschillende families uit de straat al gepakt en gezakt zagen vertrekken richting Velp. Van 18 op 19 september brandde de Prins Bernardkazerne af.
19 september
Binnenrukken van Duitsche pantserformaties. Diezelfde morgen trok de familie Pilzicher boven ons ook weg. De Engelschen trekken in Arnhem-West terug.
20 september
‘t Schieten niet van de lucht, ‘t dreunen van de kanonnen, de granaten die over de stad vlogen. Pansers stelden zich in onze straat op. Ik was half gek van angst. Louis, die eerst niet van wegtrekken wilde horen, vond ‘t nu toch ook wel critiek, en hakte de knoop door, door te zeggen: ‘Fietsen klaar maken, koffers erop, mantels over elkaar aan en vlug weg.’
Gelukkig hadden wij buiten Arnhem kennissen wonen die daar een grote wasscherij hadden, [Teet en Carolien Olderaan,] een broer van Toon Olderaan (die intusschen ook met vrouw en kinderen ook daar heen was gevlucht). ‘t Is een huizencomplex gelegen aan ‘t einde van de Velperweg, waar heel veel wasscherijen gelegen waren en wat haast op een klein dorp geleek. ‘t Werd daar genoemd Plattenburg. Jack en Piet gepakt op de rug [en] op de fiets, Piet op de step, Louis en ik gepakt.
Daar trokken wij onder hevig afweer en granaten naar de familie Olderaan toe, die ons hartelijk welkom heete. Toen wij daar waren kwam er nog een broer van hun bij, [Frans,] een weduwnaar met 6 kinderen. Intusschen arriveerde weer 3 families. ‘t Was daar een drukte van belang, allen angstig om uit de stad weg te komen.
Louis en Jack keerden weer terug (Jack heeft zich in deze verschrikkelijke dagen erg moedig getoond). Zij gingen nog voor ons dekens halen en een bed. Nog een keer zijn ze terug gekunnen om nog wat levensmiddelen te halen, en toen was ‘t gedaan; ‘t was levensgevaarlijk om Arnhem te betreden.
21 september
Arnhem moet ten noorden van de spoorlijn evacueeren. Wij zijn intusschen op de wasscherij met 30 personen, alle familie, wij zijn de eenige kennissen van hun. De eerste week heb ik voor onszelf gekookt, dat deed ieder. ‘t Fornuis was heel groot, alle om beurten. 2 families lagen met beddengoed en wat ze mee hadden kunnen nemen in de wasscherij. Wij lagen met de familie Olderaan, waar het huis van was, in de salon op de grond. Daar lagen alle matrassen verspreid en lagen wij ‘s avonds met 8 man naast elkaar (geheel gekleed, tasschen naast ons).
Op laatst werd er maar voor allen gekookt en kookten wij in een weckketel. Als je ‘t gezien had wat er gekookt moest worden stond je er pal van. Carlien en ik kookten, de anderen dekte weer, weer een ander zorgde voor de bedden, die in alle kamers lagen verspreid. ‘s Avonds doodmoe, en durfden toch maar niet te slapen van ‘t gieren van de granaten om het huis.
22 september (vrijdags)
Allen gewasschen en verschoond, grote waschdag voor allen.
23 september
Louis, Toon Olderaan, Jack en een knecht proberen Arnhem weer binnen te komen, om onder de puinhopen van zijn garage gereedschap te zoeken. Jack zag er uit zoo zwart als Pietje roet. Vol met olie en vuil daar op de wegen, maar ze hadden nog iets gevonden. Jack zegt: ‘Mam, morgen probeeren wij in de Steenstraat te komen en nog wat te redden.’ Helaas heeft het niet meer mogen zijn.
25 september
Wij moeten op Plattenburg ook weg en moeten naar Velp evacueeren. Een vreeselijke uittocht, zwaar beladen wagens, fietsen, kinderwagens, handwagens, alles wat rijden kon zag je belast met beddengoed. Wij hadden met die 30 menschen een wagen van de wasscherij, die beladen was met koffers, beddengoed en kleeren. De mannen moesten die zware kar trekken, daar ‘t paard van hun was afgenomen. ‘t Was om te huilen, allen vervrongen gezichten van angst waar wij terecht zouden komen en wat wij nog zouden terugvinden.
Wij kwamen aan en kregen onderdak in een huis met sigarenwinkel, waarvan de menschen ook vertrokken waren. Wij de wagen afgeladen, zelf een kookkacheltje, had Carlien meegenomen. 5 Dagen zijn wij daar geëvacueerd geweest, vol angst, daar zij de mannen gingen vorderen. Wagens vol kwamen wij tegen. Daar wij de mannen daar niet kunnen verbergen, hebben wij ze ‘s morgens heel vroeg langs binnenwegen naar Plattenburg weer laten gaan, en ‘s nachts sliepen zij daar in de kelder. Die dagen heeft Toon Olderaan voor de mannen gekookt, ‘t ging best.
1 october
Alle evacueés moesten weer Velp uit. Wat nu, wij wisten niet waarheen. Ten einde raad opperde Carlien ‘t idee om stiekem toch weer naar Plattenburg terug te gaan. ‘Als wij toch de kogel moeten hebben,’ zeide zij, ‘dan liever in eigen huis dan steeds voorttrekkend op straat.’
Zondagmorgen weer vertrokken. Ik voelde mij al niet goed toen wij in ellendig slecht weer teruggingen. ‘s Avonds doodziek geworden, ‘t was weer de dikke darm, vreeselijke diaree en ‘s nachts zeer hoge koorts, was zoo ziek dat ik ‘s nachts in flauwte wegzakte. Allen waren vol medeleven voor mij en aardig. ‘t Was teveel voor mij geweest, steeds elke dag nat slecht brood; elke morgen zat ik 120 sneden brood klaar te maken en dan maar weer na ‘t ontbijt zorgen voor 30 menschen warm eten. Zes dagen streng dieet geweest, erg ziek en die week even 8 pond afgevallen. Ziek en tusschen zoo vele menschen op een bed op de grond valt niet mee. Gelukkig konden zij nog een Roode Kruisdokter vinden, die mij wat geneesmiddelen kon geven.
Ik was juist een dag op toen er een Duitscher binnenkwam [die riep:] ‘Direckt eruit en weg!’ Doordat ik nog haast niet op mijn beenen kon staan en me nog zoo zwak voelde, kreeg ik met z’n allen uitstel tot de andere dag 10 uur, maar moesten onherroepelijk weg.
7 october
Weer alles opgenomen en moesten wij naar Zutphen van de Duitschers. Hoe konden wij daar komen, loopen en met 12 kinderen bij ons, waarvan een baby van 4 maanden.
Wij zijn die dag gekomen achterin Velp en zijn toen, daar ‘t al avond begon te worden, gevlucht in een leeg huis met totaal niets er in. Hier wij allen ingetrokken, tafel in de buurt geleend en bedden weer op de grond en toen weer voor brood gezorgd. Wij hadden alles al gesmeerd mede genomen. Drie dagen hebben wij ons daar schuilgehouden. Steeds razia’s voor mannen; wij hun, steeds als er een Duitscher voorbijkwam, in de kelder gezet tot ze weer weg waren.
10 october
Kregen wij aanzegging dat wij weer weg moesten, nu richting Ede. Wat nu, een kar hadden wij, maar geen paard. De mannen konden die wagen slecht tot Ede trekken. Dus de gebroeders Olderaan konden er op uit en kregen een paard, koste even 3000 gulden; ervoor gespannen en wij weer op weg. De kinderen op de wagen en wij allen er achter loopende en fietsende en dan weer een andere erop. Laten kinderwagen achter en zoo uit Velp voor de tweede keer. Dit was de 11 october. Wij waren nog geen kwartier onderweg of ‘t paard wilde de wagen de hoogte niet meer optrekken. Wat te doen, de mannen geduwd, wij allen, ‘t hielp niks, wat te doen. ‘t Liep al tegen de avond en nog stonden wij daar. De mannen vonden dat wij maar doorlopen moesten en zien voor de nacht een onderdak te krijgen.
Wij op weg, kwamen langs een weg waar allemaal afweer in ‘t veld stond. Wij allen doodsbang er voorbij gerend, daar er vliegtuigen aankwamen. Wij zijn er net voorbij of de afweer begon in alle hevigheid. Wij zijn midden in een bosch, waar allen Duitschers lagen, of opeens een hevig granaatvuur. ‘t Is iets wat ik mijn heele leven nooit vergeten zal. Toevallig was Louis ons juist op de fiets achternagekomen, om te zeggen dat wij naar een evacuatiepost aan ‘t einde van ‘t bosch moesten gaan, om daar voor de nacht opgenomen te worden. Juist is hij bij ons, of een vreeselijk vuur gaat over ons heen. Wij allen plat op de grond, kinderen gillen; Louis pakt nog een paar kinderen op en gaat daarmee op de grond liggen. Piet ligt onder mij. Ineens de stem van Jack, die met ‘t hoofd op de fiets komt aanvliegen om bij ons te zijn. Gelijk dat hij ook ligt, vliegen voor en achter de granaten in, vreeselijke ontploffingen. Wij durfden niet meer op te kijken. Wat hebben wij gebeden; alles riep God aan in deze vreeselijke ogenblikken. Toen ‘t afgelopen was hing er een vreeselijke kruitdamp om ons heen. Wat er geraakt is hebben wij niet meer naar om gekeken en zijn ‘t bosch uitgerend. Louis bleef bij ons om ons te kalmeren.
Half 7, ‘t was al donker, komen wij op de evacuatiepost aan, waar wij in de nok van ‘t dak op een zolder kwamen te liggen. Daar er van de wagen geen spoor te zien was, is Louis weer teruggegaan om mee de wagen ook zien hier [?]. Hadden een getrouwde zuster in Ede wonen en die wisten niet wat ze zagen. Ze huilden en lachten tegelijk dat zij elkaar weer zagen. Direckt behulpzame menschen die naast hun woonden, boden slaapgelegenheid aan.
Wij zijn toen met z’n allen bij die 2 families ondergebracht. Daar ‘s avonds voor ‘t eerste een warme maaltijd gehad, sinds dagen weer wat warms. ‘s Nachts heerlijk geslapen, al hoorde je daar ook de granaten gieren. Een dag gebleven om uit te rusten en moesten toen weer verder, daar er in Ede geen evacuees mochten blijven.
Wij trokken verder, nagezwaaid door de families. Alles huilde en een druilerige regen hing er. Wij waren ongeveer een half uur onderweg toen ‘t regenen ophield. Onderweg steeds posten waar wij boterhammen kregen en soms pap.
14 october
Kwamen wij ‘s avonds in Woudenberg aan. Daar op een post weer brood gehad en werd toen voor de nacht ons onderdak aangeboden, in ‘t hooi op den deel bij een boer. Daar ‘s avonds in ‘t hooi met ‘t heele stel voor ‘t eerst weer eens gelachen om Carlien, die ons allen aan de gang maakte. ‘t Deed je toch echt goed, weer eens even andere gezichten.
Nu had Jo Olderaan kennis aan een kapelaan uit Arnhem die in Hoogland was, een dorpje achter Amersfoort, en had gezegd dat hij daar heel rustig was bij familie. Zij dacht: daar ga ik raad vragen. Wij uit Woudenberg op zondag 15 october vertrokken en richting Amersfoort. Daar was juist een dag geleden een hevig bombardement geweest, en durfden daar niet te blijven, dus verder. Jo en Louis op de fiets vooruit gegaan naar Hoogland, waar de kaplaan woonde, om te zien of wij daar onderdak konden krijgen.
Inmiddels kwamen wij in ‘t dorp aan, hielden halt om te wachten tot Louis en Jo terugkwamen. Voor ‘t huis van dokter Verbeek stonden wij; daar kregen wij allen appels en koffie. Daar ‘t zoo lang duurde eer wij bericht hadden of wij onderdak hadden, werden wij allen bij de dokter thuisgevraagd en kregen, daar wij verkleumd van de kou waren, tomaten, soep en pap. Wij knapten er echt van op, en waren heerlijk warm geworden.
Intusschen kwamen Jo en Louis er ook aan, en die vertelde dat wij misschien wel hier op ‘t dorp konden geëvacueerd worden. Daarop kwam Baron van Boetselaer,* en die had inmiddels van de burgemeester gedaan gekregen dat wij dien nacht in een schoollokaal konden overnachten. De kachel was er aangemaakt, tafels in ‘t midden en aan de kanten bosschen stroo om op te slapen. Een bakker bood ons brood aan en er werd melk gebracht die wij konden koken. Wij hoorden dat wij de andere dag voorgoed bij boeren zouden worden ondergebracht. Ik kon wel huilen van blijdschap dat wij eindelijk niet verder hoefden te trekken.
Noot:
* Job baron van Boetzelaer woonde in Zonnewende (Hamseweg 48) en was de eigenaar van de erachtergelegen groenten- en druivenkwekerij Kranenburg. Hij was tijdens de bezetting brandweercommandant en bestuurslid van de veiling en de waterschappen. Job nam enkele Arnhemse evacué’s in huis en regelde het onderdak voor de anderen. Hij was hiervoor aangesteld door de gemeente, mogelijk onbezoldigd. Samen met zijn vrouw zamelde hij ook kleding in voor de Arnhemmers en voor de Hooglandse armen. (Vraaggesprek met zijn dochter Liesbeth Kok-van Boetzelaer). In Hoogland zijn veel meer groepen Arnhemmers ondergebracht. In Hooglanderveen konden evacué́s uit Huisen (bij Arnhem) terecht.
15 october
Onderdak in een school. ‘t Was Jack zijn vijftiende verjaardag. Anders had die jongen een heerlijke dag, en nu niets geen aardigheid, geen cadeautje kon je geven. ‘s Avonds lag hij te huilen in het stroo. Dat hij zoo’n verjaardag kon hebben had hij nooit gedroomd. ‘t Was zielig, maar wij hadden toch onderdak.
16 october
Was hij weer opgemonterd dat hij bij de boeren terecht zou komen. 16 october ‘s middags kwam er bericht dat wij om half 4 werden opgehaald. Al de families die bij ons waren, kwamen alle bij ons in de omtrek. Wij kwamen bij een boer die een boerderij midden in ‘t veld had, een heel eind van de weg; vanaf ‘t dorp Hoogland een half uur fietsen of 1 uur loopen, dus niet naast de deur. ‘t Eerst toen wij weg reden ging Toon Olderaan met vrouw en kinderen bij boer Van Wee.** De familie Van de Wedden, ouders van Jo Olderaan, vijf minuten van hun boerderij af bij boer Noordman. Verder kwamen wij aan de beurt bij boer Tolboom; dit was van Toon 25 minuten af. Frans Olderaan met kinderen kwamen vijf minuten van ons af bij boer Kuier. ‘t Laatste Teet en Carolien Olderaan met kinderen, 20 minuten van ons af bij boer Hilhorst aan de Eem (een rivier). Dit was dicht bij Soest.
Noot:
** De genoemde boerderijen zijn:
Boer boerderij evacué’s
Willem Tolboom Breevoort (Slaagseweg 4) Hansen
Piet van de Hengel n.n.(Slaagseweg 3) Toon en Jo Olderaan (vanaf 24 december)
Peter Kuijer ‘t Hoogje (Slaagseweg 9) Frans Olderaan
Gies Voorburg Vuydijk (nu Mgr.vd Weteringstr.70) anderen (zie 1 en 7 mei)
Toon Hilhorst Krachtwijk Teet en Carolien Olderaan
Van Wee (Weerhorsterweg) Toon en Jo Olderaan
Noordman (Weerhorsterweg) Van de Wedden
Nu, wij waren de eerste avond erg vreemd. ‘t Is te begrijpen; een heel ander leven, andere gebruiken. ‘t Was echt aanpassen in ‘t begin. Als je niet gewend ben om vanaf een tafel zoo zonder bordje brood te eten, zelfs zonder mes, geen tafellaken op tafel, dan is ‘t te begrijpen dat wij stadsche menschen dit heel moeilijk valt. ‘t Was alleen niet bij ons ‘t geval, maar bij al de families die hier op Hoogland ondergebracht waren. ‘t Was dus even door een zure appel heenbijten.
De tweede dag dat wij er waren, kregen we met z’n vieren een slaapkamer, waar twee heele grote kisten, anders kan ik het niet betitelen, stonden. ‘t Lag vol met hooi en daar konden wij in slapen. Wij hadden een bed om op te leggen en onze eigen dekens, maar de kinderen hadden geen bed en lagen op ‘t stroo er in. Hier noemen ze die kisten kribben. Comfort was er natuurlijk niets. Je kon je onder de pomp gaan wasschen of een emmer krijgen. Nu, ‘t was de eerste nacht dat wij heerlijk zonder akelige dromen hebben geslapen. De boerin, die geen meid heeft en vijf kinderen heeft, help ik in de huishouding mee en Louis schilt aardappels en dorst mee.
De dag dat wij nog in de school lagen heb ik iemand uit Baarn gesproken. Die zou bij mijn zuster Thea, die daar ‘t laatste jaar woont, de groeten gaan brengen. De andere dag gaat ineens de deur open en wie staat daar voor ons: Thea in levende lijve. ‘t Was een weerzien, dat is te begrijpen. Zij had al zoo vaak geïnformeerd bij ‘t Rode Kruis naar ons, maar steeds zonder resultaat. En nu, in één keer, zitten wij maar een uurtje fietsen van Baarn af. Wij hebben heel veel van haar gekregen waar wij gebrek aan hadden, van kleeren en al wat je zoo al niet mee heb kunnen nemen. Zelfs een huisjasje voor Louis bracht zij mee. Ton is er ook geweest. Thea haar dochter komt elke week. Wij zijn ook al in Baarn geweest. Daar ‘t bij de boer van eten en drinken heel goed is, zoo vond zij zelf ook veel beter om hier te blijven, daar ‘t in Baarn heel slecht van eten en drinken is.
Nu is ‘t hier een dag of zo rustig geweest, of ‘t geschiet in de lucht begint hier ook weer. Steeds aanvallen op treinen, straatwegen waar Duitsche auto’s rijden. Bommen vallen hier in de omtrek ook al. Dus ‘t begint deze kanten ook al gevaarlijk te worden.
26 october
Hier ook al vordering van mannen; alles moet zich melden. Zelfs evacuees moeten zich melden. Kwamen zij niet, dan gingen de boerderijen er aan. Wat te doen; je kon de menschen waar je gastvrijheid had er toch niet aan wagen? Dus allen gingen zich melden. Louis moest graszoden spitten voor stellingen te maken. Toon kwam op kantoor daar, om alle formulieren voor die tewerkgestelden in orde te maken. Frans werd een Ausweis gegeven, daar hij nog 6 kinderen had om voor te zorgen en geen vrouw. Teet bleef ondergedoken.
28 october
Louis rijdt ‘s morgens weg en komt ‘s avonds om half 7 weer. Doodmoe, en steeds aanvallen met boordwapens meegemaakt, dat ‘t hem steeds heviger begon te vervelen. Een heele week daar in weer en wind gewerkt, totdat hij besloot ook niet meer terug te gaan. Inmiddels had Toon Olderaan voor zijn reumathiek een Ausweis gekregen, dus die ging ook niet meer terug. Dus vanzelf dat Louis, nu ze daar ook al begonnen te bombarderen, er geheel niets meer voor voelde. Nu kan hij zich natuurlijk niet meer op ‘t dorp vertonen, daar ze hem onder pikken (zooals ze dat hier noemen). Dagelijks worden er razias gehouden in de omtrek. Overal in de dorpen pakken ze weer honderden menschen op.
13 november
Slecht weer. Geen bedrijvigheid in de lucht. Vandaag in Amersfoort weer honderden opgepakt. Zijn de Hollanders dan alle wilde dieren geworden, dat ze zoo opgedreven moeten worden? Vandaag waschdag gehad; de boerin wascht in ‘t bakhuis, ik doe de kamers en de afwasch en wasch onze kousen. De kinderen van ons lopen hier nu ook op klompen, daar de wegen hier zoo modderig zijn en ze steeds op de weilanden spelen, dus ‘t met schoenen niets uithaalt. Maar stoppen dat je nu moet; wat slijt dat in klompen lopen. Elke dag zit ik hier te stoppen. In huis word hier op de sokken gelopen.
Wij slapen tot kwart voor acht en staan dan op, gaan brood eten met warme melk en dan gaat ieder weder aan de arbeid. Ik ben hier weer aangekomen wat ik met mijn ziekte verloren had. Toen ik uit Arnhem ging woog ik nog maar 117 pond. Nu vanmiddag laten wegen en nu weeg ik al 122 pond. Dus ‘t eten en de rust doet mij hier goed. De gemeente Hoogland betaalt hier de boeren kostgeld voor ons, ƒ47,50 voor vier personen in de week. Louis krijgt ƒ4,- zakgeld van de gemeente, dus daar betalen wij onze schoenreparatie van.
Wanneer zal toch ‘t einde komen, en wij weten of ons huis nog bestaat. Er word nog steeds met wagens Arnhem binnengereden om alles uit de huizen te roven.* Als wij terugkomen en wij niets meer vinden zijn wij doodarm. Alleen wat we aan kleeren bij ons hebben en wat ondergoed, dit zal dan ons heele hebben en houden zijn. Maar wij zijn ‘t niet alleen daar, denk ik maar steeds aan. Hoewel ‘t soms heel moeilijk is om daar aan te wennen.
Noot:
* Behalve de hier afgedrukte foto van De Booys, maakte hij nog veel meer clandestiene foto’s van de systematische Duitse leegroof. Deze zijn gepubliceerd in P.R.A. van Iddekinge, Door de lens van De Booys (Uitgeverij Matrijs, Utrecht 1999). Mw N. Cozijnsen-Muys (die toen in Ede en Bennekom woonde) weet zich meer te herinneren. Direct na de Bevrijding reden vrachtwagens voor van Rotterdammers; zij waren zelf alles kwijt en meenden dat zij daarom recht hadden op wat er over was van de inboedel in de verlaten huizen in en rond Arnhem.
14 november
Vanmorgen opgestaan, vreeselijk slecht weer. Gelukkig ‘s morgens druk met ‘t helpen van de boerin, anders weet je hier in de eenzaamheid geen raad om de dag om te krijgen. Vanmiddag boodschap-pen in ‘t dorp gehaald. Bij thuiskomst zat Toon en Frans Olderaan hier. Zij kwamen ook om de tijd een beetje te korten. Louis verveelt zich hier gruwelijk, nu hij geheel niet op de weg kan komen. Vandaag erg rustig in de lucht; niets geen oorlogsnieuws.
15 november
Zoojuist vernemen wij dat ze in Limburg opnieuw begonnen zijn met een groot offensief. 30.000 mannen opgepikt in Rotterdam en weer naar Duitschland gevoerd. Arme vrouwen, die weer in de duizend angsten zitten om hun mannen. ‘t Eenige grote schip Terpiets [Tirpitz] wat de Duitschers nog hadden is heden in Noorwegen in de grond geboord. In Rotterdam grote havenwerken in de lucht laten springen door de Duitschers.
16 november
Vanmorgen niets bijzonders. Vanmiddag Hans Olderaan op gaan zoeken die ziek was; niets ernstigs, een kind mankeert gauw wat. Met Jo even naar ‘t dorp geweest. Gelukkig weer een dag om.
17 november
Vanmorgen was er in ‘t dorp om 9 uur vleesch. Ik er op de fiets heen, ook zooals in Arnhem in de rij staan, maar daar ik vroeg was, gauw aan de beurt.
Vanmiddag kwam zus uit Baarn in stroomende regen bij ons aan. Zij kwam hier of zij geen boter kon krijgen. Er is niets op de boterbon meer te krijgen; zelfs de reserveboterbonnen zijn ongeldig verklaart. Dus zonder iets moest zij weer terug. De boeren kun je niets meer van loskrijgen. Zij hebben volop van alles in huis en willen niets meer ruilen met stadsmenschen. ‘t Word in de steden hopeloos met de voedselvoorziening.
18 november
Weer druk in de lucht; veel schieten en in de buurt een paar maal bommen gevallen. Verder niets bijzonders.
19 november
Vanmorgen naar de kerk geweest. De Heilige Mis was bijna uit toen er vreeselijk vanuit de lucht werd geschoten. ‘t Was een vreeselijk lawaai. Een vliegtuig werd omlaaggeschoten, ‘t was een geweldige klap. In Hoogeveen [Hooglanderveen] ¾ uur van ons af, hebben de Duitschers op ‘t kerkhof vlak naast de kerk afweer gezet. Vandaag of morgen word er op geschoten en dan gaat de kerk er ook aan. Dit is de taktiek van de Duitschers: altijd tusschen kerken, scholen en ziekenhuizen in gaan zitten.
Vanmiddag zijn Jack, Piet en ik naar Baarn geweest. Hannie was jarig, 17 jaar, zijn gaan feliciteren. ‘t Was er heel gezellig. Ton was uit Schiedam ook overgekomen. Ik heb ook kennisgemaakt met de vriend van Hannie, een zeer aardige jongen. Zij is nog wel erg jong, maar ik denk toch wel dat ‘t iets worden zal. Hij is 5 jaar ouder als dan zij. Han is een geweldige flinke meid geworden en gaat haar vader na wat lengte betreft. Wij waren om 6 uur weer thuis. ‘t Was een vreeselijke wind, je kon er haast niet tegen in komen, en donker. Je gleed elke keer met je fiets uit in de modderige karsporen.
Ziezoo, weer een dag dichter bij de bevrijding.
20 november
Vandaag niets bijzonders. Vroeg naar bed vanwege ‘t licht. De avonden zijn verschrikkelijk met een petroleumlampje; je kunt er haast niets bij zien om te stoppen.
21 november
Vanmorgen naar ‘t dorp geweest. Vele vliegtuigen kwamen weer over; afweer was druk; verschillende zware slagen of er weer bommen in de omtrek vielen.
22 november
Elke dag slecht weer. Je humeur word er hier niet beter op. Niets geen lichtpuntje over de oorlog. Vanmiddag een erg naar geluid in de lucht; wij dachten: de V1 komt over. Maar neen hoor, in de verte zagen wij een vliegtuig brandend omlaag komen. 2 piloten kwamen met valschermen naar beneden. ‘t Was een akelig geluid om te horen. ‘t Scheen aangeschoten te zijn en kwam toen naar beneden.
23 november
Toon Olderaan is teruggekomen van een tocht per fiets naar Arnhem. Hij had papieren, dus kon hij er naar toe. Hij zei dat ‘t de laatste keer was dat hij daar kwam. Hij heeft nog wat kleeren zien te redden van hun zelf uit de wasscherei, en werd toen aangehouden door de Duitschers, en ‘t heeft maar weinig gescheeld of ze hadden hem alles afgenomen en nog een kogel erbij kunnen krijgen. Al de thee, een grote trommel vol, hebben ze hem nog afgenomen, en hij kreeg maar 5 minuten tijd om van de Plattenburg naar Velp te komen. Hij heeft toen gelopen tot hij haast niet meer kon.
In Arnhem zit niets meer dan menschen die voor de waterleiding moeten zorgen en 3 politieagenten. Deze zeide tegen Toon dat met een week heel Arnhem in brand werd gestoken. Vroom en Dreesman hebben ze al afgebrand, na eerst er in gefuifd te hebben. Straten worden afgezet en worden alle huizen van leeggehaald. Overal aparte wagens voor, textiel, haarden, vloerbedekking, meubels, schilderijen enzovoort. Alles word weggeroofd en gaat naar Duitschland. Dus nu weten wij allen uit Arnhem wel zeker dat wij niets meer terug zullen vinden. Waar ben ik altijd spaarzaam voor geweest, en uiterst zuinig op mijn spulletjes? Nu gaat alles in handen van die roovers. Straatarm zijn wij als de oorlog voorbij is; wat te beginnen?
24 november
Regen en nog eens regen. Enkele vliegtuigen. De gealieerden rukken op na Venlo. Blerik is al ingenomen.
25 november
Vanmorgen leelijke hagelbuien met stroomende regen. Wij zullen juist gaan eten, of enkele vliegtuigen cirkelen over ons heen, richting Baarn. Opeen vreeselijke slagen, bommen vallen boven Baarn, ontploffingen; een trein is onklaar gemaakt. De vliegtuigen vlogen zeer laag en bleven maar boven de spoorwegknooppunten cirkelen. ‘t Was angstig; de ruiten trilden geweldig; wij dachten ‘t zal er nu voorgoed op aan gaan. Na een half uur vlogen ze allen weer weg. Ik zal van zus wel hooren wat er precies bij hun is getroffen. De V1 is nu ook over ons heen gekomen, een lange witte streep.
Vanavond heele avond druk kousen gestopt en half elf naar bed gegaan.
1 december
Enkele dagen niets geen zin gehad om ‘t boek bij te werken. Nu vrijdag; vandaag ben ik op de fiets naar Baarn geweest. Zus had voor mij afgesproken bij de kapper om mijn haar eens te onduleeren. ‘t Was hoog tijd; ik kan er niets meer van maken. Ik was vanaf begin september niet meer er naar toe kunnen gaan. Zus moet voor mij spiritus inleveren, anders konden ze mij niet helpen.
Ik ben ‘s avonds bij hun in Baarn blijven slapen. ‘t Was weer heel iets anders als bij een boer, weer gezelligheid en comfort, wat je bij een boer geweldig mist. Zaterdagmorgen weer terug gefietst. Louis was blij dat ik er weer was. Hij was ‘s avonds al om kwart voor acht naar bed gegaan. ‘t Was zo saai geweest en vooral met dat akelige petroleumlichtje, je kunt er niets bij doen. De avonden zijn hier verschrikkelijk.
2 december
Niets bijzonders.
3 december
Vanmorgen met de kinderen naar de Heilige Mis geweest, en wij zaten goed en wel in de kerk of ze begonnen weer te schieten vanuit de lucht. De Mis is uit of verschillende vliegtuigen in de lucht, of ze begonnen er met boordwapens op Amersfoort te schieten. Baarn zagen wij in de verte vlammen opstijgen en op Soest was ‘t ook niet pluis. Wij liepen met Frans Olderaan en de kinderen midden op straat. Ik was doodsbang en Frans wilde niet schuilen. Hij zei maar: ‘Je moet niet zoo angstig zijn.’ Maar ik vind, als je maar door een scherf getroffen word, kun je er maar mooi mee zitten. Ik was blij toen ik weer thuis was.
Vanmiddag Carolien en Teet Olderaan bij ons geweest. Die zoeken ons trouw op. Vanavond om 9 uur naar bed gegaan. Hier in ‘t dorp worden ook al meisjes en vrouwen tot 30 jaar gevorderd om voor de Duitschers aardappelen te schillen. ‘t Is nog niet genoeg dat ze mannen wegvoeren, nu gaan de meisjes er ook aan. Er zijn er hier 5 in ‘t dorp opgepakt.
Van Wim en Triens weer lange brieven gehad. Fijn dat wij tenminste van een familie bericht krijgen. De voedselvoorziening word bij hun ook slecht. Er is voor geld haast niks meer te koop.
4 december
Niets bijzonders.
5 december
Vorig jaar een erg gezellig pakjesavond St. Nicolaas, en nu lagen wij om half 9 al in bed. De boeren voelen voor zoiets niets. Alleen ‘s nachts in de klomp voor elk kind wat speelgoed. Jack kreeg een poesiealbum en zelfgemaakte handschoenen, en Piet een paar schapenwollen sokken en een notitieboekje. Ik was erg blij met zijn sokken, daar ze hier in de klompen niet zonder kunnen lopen. Wij groten kregen niets. Wat mis je zulke dagen toch je gezelligheid thuis; ik zie nu al tegen de kerstdagen op. Wat ben ik altijd thuis voor zulke dagen druk geweest, om alles gezellig te maken. Louis en de jongens vonden ‘t fijn hoor, als alles zoo mooi versierd was en dan de kerstboom met de stal. Iets voor Piet om de stal op te sieren. En nu hebben wij niets meer. Waar zullen wij toch terecht komen na de oorlog?
9 december
Voor ‘t eerst is er sneeuw gevallen, een prachtig gezicht, maar natte voeten gekregen toen ik met Carolien naar ‘t dorp ging om naar de distributie te gaan. Wij zouden er voor de jongens kousen krijgen, maar toen wij aankwamen was ‘t kantoor gesloten. Dus nu maandag maar weer op pad, even 3 kwartier lopen.
10 december
‘t Is weer koffievisite hoor, daar komt Teet aan, Carolien en Mary Olderaan. ‘t Heele stel was juist bijeen of Toon en Jo Olderaan kwamen er aan. Die kwamen afscheid nemen; zij gingen naar Drente. Daar was Beb ook geëvacueerd, en daar moest ‘t zoo best zijn en alles nog volop, en zoodoende gingen zij met haar ouders, die ook hier op Hoogland waren, erheen. ‘t Is te hopen dat ‘t hun daar naar de zin mag zijn. Wij hebben echt gezellig nog zitten praten. ‘t Was een leven van heb ik jou daar, en alle kinderen erbij, dus een drukte hoor. Gelukkig dat de boerin van gezelligheid en drukte houdt, anders hadden wij ze allen niet kunnen ontvangen.
Vanmiddag zijn er weer vliegtuigen overgekomen en is er weer geweldig geschoten. Wij denken Amersfoort of Baarn, ‘t heeft niet lang geduurd of zij waren weer weg. Nu is ‘t weer rustig. Hoe lang nog eer ‘t vrede is, wat moet er nog vernield worden?
24 december
Toon en Jo Olderaan zijn weer teruggekomen. 2 dagen waren zij onderweg naar Drenthe, of zij maakten op de weg daarheen een flink bombardement mede, en de schrik zat er zoo in dat ze weer omgekeerd zijn naar Hoogland. Zij zijn nu bij andere boeren ondergebracht, tegenover ons bij Piet van de Hengel.
Vanmorgen met de kinderen naar de Hoogmis geweest, 1ste Kerstdag. Heb mijn hiel stuk gelopen en kwam met een bebloede kous thuis. ‘t Was heel pijnlijk; de weg naar de kerk is ook zoo lang. Vreeselijk koud; ‘t heeft flink gevroren. Wat een verschil bij vorig jaar. Wat had ik ‘t altijd gezellig versierd; de kinderen kwamen dan ook thuis in een ware kerststemming. Hier word er niets aan gedaan. ‘t Is net als andere zondagen, geen takje dennegroen in huis, geen kerstkribbe, noch liedjes worden gezongen. Ik heb toen ik in de kerk zat aan alle familieleden moeten denken: hoe en waar zouden zij allen zitten; zouden zij ook wel zoo aan ons denken als wij aan hun? Ik heb eens flink gehuild in de kerk, toen het Stille Nacht gezongen werd. ‘t Greep mij erg aan, hier op de vreemde, alles vreemd en je kunt even niet flink je uitpraten. Louis was ‘t ook erg voor, die kon niet eens naar de kerk daar er nog steeds mannenrazias gehouden worden.
Gisteren werd er weer erg geschoten uit de lucht. Wij waren onderweg toen de scherven van granaten over ons heen vlogen. Ik ben tegen een boom aan gaan liggen tot ‘t bedaard was. Wanneer komt toch ‘t einde?
31 december
Zoojuist bij Carolien geweest. Haar broer was juist aangekomen en vertelde daar hij wacht had gehad in Arnhem; dat wij er niet op behoefden te rekenen nog iets van onze inventaris terug te vinden, daar alle huizen leeggeroofd worden en Arnhem nooit in Engelsche handen zal komen, daar zij [de Duitsers] de stad in brand steken. Nu, hoe of ik me voelde is te begrijpen, kon er niet van in slaap komen.
‘s Middags had Louis voor de boerin oliebollen gebakken; ze waren heerlijk. ‘t Was een heel werk; van 2 tot 5 had hij staan bakken. De kinderen vlogen er op aan, toen zij van ‘t ijs thuiskwamen. ‘s Avonds om 9 uur naar bed gegaan; hier werd niet van ‘t Oud in ‘t Nieuw gevierd. Om 2 uur werd er vanuit de lucht weer gemitraljeurd, waarna wij ook ‘t afweer hoorden. Waar ‘t op geweest is weten wij niet.
1 januari
Nieuwjaarsdag, tegen kwart voor 9, in ene keer vlogen er drommen van vliegtuigen over, zware bommenwerpers. Van alle kanten kwamen zij, alles vloog richting Amsterdam. Zij vlogen zoo laag over dat hooren en zien verging. Ik had vreeselijke angst, daar de kinderen juist allen weg waren naar de kerk, over open vlaktes waar weinig dekking was. ‘t Leek ons of er weer een nieuw offensief begon. ‘t Waren de zware bommenwerpers, de vracht hing nog aan vliegtuigen. Wie weet wat er gebeurd is; ‘t waren heele angstige ogenblikken. ‘t Waren Amerikaansche en Duitsche vliegtuigen; of de Engelsche nu op hun vliegtuigen ‘t hakenkruis geschilderd hadden of ‘t gestolen waren, wij weten het niet. Je begrijpt niet waar anders de Duitschers ineens de vliegtuigen vandaan halen, daar zij er toch haast geen meer moeten hebben. Ik ben eens benieuwd, als de jongens thuiskomen, waar zij in gevlucht zijn toen al die vliegtuigen overkwamen.
‘t Zal mij benieuwen of de Olderaans allen hier komen om nieuwjaar te wenschen; zij durven er misschien ook wel niet uit. Waar zal toch de familie uit Nijmegen zitten, naar wij hoorden zijn ze opnieuw geëvacueerd. Nijmegen moet er vreeselijk uitzien. Zouden ze allen nog leven? Heeroom zal wel in Tilburg zijn; die zitten daar misschien in ‘t Fratershuis. Gelukkig dat ‘t kind bij Triens ook geboren is, anders lig je maar angstig in zoo’n ziekenhuis. Zou Lies ook haar tweede baby hebben? Niets hoor je. Wist ik toch maar of pa en Lia met Jopie ook in veiligheid waren.
4 januari
Vanmorgen is Frans Olderaan met zijn zoon en Jack vertrokken, met handwagen naar Velp om te zien nog wat kleeren te redden die daar nog waren. Ik hoop dat er nog iets van terecht komt. ‘t Zal een heele zware tocht voor hun worden. Vooral met die sneeuw is ‘t zwaar duwen. Zij mogen niet over de groote weg, maar moeten over Otterloo, dus een geweldige omweg. Zij zullen ‘s nachts ergens onderkomen moeten zoeken. Waren zij maar vast thuis.
5 januari
Vanmorgen ome Jan en tante Door hier geweest. Die zitten op Soestdijk, hebben ‘t er erg slecht en zullen probeeren in Groningen te komen, met kennissen van hun die daar naar toe gaan. ‘t Moet daar erg goed van eten zijn. ‘t Word met de voedselvoorziening erg slecht.
6 januari
Heb de heele nacht niet geslapen van de buikpijn. Heb weer een ernstige darmcatar gekregen. Ben er weer ziek van en blijf liggen in bed. Ik ga maar weer direckt op dieet. ‘t Is hier anders ongelukkig om ziek te zijn; niemand komt na je kijken. Als ik Louis niet had, die voor me zorgde, geloof ik dat ze [de boerin] nog geen eten voor me klaarmaakten. Gisteren was ‘t al ‘s middags half 1, toen hun eten al kant en klaar was en er voor mij nog niet aan gedacht was om wat klaar te maken. Louis heeft toen wat puree voor me klaargemaakt. Om een beetje rijst voor me klaar te maken is zeker te veel moeite. Ze hebben anders nog een grote zak vol staan. Iets bijzonders waar een zieke van opknapt word niet voor je klaargemaakt. Wat word er bij ons toch anders voor een zieke gezorgd dan bij de boeren. Je moet hier maar nooit iets mankeeren, dan is ‘t wel in orde. Ik ben eens benieuwd: als haar eigen kinderen ziek komen te liggen, of ze er dan ook niet naar omkijken.
9 januari
Ik ben maar weer opgestaan en ben weer wat beter. Wat ben ik bezorgd over Jack, die nu steeds onderweg is, en nu met die vreeselijke koude. Vanmorgen alles witbesneeuwd weer en erg gevroren. Wat zal hij meebrengen en wat zullen zij misschien onderweg meemaken?
11 januari
‘s Avonds kwart over 7 komt Jan Olderaan aangefietst, dat zijn vader en Jack in aantocht zijn uit Velp terug. Hij was vast vooruitgefietst om ‘t ons te komen zeggen. Zij waren al bij ‘t kanaal in Amersfoort. Nu, hoe blij wij waren laat zich aanzien. Zij kwamen erg vermoeid aan, wat te begrijpen is. Frans Olderaan was doodop. Gelukkig hebben zij nog goed van ons uit Velp mee kunnen brengen, hoewel er bar veel van gestolen is. De mooie babyvacht waar ik altijd zoo trots op was is ook weg, en al ‘t mooie babygoed, alsook doopsprei met jurk. Alleen de wollen doek waar ik ze vaak mee inpakte was er bij. Wij mogen niet klagen, daar wij nu toch wat terughebben. Van Carolien is niets mee gekomen als een zakje met goed en een jas. Ik vond het heel erg voor haar, maar heb haar voorgesteld: als zij iets noodig had, kon ze gerust van mij wat krijgen.
Zij zijn (Frans met de jongens) in Velp gelogeerd bij de familie Bosman en in Ede bij de familie van Frans, waar zij allen goed onthaald zijn. Haast waren zij nog ‘t goed wat ze meegebracht hadden kwijt geweest. Een Duitsche soldaat wilde er beslag op leggen, maar Jack sprak nogal aardig Duitsch en praatte net zoo lang dat hij er toch door mocht gaan. Er kwam nog een Feldwebel [korporaal] aan te pas, en hij klaagde dat zijn moeder zonder goed zat, en zoodoende nog iets probeerde te redden wat bij kennissen lag opgeslagen. Gelukkig kwam hij toen vrij.
In Arnhem kon hij niet meer in, daar er in Arnhem de kogel word gegeven die er zonder goede papieren in komt. Zij hebben in Ede ook de verwoesting gezien waar de V1 is neergekomen. Er zijn in ‘t Maanderpark 16 huizen in de grond gelegd. ‘t Moet vreeselijk geweest zijn om te zien. De menschen zijn op ‘t ogenblik banger voor de V1 als voor vliegtuigen. Onderweg nog vele soldaten-graven gezien, van verschillende natiën bij elkaar. Onderweg nog kanongebulder en granaten gehoord, maar zelf gelukkig heelhuids thuisgekomen. Zij zijn een week weg geweest.
Van de verdere familie nog steeds niets gehoord. Jack heeft uit Velp voor oom Jan en tante Door ook nog wat nieuw wollen ondergoed meegebracht, wat zij bij kennissen hadden liggen. Zij hebben ‘t in Soestdijk erg slecht van eten en hebben veel honger. Hadden zij zelf toch maar wat meer meege-nomen, dan zouden ze nu niet zoo behoeven te vragen om eten. Thuis hadden ze alles volop, maar natuurlijk ‘t zonde gevonden om alles mee te nemen. Wij hebben gelukkig ‘t een en ander van levensmiddelen meegenomen. Je was toch voor ‘t eerste begin gered.
10 februari
Oma Hansen jarig, de eerste verjaardag dat wij er niet bij kunnen zijn. Hoe zullen wij die dag doorbrengen? Gisteren gehoord dat er zoo’n honger in Nijmegen is; ‘t moet er vreeselijk zijn. Hoe zullen zij er allen doorkomen? ‘t Ergste zal ‘t voor Pa en Lia met Jopie zijn. Lia die nooit iets inmaakte of weckte, en ‘t altijd maar geloofde als ik eens zeide: ‘Lia, maak toch ook eens wat in.’ Nu zit zij met niets geen voorraad, en de arme kleine Jopie die nu uit alles wel uitgegroeid zal zijn, en ik kan nu niet meer helpen, daar nu van ons wel alles gestolen zal zijn. Morgen word hij een jaar, anders zou ik hem een jasje gegeven hebben, en nu is alles in Arnhem. En pa, hoe zal die zich er met die honger doorwerken? Louis zegt: ‘In de Velperstraat hebben ze goede voorraad van alles, dus die zullen zich er wel doorslaan.’ En Mia, hoe zou die er aan toe zijn, nu Geof niet meer voor de Weermacht werkt? Alles een groot vraagteken.
Vanmorgen weer zware bommenwerpers overgekomen. In Amersfoort luchtalarm, zoo duidelijk te hooren of ‘t hier op Hoogland was. Volgens berichten gaat ‘t goed met de oorlog; toch duurt ‘t ons nog steeds te lang. Als wij Louis maar bij ons mogen houden. Ze pakken nog steeds mannen op voor Duitschland. Daar begint de honger ook. Nu, dan weten ze daar ook eens wat de Hollanders nu lijden. Dagelijks sterven er hier in Holland honderden per dag. Prijzen worden er betaald om van te rillen: boter f 70,- per pond, een kip 25 gulden een pond, suiker 100,- gulden, lucifers 25 gulden per pak en zoo maar door. In Amsterdam is al 45 gulden geboden voor 1 brood. Waar moet ‘t naar toe?
Vrijdag ben ik zus op gaan zoeken in Baarn. Gelukkig hebben zij nog geen honger; Ton zorgt steeds goed voor hen en hebben ook nog vooraad. Wat voor prijzen zij er voor betalen is vreeselijk. Enfin, zij hebben er ‘t geld voor, dus kunnen dat. Gelukkig dat wij bij boeren zitten, anders leden wij gebrek, daar wij er ‘t geld niet voor hebben om zulke prijsen te betalen.
Vorige week [in] Amersfoort weer bommen gevallen. Weer verschillende dooden; steeds gooien de Engelsche mis. De burgers zijn steeds weer de dupe. De ondergrondsche heeft een seinhuisje daar in de lucht laten vliegen, waardoor 2 Duitschers gedood werden. Als represaljemaatregel werden er 20 mannen uit ‘t Kamp [Amersfoort] daar gehaald; die werden aan de weg opgesteld en werden zoo doodgeschoten. Een heeft er nog geroepen: ‘Moordenaars zijn jullie!’ Er waren er bij die nog niet dood waren, en die kregen nog een tweede kogel achterna. ‘t Waren gijzelaars en politieke gevangenen. Wat een toestand. Zij werden er tentoongesteld voor ‘t publiek of ‘t een vermakelijkheid was. Arme vrouwen die denken dat haar mannen nog leven. Ik schij nu maar weer uit, daar er gegeten moet worden.
Daags voor de vasten druk gehad; ‘t is hier tradietie pannekoek bakken of oliebollen. Heb hier 2½ uur staan bakken. ‘t Is hier een gezellige drukte daardoor. De kinderen verkleden zich, doen allerlei vodden aan, een met een vlag voorop (een oude kapotte handdoek), allerlei gekke mutsen en hoeden op, ‘t heele gezicht met gekleurd krijt ingesmeerd, een rommelpot in de hand en potdeksels, en dan maar zingen. Gaan alle boeren af en krijgen dan, als zij gezongen hebben, wat te snoepen en geld voor de spaarpot. In de verte hoor je al ‘t geschreeuw ervan. Natuurlijk deed onze Piet ook mee. ‘t Was een leuk gezicht als je ze aan zag komen. Zij zingen dan:
‘Ik heb zoo lang met de rommelpot gelopen.
Ik heb geen centje om brood te kopen.
Rommelpotterij, rommelpotterij,
geef mij een centje en ik ga voorbij.’
‘t Was voor de kinderen echt leuk. Piet had er 3 gulden mee opgelopen en de noodige koekjes. Jack werkt voortaan de heelen dag op het land en melkt de koeien en voert ze, ‘t word een echte boer hier (weegt al 124 pond).
20 februari
Ik ben vandaag weer eens naar zus naar Baarn gefietst. Zij vinden ‘t altijd fijn als ik kom, vooral daar ik altijd melk voor ze mee kan brengen. Ton was ook uit Schiedam thuis gekomen, helemaal met de fiets. Hij bleef een week, daar hij de 22ste jarig is. Geen last gehad van vliegtuigen.
Er zijn daar uit Baarn heele troepen kinderen uitgezonden naar de Achterhoek. Worden bij boeren ondergebracht, daar de stumpers niet voldoende meer gevoed kunnen worden. In de grote steden is de honger zoo gestegen dat er honderden per dag sterven en niet eens meer begraven kunnen worden met doodkisten. Worden in 2 lakens gewikkeld, die de menschen zelf moeten leveren, en worden zoo in massagraven gedaan. ‘t Is vreeselijke toestand. Wij moeten God danken dat wij ‘t hier nog goed hebben bij de boer. Hoe zou ‘t nu in Nijmegen gaan? Er is geen dag of ik denk er aan.
Jack is vandaag naar Amersfoort, met een paar jongens uit de buurt, om een koe weg te brengen die weer geleverd moest worden. ‘t Word zoo’n echte jongen van ‘t land, als je hem er bij ziet lopen. Piet heeft een ontsteking onder ‘t oog gekregen; die hij heeft opgelopen met pijl en boog schieten, toen ze oorlogje aan ‘t voeren waren. ‘t Is goed aangekomen en is een flinke ontsteking geworden. Heb nu zalf van de dokter gekregen om er tegenaan te doen, en ‘t vuil er uit te laten trekken. Ik hoop dat ‘t maar gauw over zal zijn, daar ‘t bij een oog altijd gevaarlijk is.
15 maart
Louis is vandaag 45 jaar geworden. Wie had gedacht, vorig jaar, dat zijn volgende verjaardag op de vreemde zou doorgebracht worden, en dan in wat voor een toestand? Toch heeft hij nog een prettig dagje gehad. Verschillende kennissen waaren koomen feliciteren, en hij heeft ook nog aardige cadeautjes gekregen. Van de boerin kreeg hij een kruisbeeld, om in onze nieuwe huishouding later weer te beginnen. Ton en Thea uit Baarn kwamen ‘s middags ook nog en brachten 2 technische boeken voor hem mee. ‘s Middags moest ik pannekoek bakken, dat is de gewoonte met verjaardagen, en pudding na. Ook had zij [de boerin] een flesch druiven opengemaakt om te presenteren en een cake gebakken. Wij vonden ‘t erg aardig, vooral daar ze voor Louis precies ‘t zelfde deden als toen de boer jarig was.
Van Wim ook vernomen dat Lies en Piet in Friesland zitten met hun kinderen, ook geëvacueerd. Dus dan zijn we alweer van een familie op de hoogte waar ze zijn. Zij zijn net als wij ook alles kwijt. Wat zou er van de verdere familie over zijn? Waar zou Frans toch zitten?
De oorlog word steeds verschrikkelijker; honger overal. Duitschland gaat gestadig zijn ondergang tegemoet. Steeds rukken de gealieerde verder op. Berlijn is als ‘t zoo doorgaat zoo gevallen. Duitschland word ontzettend gebombardeerd, als ‘t zoo doorgaat blijft er niets meer over.
17 maart
Zus jarig. Ik ben naar Baarn geweest om haar te feliciteeren. Prachtige bloemstukken en boeken heeft zij gekregen. Ton was uit Schiedam ook over. Je kunt zien dat zij iedereen zooveel mogelijk helpt waar zij kan. Dit blijkt uit de belangstelling die zij kreeg. Van de boerin kreeg zij hier 8 eieren, waar zij dolblij mee was.
Toen ik ging door de polder, gingen zware bommenwerpers weer over. Ik was weer bang, vooral daar ik in de verte weer bommen hoorde vallen, en er werd weer hevig geschoten. Toen ik uit Baarn terugkwam hoorde ik weer bommen vallen, ‘t leek weer die kant van Amersfoort uit. ‘t Is altijd angstig; je bent nooit meer veilig op de weg.
Piet zijn oog is gelukkig ook weer beter. Wij komen hier allen door de goede voeding erg aan. Alles word te nauw. Ik weeg al 131 pond, en woog toen ik ziek uit Arnhem vertrok 117 pond, dus rust en goed eten doet goed, dat blijkt nu met ons. Jack weegt 126 pond, Piet weegt 75 pond en Louis 155 pond.
30 maart
Goede Vrijdag. Vanmorgen met Louis en de jongens naar de kerk geweest. Even een uur loopen er naar toe. Frans Olderaan met de jongens was er ook bij.
Wij waren amper thuis of er kwamen zeer laag 4 vliegtuigen over die begonnen te schieten, om er bang van te worden. Ze vlogen laag over ons huis heen. Weer schoten ze weg en even later hoorde Louis en Jack, die buiten stonden te kijken, om hulp roepen en kermen. Ze vlogen er op af. 5 Minuten vanaf onze boerderij hadden ze geschoten op een mestkar, waar de boer op zat met een jongeman, evacuee uit Arnhem. Die waren daar op ‘t land bezig. De boer werd eraf geschoten. De jongeman werden de beide beenen door ‘t schieten verbrijzeld. ‘t Moet vreeselijk geweest zijn om te zien; badend in ‘t bloed. ‘t Paard werd ook doodgeschoten. De boeren uit de omtrek en een Roode Kruissoldaat die er voorbij kwam verleende eerste hulp. Later kwam de dokter, en toen werden ze op een boerenkar hobbelend over de keien vervoerd naar Amersfoort, naar ‘t ziekenhuis. Onderweg stierf de jongen al; de boer ligt op sterven. Wij allen zijn van ‘t geval erg onder de indruk. Niemand kon haast eten. ‘t Is een grote schande dat piloten zoo durven schieten op boeren die op ‘t land werkten, en geen enkel punt waar zij belang bij konden hebben. De vrijheid word door ons Hollanders duur gekocht.
En steeds hoor je maar: ”t Einde is in ‘t zicht.’ ‘t Duurt voor ons maar zoo lang. Emmerik, hoor ik zoojuist, is ook gevallen; de Rijn zijn ze over. Churchil heeft gesproken dat binnen de 48 uur de Rus en de gealieerde in Berlijn elkaar de hand zullen reiken. Nog houden de Duitschers vol: de oorlog winnen zij! Wat kost ‘t toch milioenen menschenlevens, en nog word er maar door gevochten. Volgens berichten zullen wij met enkele weken vrij zijn. Wat zal ‘t ons nog kosten? Ik hoop maar dat wij gespaard mogen blijven.
15 april
Vanmorgen met Louis en de jongens naar de kerk geweest. Toen wij terugkwamen hadden de Duitschers op verschillende punten de weg versperd, met bomen om te hakken. Juist toen wij er aan kwamen viel er weer een, zonder ons te waarschuwen. Wij er af en de fietsen over de bomen gebeurd en naar huis. ‘t Gaat nu beginnen. Er is al gewaarschuwd: ‘Als ze beginnen te schieten allen in huis blijven of de kelders in.’ Ze zijn al (de gealieerde) in Harderwijk; fietsen 2½ uur van ons af. Apeldoorn is vrijgegeven, omrede ‘t vol ligt met gewonden; dus nu trekken ze op hier naar toe. Wat zal ons nog te wachten staan? De polders hebben ze hier al onder water gezet.
Zus is deze week nog eens afscheid komen nemen tot na de oorlog; zij durft de weg nu niet meer te maken. Jack komt zoojuist thuis zonder fiets; heeft hem onderweg bij een boer neergezet, daar ze al de fietsen weer vorderden. Ik hoop maar dat ze hier gewoon doortrekken; er zitten hier niet veel Duitschers voor tegenstand. Voor Amersfoort zit ik meer in angst; daar zal nog wel gevochten worden.
Hier 4 zieken geweest. De juffrouw [boerin] is gelukkig ook weer op. Corrie moet nog wat in huis blijven, daar ze nog niet geheel in orde is. Piet ook weer beter; heeft ‘t in de keel gehad. Nu maar afwachten wat er gaat gebeuren. Van Wim een brief nog gehad uit Gouda. Hij zou zo graag eens naar hier toe komen, maar zal er nu geen gelegenheid meer voor hebben. In Amsterdam sterven de mensen als ratten van de honger. ‘t Moet daar vreeselijk zijn.
20 april
Vanmorgen komt Carolien ‘t erf op gestormd met de mededeling: ‘Wij moeten voor half 3 de boerderij af. Waar naar toe; kunnen wij bij jullie komen?’ Willem vind het direckt goed en zij naar huis om te pakken. Zij was nog niet weg of Frans kwam of hij met de kinderen ook hier konden komen. Alles kon komen. Daar kwam nog een familie aan, nog een, allen boeren uit de omtrek, alles moest er uit.
Nu, wij aan ‘t sjouwen en hooi binnengehaald om op te slapen, de kelder de koffers er in gebracht, eten gebracht, en ik sta af te wasschen, of de eerste Tommies op tanks kwamen over de Zeldertseweg schieten. In een miniem van tijd waren ze op verschillende hofsteden, om te kijken of er Duitschers waren. 30 Krijgsgevangenen hebben ze gemaakt. Nu is het afwachten of de groote troepen in aantocht zijn. Dit waren de eerste patroelje, die hier moesten verkennen. Bij Hilhorst is een Roode Kruislazaret voor de Duitschers gemaakt. 1 Gewonde Duitscher werd er binnengebracht. Een gewonde Tommie, die nu dood is gegaan, word hier op Hoogland begraven.
Gisteravond hebben ze [de Duitsers] de kerktoren de lucht in laten vliegen. De toren is midden in de kerk terechtgekomen; alles er van in puin. De maalderij is ook de lucht in gevlogen. Er was een vreeselijke brand in de verte te zien. Wij durfden haast niet naar bed. Vannacht gaan wij er aangekleed op liggen. De mannen zullen waken.
De Duitschers zijn vanmiddag bij ons geweest, om alles af te zoeken of er Tommies zaten. Wij hopen dat ‘t hier nu met een dag vrij zal zijn. Er zitten bij ons in de buurt nog overal Duitschers verscholen. Wij zitten nu hier op ‘t ogenblik met 29 menschen. Er word in 4 partijen gegeten. Nu is ‘t afwachten; ik hoop dat wij er goed af zullen komen.
22 april
Nog steeds niet vrij; de toestand word steeds zenuwachtiger. De Tommies zijn weer teruggeslagen. Wij mogen niet meer buiten komen. Vanmorgen mochten wij 1 uur op straat komen, 1 grote gunst, om brood te halen. Verder zit je maar de hele dag binnen. De Tommie die hier doodgeschoten is, ligt hier op de Ham in een tuin begraven. Er staat een houten kruisje op zijn graf. De Duitschers verwachten elk ogenblik de Tommies. Vliegtuigen komen er haast niet meer over.
Hier in huis zijn wij maar weer druk met ‘t eten en drinken zorgen voor al de menschen die wij in huis hebben. Nu 25; er zijn er een paar afgevallen die naar hun moeder gegaan zijn die in de school geëvacueerd zijn. Carolien en ik nemen zooals ook op Plattenburg hier de leiding in handen. De kinderen houden wij in huis met sjoulbakken.
25 april
Vanmorgen angstig: de eene granaat over de andere, ze gierden over ‘t huis. Wij allen de kelder in, een kleine kelder maar scherfvrij. Met 25 er in, ‘t viel niet mee hoor. Piet de rozekrans voorgebid. Duitschers kwamen af en aan; patroulieerde om de boerderij heen. Steeds de vraag: ‘Zitten hier Tommies?’ Als ‘t even stil was gauw weer eten klaargemaakt en pannen pap en melk, daar de Duitschers steeds om melk kwamen. Opeens een oorverdoofend artelerievuur van de Engelsche bommen ertussen door. Wij hielden ons hart vast. Carolien zat met een opgewonden rood gezicht van angst.
Wij allen dachten: als er hier maar geen gewonden komen. En zie: daar komt een soldaat aan, dronken van oververmoeidheid en doodsbleek. Valt in de geut op een stoel neer; haren in wanorde om zijn hoofd en een angstblik in zijn ogen. Hij vertelde: door het artelerievuur waren camaraden van hem gewond geraakt. Hij kreeg een schampschot langs zijn hoofd, en daar hij zich in de sloot had laten vallen geheel nat, en door de sprong had hij erge pijn in de lies. Hij werd door Louis zijn gezicht gewasschen. Een sigaret rolde Teet Olderaan voor hem, daar hij over zijn zenuwen heen was. De man had in 2 dagen niets te eten gehad; vanaf 2 april niet meer geslapen. Geweer had hij onderweg al weggegooid, granaten was hij kwijt. Dus als hier de Tommie zou zijn gekomen had hij zich overgegeven. Hij vertelde dat een camaraad de beide beenen waren afgeslagen.
En zie, daar komen een troepje Duitschers aan met een Sanitaiter (Roode Kruisverpleger), en op een trapleer met stro de gewonde; beide beenen bungelde erbij. ‘t Moet verschrikkelijk geweest zijn om te zien. Hij werd de heerd op gedragen (huiskamer), en op tafel werden hem de peesen doorgesneden die nog in verband stonden met de beenen.
De man kermde luid, bloed lag op de matten in de kamer. Louis, Willem, Teet gaven alles aan wat er zijn moest. Wij mochten niet de kelder uit. Toen hij verbonden was werd hij op een handwagen weggevoerd, wij hoorde naar Baarn. Wat is oorlog verschrikkelijk; de angst maakt je zenuwen kapot.
Zoo waren de Duitschers weer weg of nieuwe gewonden werden binnengebracht, ‘t was een komen en gaan. Juffrouw Tolboom heeft nu een vlag moeten maken voor hen, met een rood kruis van katoen er op, gemaakt uit een oud hemd van Willem. Wie had kunnen denken dat je nog eens voor je vijanden een Roode Kruisvlag moest maken.
De heele dag zijn de granaten niet van de lucht geweest. Hier zijn van een boer die bij ons in huis was 2 koeien gewond. ‘t Dier brult steeds van de pijn. Wij kunnen niet eens de doode koeien ophalen, zoo gevaarlijk is ‘t om buiten te komen. Vanavond zijn wij weer de kelder in gegaan om er de nacht door te brengen. Tot 12 uur heb ik het uitgehouden, en kon toen niet meer zitten van de pijn in mijn lenden. Mijn beenen waren stijf geworden en kon ze haast niet voort krijgen. Ik ben maar in bed gaan liggen en dacht: ik zal het maar in Gods handen overlaten; als ik getroffen word is ‘t ook mijn tijd geweest. De mannen hebben gewaakt, en de kinderen met juffrouw Tolboom zijn ook naar bed gegaan. Je kunt er niet liggen, met zoveel menschen in een kleine kelder.
Vanmorgen kwamen er alweer 2 Duitschers om melk en zich hier wasschen. Wij hoorden dat zij nu op Soest terugtrokken. Amersfoort is omsingeld. Wanneer zijn wij nu toch vrij? Terwijl ik dit neerschrijf schieten ze weer verschrikkelijk, dus weer de kelder in. Wat zullen wij nu vandaag weer meemaken? De boeren uit de omtrek, die hier bij ons in gevlucht zijn omrede zij hun huis uit moesten, zijn nu al vanaf vrijdag bij ons. Ook Carolien met haar gezin. ‘t Is erg druk, zoo’n huishouden van 25 personen. Je doet niets als voor ‘t eten zorgen en afwasschen. ‘t Is weer net als toen wij bij Carolien zaten.
26 april
Wij liggen nog steeds onder granaatvuur. Daar juist komen 5 Duitschers aan met toestellen op hun rug, arteleriewaarnemers. Zij instaleerde zich doodrustig hier op de heerd en wij moesten er af, de keuken in. Wij allen angstig dat wij nu hier de hoofdpost van de waarnemers hebben. Als de Engelsche ‘t in de gaten hebben, gaan wij er allen ook aan. ‘t Is een angstige spanning; elke keer even koken en dan weer de kelder in. Boven ons zitten ze te brullen aan de toestellen. Hier is ook de leiding van ‘t schieten. Gaten hebben ze in het dak gemaakt; daar zitten de verkenners voor met hun verrekijkers. Aan de overkant van ons, in die boerderijen, zitten de Tommies. Er word steeds gevuurd. Wanneer komt toch de bevrijding?
Wij zijn nu vanaf deze Duitschers hier zijn gevangenen; wij mogen niet meer buiten komen. Wat dat is met zoveel kinderen kun je begrijpen. In de kelder is het haast niet te doen met zoveel menschen. Nu ‘t avond word gaan wij alle weer een plaatsje maken voor de nacht, allen met de mantels en jassen aan. Als het lang zoo duurt word ik stijf van reumathiek. Nu moet ik regels schrijven wat wij meemaken voor de nacht, en toch durf ik het niet te doen voor na de oorlog; dan zal ik hier een P.S. aan toevoegen.
27 april
Een rustige nacht gehad. Wat er voorbereid word weet ik niet, maar ‘t is angstig stil. Er word niet meer geschoten. Vliegtuigen hoor je geheel niet meer sinds Rooseveld dood is. Is er wat gaande, wat weten wij niet, maar ‘t is een stilstand of er geen oorlog is. Wij hooren niets meer, komen met niemand in aanraking, dus weten wij niet wat er in de buitenwereld gebeurd. ‘t Begint langzaam op onze zenuwen te werken; wachten wachten en nog eens wachten. Volgens de luitnant loopen de Canadeezen over de Ham (dorp), dus dat is vrij. Wat doen ze toch met ons; worden de Duitschers ingesloten, of zullen wij zo moeten zitten tot alles in Holland vrijgemaakt is?
Er zijn hier in de weilanden overal mijnen gelegd, dus wie er overheen loopt word uit elkaar gerukt. Later durf ik nergens meer te loopen, of de Tommies zullen eerst de mijnen moeten ruimen. Wij horen zoo juist dat, door onvoorzichtigheid van 2 soldaten, zij op mijnen hebben geloopen en allebei de beenen zijn afgeslagen. Wat is ‘t toch vreeselijk die oorlog!
De lui die wij hier hebben spreken geen woord Hollands, dus wij spreken nu de heelen dag Duitsch tegen hun, daar zij het [Nederlands] niet verstaan. Carolien, die een Duitsche is, word er steeds bijgehaald als de boer of de boerin iets niet snappen. Wij moeten veel voor hun klaarmaken. De lekkerste dingen hebben ze en elke dag snaps, zelfs bonbons hebben ze, wat elke dag aangevoerd word uit de marketent. Gisteren hebben we even gelachen om mij. Je begint zoo Duitsch te praaten dat, toen de boerin vroeg of ik nog koffie moest hebben, ik doodernstig zei: ‘Nein Danke.’ Ze hebben allen gebruld, ik zelf ook. [De Duitsers] ‘t zijn gelukkig geen menschen die alles leeghalen; ze vragen alles beleefd. ‘t Is de heelen dag een gaan en komen van militairen, die hier op de hoofdpost hun orders komen halen. De luitenant die komt uit Dresden vandaan en is pas voor het eerst 4 weken in Holland. Hij vind Holland vreeselijk. ‘t Is een echte fanatieke partijman.
Zoojuist krijgen wij bericht dat er Waffenruh ist voor de Hollanders en wij 50 meter naar buiten mogen, dat is even om de boederij heen loopen. Wij allen stormden naar buiten, om ons eens flink te laten uitwaaien. De Leutnant zei dat ‘t daarvoor was dat de burgers eens buiten konden komen, vooral in de grote steden, waar zei allen nu geïsoleerd zitten en vreeselijke honger geleden word. Duizende sterven er. Dit zal de Tommie wel aangevraagd hebben. Misschien dat er dan weer levensmiddelen doorgelaten worden.
30 april
Een zeer rustige nacht gehad. Wij slapen nu allen niet meer in de kelder, maar op de grond, alleen met de deuren open. Vannacht kwam ineens een Duitscher binnen om te kijken of alles ruste. Op de heerd slapen er 3, boven op ‘t hooi 6, één aan de deurpost en 2 boven bij ‘t dak op de uitkijk. Wanneer zullen zij toch weg gaan? ‘t Is zoo haast geen leven meer.
Vanmorgen weer voor ‘t eerst een vliegtuig gezien; waar ze blijven begrijp je niet. Ik schrijf dit alles als ik eens een verloren tien minuten heb. Daar het vlug moet geschieden schrijf ik niet te mooi, maar ‘t kan later toch gelezen worden. Ik hoor zoo juist dat uit Arnhem de Canadeezen weer verdreven zijn. Wat zal er toch van terecht komen? ‘t Moet vreeselijk er uit zien. Ik geloof nooit dat wij er meer in komen.
1 mei
Vanmorgen werd ons door de luitenant medegedeeld dat Hitler gestorven is, in de binnenstad van Berlijn, bij zijn soldaten. Ik zeg: ‘Erg voor de Duitschers.’ ‘Wat,’ zegt hij, ‘voor heel Europa.’ Als hij daarover begint te praten ben je nog niet klaar met hem; een echte fanatieke nationaal socialist.
‘t Is vandaag buiten erg stil; er word niet meer geschoten. Je denkt: wat zal er nu weer gaan gebeuren; ‘t is te stil. Wij slapen nu weer snachts in bed. Gisteren hoorden wij dat in de boerderij van Gies [zie bij 16 oktober] een voltreffer is neergekomen. Wij zijn weer de dans ontsprongen, daar deze boerderij nog geen 5 minuten van ons af ligt. Met 20 menschen zaten ze buiten in een zelfgegraven schuilkelder. De luitenant heeft bevel gegeven dat zij de boel moesten ontruimen, daar ze al in ‘t water stonden in de schuur. Nu zijn ze onder geleide van een soldaat weggebracht naar een andere boer.
2 mei
Weer een mededeeling: Musolini is door ‘t volk opgehangen. Wat een vreeselijke dood. Eerst Rooseveld, Hitler en nu Musolini weer. God geef dat wij toch hier ook eens verlost worden; wij mogen nog steeds niet er uit. De stemming onder de boeren tegenover ons evacuees word er ook niet beter op. Geklets achter je rug van jewelste.
De Tommies zitten nog steeds aan de overkant in boerderijen. De luitnant keek door zijn kijker recht in de ogen van een Tommie, die ook de kijker op hem gericht had. Dus ze weten dat er hier Duitschers bij ons zitten. Als ze toch maar niet de boerderij in brand schieten. Je word hier oud van angst en spanning. Ik heb hier al heel wat grijze haren gekregen.
Onze fietsen zijn ook door Duitsche soldaten weggehaald. Nu zullen wij naar Nijmegen moeten loopen. Alles word ons op zo’n manier geroofd. Wij slapen nu met Carolien en Charles op onze kamer; Teet en Lili weer in de kamer van de boer.
Wij hebben nu al 14 dagen met onze kleeren aan geslapen. ‘s Morgens doen wij alles weer eens uit en wasschen ons weer frisch. Elke dag krijgen wij stamppot van aardappelen en spinasie. ‘t Begint te vervelen hoor; op laatst kun je ‘t niet meer zien.
3 mei
Gisteren en vanmorgen grote getalen transportvliegtuigen overgekomen. De luit zei: ‘Allen met levensmiddelen voor de grote plaatsen.’ De nood is er verschrikkelijk; ik kan wel huilen als ik aan al die stumpers denk. De toestellen kwamen zoo laag over dat wij de piloten konden zien zitten. Er werd niet op geschoten. Zij komen vlak boven onze boerderij over. ‘t Vee word overal bij de boeren weggehaald; bij Piet van de Hengel hebben ze even 40 stuks meegenomen. Hier gelukkig nog niet, daar de luit er voor zorgt dat ‘t hier blijft, anders hebben zij ook geen boter en melk meer.
4 mei
Rustige nacht gehad, geen granaatvuur. De kinderen mochten even buiten spelen, waar een dankbaar gebruik van werd gemaakt. Regen en hagelbuien, een triestige dag.
Wij hebben juist ‘t avondeten op of daar komt een heer aan, begeleid door een Duitscher. Wij allen keken de man aan als een wonderdier, daar je geen andere menschen meer ziet dan onze eigene. Hij vroeg aan mij om de evacuees voor te brengen, stelde zich voor als de burgemeester van Soest. Hij kwam met de mededeling dat wij evacuees hier weg moesten en naar Soest moesten worden overgebracht. Nu, ‘t was een slag voor ons, wat te begrijpen is. Soest, waar alsnog al weken honger geleden word, daar zouden wij naar toe moeten? Ik was wanhopig. Carolien en ik huilden; wat moesten we beginnen? Niets kon je meenemen als een deken en een klein koffer, daar er geen wagen medegenomen mocht worden om onze koffers te vervoeren. En dan, overal liggen mijnen, een stap verkeerd gezet of je word uiteengereten. Dan krijg je, hoorden wij van de burgemeester, eens per dag een dun soepje en een beetje gerst, wat je nog zelf moet malen om wat klaar te maken. Verder word er niets verstrekt. Dus je begrijpt onze wanhoop, om daar naar toe te trekken en om te moeten komen van de honger. De burgemeester ging weg en zei: ‘U moet het zelf weten, als u persé niet weg wil, dan is alle risico voor jezelf, daar de Tommies alle boederijen in brand schieten.’ Wij hebben gezegd tegen hem: ‘Liever allen tegelijk den dood dan onze kinderen te zien verhongeren.’
Ik ben ‘s avonds naar bed gegaan met vreeselijke zenuwhoofdpijn. Wij hebben nog niet genoeg meegemaakt; moeten wij nu nog meer ellende hebben? De luitnant heeft zijn overste opgebeld, dat hij het beter vond de evacuees van deze boerderij hier te laten, daar wij allen te veel wisten, waar de stellingen lagen, de mijnen, door de telephoongesprekken die wij aanhoorden. Op grond hiervan mogen wij dus blijven. Wij weer een klein beetje gerust, dat wij tenminste niet weg behoeven te gaan en alles hier voor de soldaten achter te laten. Wij liggen hier in de gevaarlijkste zone.
Gisterenavond allemaal lichtkogels van allerlei kleuren. De Tommies met de menschen in Nijkerk vierden feest, hoorden wij van de Leutnant. De heele nacht is er getelephooneerd; zou er weer wat aan de hand zijn? De spanning steeds maakt je zenuwen geheel kapot. Carolien en ik hebben heel wat grijse haren gekregen.
5 mei
Vanmorgen werd hier door een Duitscher een burger binnengebracht. Die was uit Nijkerk komen fietsen, binnendoor, en dacht naar Baarn te gaan, waar hij vandaan gekomen was om eten te halen. En nu dacht hij dat hier alles ook vrij was, en keek raar op dat er hier in de omtrek overal Tommies lagen en hij hier ineens in de handen van Duitschers viel. Hij werd geweldig ondervraagd en niemand begreep hoe hij er door had kunnen komen, daar er overal mijnen lagen. De man is in Gods hand geweest en heeft er zeker steeds naast gefietst, anders begrijpt niemand het. Hij zou voor de majoor gebracht worden en mag dan misschien naar Baarn. Hij zag er nog al vertrouwelijk uit, vond de luitenant.
Voor ‘t huis zijn hier ook overal stellingen gemaakt, en veel soldaten liggen hier. Wij moeten maar steeds pannen melk koken en aardappelen. Voor de luit en zijn marconisten moeten lekkere dingen steeds klaargemaakt worden. ‘t Is om uit je vel te springen. ‘s Morgens begint hij al met gebakken eitjes op ‘t brood met warme melk. Wij krijgen nu geen eieren meer, die eten de heeren Duitschers nu wel op.
6 mei
Vanmorgen opgestaan en, zooals wij elke morgen elkaar begroeten: ‘Wat zal vandaag ons brengen?’ De luitenant zei: ‘Er is nog steeds Waffenruh.’ Wij vonden ‘t zoo eigenaardig dat wij overal in de verte vlaggen zagen wapperen en wij maar niets hoorden. Wel hoorden wij ‘s avonds dat de luitnant geheel van streek aan de telephoon zei: ‘Waanzinnig, waanzinnig!’ Later hoorden wij dat Berlijn gevallen was.
Wij hadden juist gegeten, toen de Leutnant aan de telephoon geroepen werd, met de boodschap dat zei direckt met hun toestellen wegmoesten, en aan ons de mededeling dat er vrede was. Je kunt begrijpen hoe blij wij waren dat ‘t nu eindelijk zoover was. Toch durfden wij nog aan onze vreugde geen uiting te geven, daar er nog steeds soldaten op ‘t erf waren. Alles in de kortst mogelijke tijd ingepakt en weg waren zei. De andere gingen den anderen morgen pas.
7 mei
Vanmorgen wij al druk aan ‘t praten over de vrede en wij wilden juist opstaan, of daar komt een van de jongens uit de buurt aanrennen, of er direkt een Sanitaiter kon komen; er was iemand op een mijn gelopen. Jack meteen de deur uit en die naar Gies, waar hij wist [dat] er nog een was. Inmiddels wisten wij wie ‘t grote ongeluk ten deel was gevallen. ‘t Was Toon Olderaan; wij schrokken ons dood. Louis vloog met de verbandtrommel de deur uit; eer dat ik hem tegen kon houden was hij al weg.
Wat was er nu gebeurd? Toon was al vroeg op weg gegaan, met de fiets naar de Ham, om te kijken of zijn schoonouders er nog waren of ook geëvacueerd. Hij scheen niet te weten dat op de grote weg ook nog mijnen lagen. Hij is net bij Dirk Brouwer voor de deur of een slag, en Toon had op een mijn gereden en lag in een diepe kuil. De meid van Brouwer heeft hem met een touw eruit gehaald. Toen Louis en Frans aankwamen was hij juist naar binnen gedragen. ‘t Was verschrikkelijk: een voet met een stuk van zijn been was er af, ‘t andere been gebroken, de handen verbrand, ‘t gezicht verbrand. ‘t Was in een woord treurig. Hij vroeg maar steeds aan Louis: ‘Ik ga toch niet dood?’ Dit is in onze kring ‘t eerste slachtoffer. Wij hadden geen vreugde meer dien dag. Overal liggen mijnen; er worden er wel opgeruimd maar er zijn er nog steeds die ze niet vinden.
8 mei
Vanmorgen trok bij ons ‘t heele stel, de mannen met de kinderen, naar de Ham, om eens te zien wat er van de Tommies te zien was en of er nog iets te krijgen was. Eindelijk kwamen zij weer terug, de eene met brood, Jack droeg een groot blik biscuit. Opgetogen kwamen zij er aan. De koekjes kosten niets; was een gift uit Engeland voor de Hollanders. Ieder kreeg 4 ons koekjes per persoon. En tot onze grote vreugde voor ieder een reepje chocolade. ‘t Was een gejuig van belang; weken en weken niets gehad en nu eens zoo veel te snoepen!
9 mei
Gisteren een wasch gehad van belang, er kwam geen einde aan. Er was zoo veel vuil gemaakt met in de kelder door te brengen en al die menschen in huis, dat er flink wat te wasschen was. Carolien met haar familie is nog steeds bij ons, daar zij nog niet na haar boer kan, omrede die nog steeds een heel stel soldaten hebben. De andere boeren zijn weer naar hun huizen kunnen gaan, dus er komt bij ons wat meer rust.
Het caputulatieverdrag is ook getekend. Zal er nu eindelijk eens een gehele vrede komen? Toch word er op de Grebbeberg nog steeds gevochten tegen de Hollandsche S.S. Die willen nog steeds geen wapens afgeven. Wat dit worden moet is maar afwachten.
10 mei
5 Jaar geleden dat de oorlog uitbrak. Wij hebben er allen aan gedacht, aan die vreeschelijke dag. Nu, ik hoop uit de grond van mijn hart dat ik nooit een oorlog meer mee zal maken. Vanmorgen met z’n allen voor ‘t eerst langs een binnenpad naar de kerk geweest. ‘t Was in ‘t schoollokaal van de zusters, daar de kerk gedeeltelijk in puin ligt.
Wij kwamen Jo Olderaan tegen, die voor ‘t eerst haar man mocht bezoeken, die in ‘t ziekenhuis in Nijkerk ligt. Wij zijn erg benieuwd hoe of ‘t met hem is. Toen wij uit de kerk kwamen zagen wij weer dragers aankomen, die een man droegen die weer op een mijn was gelopen. Zijn eene been was geheel afgeslagen, ‘t was erg om te zien. Hoeveel slachtoffers zullen er nog vallen?
Louis hoorde van een heer vertellen die al in Arnhem was geweest, dat de heele rij huizen in de Steenstraat waar wij wonen geheel in puin ligt. Ik schrok er geweldig van. Een kleine hoop had ik nog en nu is ook dit weer verloren. Nu hebben wij niets meer als wat wij bij ons hebben, zelfs geen fiets meer.
11 mei
Nog steeds Duitschers hier, de zuivering is nog in vollen gang. Er schijnen nog steeds oproerige soldaten te zijn, die niet hun wapens willen afgeven. Speciaal Nederlandsche S.S. die nog vechten.
12 mei
Jo Werning is uit Ede hier per fiets aangekomen om te kijken hoe of ‘t met ons is. Zij brachten berichten mede uit Arnhem, dat zoowat de hele Steenstraat waar wij wonen in puin ligt. Enkele huizen staan er nog, waaronder hij dacht uit de gegevens dat ‘t onze ook nog bestaat. Bij Carolien is ‘t huis afgebrand; alleen de wasscherij bestaat nog. Een geluk dat het toch hun boterham is die is blijven bestaan. Louis moet helemaal opnieuw beginnen.
13 mei
Hier worden steeds meisjes die met Duitschers hebben omgegaan, de haren geheel kaal erafgehaald en met verf een hakenkruis op ‘t hoofd gezet. Zoo moeten zij door ‘t dorp heen lopen. In de stad gaat ‘t ook zoo. ‘t Is wat zij hebben moeten, dan moeten ze maar niet zich afgeven met de vijand. De N.S.B. zijn er net zoo aan toe; ‘t smeerigste werk moeten zij opknappen. In Amersfoort moest er midden op de markt een N.S.B. meisje op een kist gaan staan en voor ‘t joelende volk ‘t Wilhelmus zingen. Daarna gaf zij nog kushandjes aan ‘t volk; die meid was door alles heen. Hier zitten verschillende N.S.B. vrouwen in kippenhokken opgesloten. Iedereen die wil kan ze daar zien zitten. De ondergrondsche houd de wacht.
28 mei
Na 14 dagen niets hebben kunnen doen met mijn hand, daar ik een verswering onder mijn nagel heb gehad door een splinter, zal ik nu weer eens iets aan mijn dagboek toevertrouwen. Louis is met Jack, Frans en Jo Olderaan, en Teet niet te vergeten, op geleende fietsen zonder banden naar Arnhem vertrokken, om te zien in ons huis te komen en probeeren papieren te krijgen om in Arnhem weer terug te komen. ‘t Zal moeilijk gaan, daar wij hoorden dat ze dagen in de rij moeten staan eer ze aan de beurt zijn voor een bewijs. Aanstaande woensdag verwachten wij ze allen terug. Carolien en ik tellen de dagen eer ze terug zijn, zoo zitten wij in spanning.
Vanmiddag zijn wij naar de Ham boodschappen wezen doen, en tot onze groote verwondering komen wij de briefbesteller tegen, die voor ons brieven had. 1 over ‘t Roode Kruis van ma en een briefkaart van pa Hansen. Toen ik ‘t gelezen had heb ik als een klein kind staan huilen, met Carolien tegen de muur van ‘t postkantoor, van aandoening; na al die maanden eindelijk een teeken van leven. O wat ben ik blij dat de familie allen nog in leven zijn. Wat erg dat pa Van Beek getroffen is, zoo jong nog. Wat zal mevrouw daar een verdriet van hebben. Even was ‘t voor mij een teleurstelling dat er van Lia geen bericht bij was. Die had toch ook direckt kunnen schrijven toen zij vernam waar wij zaten? Pa kan niet schrijven, maar van haar had ik toch wel wat verwacht. Enfin, misschien krijg ik nu wel gauw bericht of alles daar in orde is.
Carolien en ik hadden zo’n vreeselijke dorst, en nog een uur loopen. Dat was ons te veel, eer wij wat te drinken kregen. Wij hoorden dat er in de Faam voor ‘t eerst weer bier was en ik zei tegen haar: ‘Kom, wij gaan er eentje nemen op de vrede.’ Wij hadden er de grootste lol van. Als de mannen zullen hooren dat wij met z’n tweeën ‘t cafe binnenstapten om een glas bier! Als je op een ander ben durf je alles.
Toen wij teruggingen stonden er N.S.B., die boomen door moesten zagen onder geleide van een Engelschman en een van de ondergrondsche.
De heele week zal ik nog op stap moeten om boodschappen te halen. Elke dag is er deze week wat te koopen: nieuwe bonnen, chocolade en biscuit ophalen, vet en vleesch. ‘t Kan ineen niet op, na weken niets op de bon gekregen te hebben.
Aanstaande vrijdag ben ik jarig en nog niet thuis. Zou ik nog brieven krijgen?
1 juni
Mijn verjaardag op de vreemde. Louis was ‘s avonds tevoren met Jack aangekomen uit Arnhem, om mij te verassen. Ik zat rustig te stoppen, toen de kleine Willie binnen kwam gillen: ‘Tante Toos, daar komt o Wie aan’ (de kleine Jan zegt altijd o Wie en ta To, dus vaak doen de grooten ons ook zoo noemen). Ik vloog de deel op en ja hoor, daar stonden zij weer, blij, gelukkig dat ze weer bij ons waren.
De heele avond verteld, er kwam geen einde. Eindelijk, nu weten wij het, ons huis bestaat nog. Na van verschillende kanten vernomen te hebben dat ‘t in puin lag. Hoe ‘t er uit gezien moet hebben is verschrikkelijk. Voor alle ruiten er uit, de voordeur, ‘t heele groene hek er uit getrapt, slot kapot; iedereen kan bij ons naar boven. ‘t Heele huis geen witte gordijnen nog overgordijnen meer in; ‘t was van de roeden gewoon afgerukt. Ledikanten met toebehooren gestolen, alle kasten leeggehaald, fauteuls allen gestolen; 1 hebben ze laten staan en die vonden wij opengesneden. Schilderstukken weg, stofzuiger, kapstok en tafel en divankleeden weg, kussen weg, alle mooie matten weg, servies en tafelzilver weg, zilveren servetringen, suikerlepels, bonbonschaaltjes, alles weg. Ik kan ‘t hier niet allemaal opnoemen of ‘t is weg. Paneelen uit de deuren geslagen, ‘t familieportret doorschoten, alle pannen en kookkachel weg. Een pan gevuld met S.T. [stront] omring door glasen stond midden op de tafel, de maaien kropen er door. ‘t Was vreeselijk.
Louis is in Velp gelogeerd geweest en mocht enkele uuren per dag ‘t vuil uit ‘t huis halen. 33 Waschteilen met vuil en rommel die onbruikbaar was heeft hij er uit geveegd. ‘t Ondergoed was zoo zwart, ‘t was haast niet schoon te krijgen, zoo vuil was ‘t. Nu moet hij weer weg om een vergunning te krijgen om er te mogen wonen. Ik hoop dat ‘t hem lukken mag. Jack is aangesteld als padvinder en word ingeschakeld bij de brandweer. Hij gaat gelijk met Louis al mee en zijn onderkomen is Sacre Ceour in Arnhem; daar verblijven de padvinders. Dus die heeft alweer iets te doen.
Nu, om op mijn verjaardag terug te koomen: de juffrouw had suiker, boter en eieren ingeleverd en die liet voor mij een prachttaart bakken. ‘t Was overheerlijk, wij hebben er allen van gesmuld hoor. Jo Olderaan kwam met een mooie primula, ik vond ‘t erg leuk. Carolien en Teet zijn er ook geweest. ‘t Was een gezellig dagje. Ook was er nog cake gebakken. De kinderen kregen melk, chocola en de grote kersen uit de weck. Nu, ‘t was af hoor, de kinderen waren zoo blij dat ik jarig was of ‘t hun eigen moeder was. Ze hebben mij een strik om de arm gebonden. Ik was die dag ‘t feestvarken hoor, ‘t was af. Ik heb ‘s avonds ook bedankt voor de attentie.
3 juni
Louis is op een geleende fiets met massieve banden met Jacq Toon Olderaan op wezen zoeken. Hij was dolblij dat Louis kwam. ‘t Gaat nu iets beter met hem.
Carolien gaat volgende week terug; die gaan naar Velp of naar Frans naar de Paaschberg. Allen de wasscherij bestaat nog, verder ligt hun huis afgebrand tegen de grond, ‘t is heel erg. Zij zitten erg in de put.
4 juni
Vandaag ziek geworden, zware kou, heb hooge koorts en martelende hoofdpijn. Alles doet me zeer. De dokter laten komen: op bed blijven; ik zou niet op kunnen staan. Vanmiddag stond ineens zus en Ton voor mij. Zoo ziek als ik was, toch was ik blei dat ze naa de laatste angstige weken weer gezond voor mij stonden. Ze zijn altijd even hartelijk voor ons, en zoo gauw de Eem vrij werd gegeven waren zij op weg naar Hoogland getogen. Thea en Hannie komen deze week ook nog.
Steeds komen er nu van de familie berichten in. Alleen Frans, Mia, Lies en To hebben nog niet geschreven, hoewel ze nu allen weten waar wij zitten. Enfin, ‘t kan nog komen. Wij hebben hun allen wel geschreven. Uit Groningen heb ik ook niets meer vernomen; of zij al weg zijn weet ik niet.
7 juni
Vandaag zijn Louis en Jack weer naar Arnhem vertrokken. Ik lig nog steeds ziek en heb koorts.
9 juni
De dokter geweest. Ik mag zondag enkele uren op. Tegen de avond daar staat opeens Louis voor ons, doodsbleek en kwam ziek van de reis, erge hoofdpijn en hooge koorts. Ik zeg: ‘Nu ik van ‘t bed en jij er op.’ Willem is direckt de dokter gaan halen en moest heelemaal naar Amersfoort om een drankje klaar te laten maken. Ik hoop toch maar dat het gauw over mag zijn. De diphteritus heerscht hier weer.
10 juni
Louis heeft nog steeds pijn in zijn keel; kan geen eten door krijgen, eet maar soep. Vanmiddag komen onverwachts zus, Thea en Hannie plus Jup, de vriend van Han, ons bezoeken. Zij keken vreemd op dat Louis nu ziek lag. Voor Piet brachten zij een mooi leesboek mee, voor zijn verjaardag. Zij kregen weer melk van hier mee, waar ze steeds dolblij mee zijn.
Jack is nu bij de padvinders in Arnhem, en liggen met ruim 200 padvinders op Sacre Ceour. ‘t Zijn net kazernes, zoo zijn de zalen ingedeeld; 2 kribben boven elkaar en elk een vaste waschtafel, die ze met twee moeten gebruiken. Elke morgen appel met de vlag vooraan. Er word veel werk door deze jongens gedaan. ‘t Is net iets wat Jack past; hij heeft daar altijd zooveel voor gevoeld. ‘t Is nu al de derde keer dat hij opnieuw alleen van huis is. Eerst in Reusel 3 jaar op ‘t pensionaat, 1 jaar gymnasium in Nijmegen en nu weer alleen naar Arnhem. Ik hoop dat wij er nu met 3 of 4 weken ook zullen zijn. Louis gaat deze week, als hij beter is, weer weg naar Arnhem, zien om papieren te krijgen om in Nijmegen te komen.
12 juni
Ik ben voor de tweede keer weer ziek geworden, weer opnieuw ingestort; nu een zware vastgezette kou, vreelijke pijn in mijn borst en rug; kan me niet meer verleggen nog opzitten. Ik slaap niet meer van de pijn. Louis is nog 2 dagen blijven liggen, Piet ook en zijn nu Goddank weer beter.
13 juni
Dokter geweest: bed blijven. Heb flinken koorts en voel me doodziek. Krijg nu pillen om de pijn te verdoven en te slapen.
14 juni
Jo Olderaan komt mij elke avond trouw opzoeken, als zij haar kinderen naar bed heeft. De pijn word iets minder. Ademhalen gaat nog steeds moeilijk.
15 juni
Voel me weer wat beter. Ineens gaat de deur open en wie staat er voor mij? Triens en Wim, wat een verassing. Ik was dolblij eindelijk weer iemand van de familie te zien. En dan, heerlijk, brieven van pa en ma, Dini, Lia, portretten niet te vergeten; ik was de koning te rijk af. Wat heerlijk dat Jo ook weer thuis is, en alle goed gezond. Ik ben toch zoo blij. En dan al die hartelijke brieven, ik kikker nu gauw op met zoveel nieuws.
En dan het grote nieuws: Jacques heeft voor een vergunning gezorgd dat wij Arnhem weer in mogen. Nu hangt ‘t van de dokter af, of ik ‘t einde van de week zoover beter ben dat ik vervoerd kan worden. Jo Olderaan met haar ouders gaan dan ook mee; die hebben dan ook de vergunning.
Van Frans ook een gezellige brief gehad. Louis mopperde al dat hij heel niet schreef, en nu in eens de langverwachte brief. Triens en Wim overnachten hier en gaan dan weer weg. Zij zien er best uit, buiten verwachting.
21 juni
Van Jack een brief. Hij maakt ‘t best en heeft gezorgd dat wij een vergunning krijgen om weer naar Arnhem terug te mogen. Ik ben zoo blij als een gek; heb er zelf zenuwen van op mijn maag gehad. Louis is nu eindelijk geslaagd voor een auto. Maandag of dinsdag vertrekken wij. De familie Van de Wedden, wij en Jo Olderaan met 2 kinderen. Wij zijn nu druk aan ‘t pakken.
Donderdag mocht ik voor ‘t eerst weer op; ben dus bijna 3 weken ziek geweest. Iedereen die me hier op Hoogland nu ziet, vind dat ik er slecht uitzie. ‘t Zal wel weer goed komen, maar heb veel koorts gehad, dus daar wil je wel van afvallen.
Van pa Hansen een brief gehad die wie weet hoe lang onderweg is geweest. Van Lies een brief uit Woudsend gehad; is even 2½ maand onderweg geweest.
23 juni
Vanavond al bij verschillende menschen afscheid genomen. ‘t Was even elf uur eer we thuis waren.
24 juni
Vanavond gaan we van de andere afscheid nemen.
26 juni
Vanmorgen zij wij met Jo Olderaan en de familie Van de Wedden vertrokken naar Arnhem, naar ons eigen huis. Wij waren om 6 uur al in de weer om alles klaar te zetten als de wagen voorkwam. Wij hebben een auto kunnen huren om alles wat wij allen nog hadden kunnen redden te vervoeren. Een hartelijk afscheid van de familie Tolboom, waar wij bijna 9 maanden geévacueerd hebben gezeten. Zij hebben ons van alles wat aan groenten, levensmiddelen meegegeven, dat wij de eerste dagen niet zonder zouden zitten. ‘t Is zeer door ons op prijs gesteld.
Wij reden Arnhem binnen. ‘t Was verschrikkelijk: puin en nog eens puin. Ik had het mij niet zoo erg voorgesteld. ‘t Is treurig, wat zal dat een tijd duren eer dat weer in orde zal komen. Wij reden de Steenstraat, in onze mooie breede en sierlijke winkelstraat. ‘t Was om te huilen, je wist niet wat je zag.
In ons huis aangekomen: een ware verschrikking, vuil en niets meer op de plaats, alle mooie dingen gestolen, geen gordijnen, kleeden en matten meer, voor alle ruiten er uit, voordeur ingetrapt, muren doorschoten, paneelen eruitgeslagen, beestachtig, alles vervuild. Ik wist niet waar ik het eerst aan beginnen zou. Niets meer op de plaats, overal haalde je wat te voorschijn. Wij hebben als paarden gewerkt om alles een beetje op orde te krijgen. De meubels die ze ons gelaten hebben zijn erg beschadigd. En toch, ondanks alle ellende blij, o zoo blij, eindelijk de voeten weer bij je eigen onder de tafel te kunnen steken.
7 juli
Eindelijk zover dat wij naar de familie in Nijmegen gingen. Daar wij geen fietsen meer hebben zijn wij heel modern gelift. ‘t Huidige vervoermiddel, in plaats van treinen en bussen, is de vrachtauto, die je aanhoudt onderweg en die stopt om passagiers op te nemen die langs de weg staan, en die je dan afzetten in de plaats waar hun naar toe moeten en waar je dan zelf ook naar toe wil. Wij zijn gestart met een open vrachtwagen. Je komt er stoffig en verwaaid aan, maar dat mag niet hinderen.
‘t Wederzien was ontroerend. Je was zoo blij alle bekende lieve gezichten weer te zien, en niemand van de familie was door oorlogsgeweld te betreuren. Wij zijn door allen buitengewoon hartelijk ontvangen, en zij hebben ons zooveel mogelijk geholpen met wat wij misten en ‘t meest noodig hadden. Ik kan nu tenminste weer een laken op mijn bed doen, na negen maanden ontbeerd te hebben.
Louis is nog naar Amsterdam geweest, en is op de heenweg nog naar Hoogland geweest en daar buitengewoon hartelijk ontvangen. ‘t Dorp waar wij zoo lang hebben zitten uit te kijken naar de vrede, die nu eindelijk voor ons is gekomen. Geef, God, dat Louis nu ook weer gauw een goede betrekking vind, dan zullen wij allen weer gelukkig zijn en probeeren de ellende en verschrikkingen van de oorlog te vergeten.
23 juli 1945.
Breevoort, 1996