Wilhelmus Hermanus Gudde werd op 3 september 1891 te Berkel-Enschot (NB) geboren. Hij overleed op 8 mei 1967 te Amersfoort en werd in Hoogland begraven. Wim Gudde was de zoon van een schoolhoofd en ook voor hem leek een toekomst weggelegd in het onderwijs. Tijdens zijn opleiding kwam hij er achter dat dit toch niets voor hem was. Hij vertrok naar zijn oudste broer, die in België een zuivelbedrijf had. Hier zou hij het vak gaan leren.In de Eerste Wereldoorlog moest Gudde in militaire dienst. Toen hij hier in 1915 uit kwam, werd hij assistent in een zuivelfabriek in Gaanderen (Gld). Daar leerde hij ook zijn vrouw kennen. Hij bleef er niet lang. Het volgende jaar hij aangesteld als directeur van de Coöperatieve Zuivelfabriek van Hoogland. Hij arriveerde juist toen de grote januari-overstroming het hele gebied onder water had gezet. Hij kon meteen aan de slag om de boeren te helpen hun vee uit het water te trekken.
In de tweede helft van de jaren dertig werd de melkfabriek uitgebreid om de productie van melkpoeder mogelijk te maken. Daarvoor bouwde men een kelderruimte, die aan het einde van de oorlog is gebruikt als schuilkelder. Een van de zonen van Gudde had nog geholpen bij het bomvrij maken van de kelder. In april 1945 bliezen de Duitsers de schoorsteen van de fabriek op, net als de toren van de Martinuskerk. Gudde was tijdens de oorlog nog zes weken door de Duitsers gegijzeld. Zijn assistent Jan van Eijden werd verdacht van deelname aan het verzet. Omdat de Duitsers hem niet te pakken konden krijgen, werd Wim Gudde als gijzelaar vastgezet in het ‘Oranjehotel’, de strafgevangenis te Scheveningen.
Ook buiten de melkfabriek speelde Gudde een actieve rol. Hij was jarenlang lid van het schoolbestuur van de St-Henricus-jongensschool en lid van het kerkbestuur van de Martinusparochie. Op het kantoor van de melkfabriek konden de gelovigen aan hem als kerkmeester het plaatsengeld betalen. Na de oorlog moest de kerk worden herbouwd. Pastoor De Jong zou tijdens een preek de gelovigen toespreken om geldelijke steun. De pastoor was echter zo door emoties overmand dat hij niet uit zijn woorden kon komen. Gudde beklom toen het preekgestoelte en hield een gloedvol betoog waarin hij de boeren aanspoorde toch vooral een financiële bijdrage te leveren. Hij heeft zich ook daarna zeer ingespannen om het geld in te zamelen.
Toen Wim Gudde met pensioen ging volgde zijn zoon Herman hem op. Hij bleef echter nog wel een tijdlang adviseur. Voor zijn verdiensten ontving hij diverse onderscheidingen.
Bronnen
G. Pommer, Wilhelmus Hermanus Gudde (typoscript)Gesprekken met zoon Wim Gudde en dochter Jet Schaeffers-Gudde
Willem Verbeek
Wilhelmus Marinus Reinier Antonius Maria Verbeek werd op 26 november 1910 te Oss geboren. Zijn vader was er huisarts. Hij overleed te Hoogland op 22 mei 1986. Willem Verbeek studeerde net als zijn vader geneeskunde, aan de Rijksuniversiteit van Utrecht. In 1936 werd hij assistent van dokter Sutorius op Hamseweg 59, waar tegenwoordig de oliehandelaar Dick de Graaf te vinden is. Al het volgende jaar kon hij Sutorius’ huis en praktijk overnemen en gaan trouwen. In 1943 verhuisde dokter Verbeek naar nummer 68, dat precies tegenover de toegang tot de Schothorsterlaan was gelegen. Hier oefende hij zijn praktijk uit en hield hij zijn apotheek. Verbeek is precies 40 jaar huisarts geweest.
Het gebied dat de Hooglandse huisarts bestreek, was zeer uitgestrekt en reikte tot de grenzen met Baarn, Hoevelaken, Nijkerk en Soest. De wegen waren voor en ook nog een tijdlang na de oorlog vaak onverhard en bij slecht weer vrijwel onbegaanbaar. Als Verbeek in die dagen zijn ronde ging maken, nam hij uit voorzorg altijd een schop mee om zijn auto of motor zonodig uit te graven. Het uitoefenen van een plattelandspraktijk was in deze periode dan ook zwaar werk. Als het zo uitkwam, trok hij ook tanden en kiezen. In totaal moet Verbeek zo’n 3000 bevallingen begeleid hebben. Veel zei hij nooit, maar beroemd is zijn commentaar na onderzoek: ‘Ik zal wat voor u klaarmaken’. Zijn patiënten noemden hem dan ook wel ‘Willem de Zwijger’.
De Tweede Wereldoorlog bracht voor de dokter ook zo zijn problemen. Hij was actief in het verzet, maar daarover heeft hij ook altijd gezwegen. In zijn huis vonden onderduikers onderdak en hij zorgde ervoor dat joodse kinderen bij boeren werden ondergebracht. In de loop van de oorlog werd het huis van de familie Verbeek opgeëist voor inkwartiering van Duitse troepen. Aan het einde van de oorlog werd het vrijwel volledig verwoest, omdat het net in de vuurlinie tussen de Canadezen en de Duitsers lag. Na de oorlog zijn de woning en de apotheek geheel opnieuw opgebouwd.
Naast zijn drukke werk vond Verbeek ook nog tijd voor andere activiteiten. Zo was hij de oprichter van het Consultatiebureau van het Wit-Gele Kruis op Hoogland. Hij richtte verder de Hooglandse afdeling van het Rode Kruis op en verzorgde EHBO-cursussen.Voor dokter Verbeek bleef dus weinig vrije tijd over. Toch vond hij nog gelegenheid voor zijn liefhebberijen. Een daarvan was de motorsport. Met de motor deed hij jarenlang zijn praktijkronde. Hij genoot van de natuur en speciaal van het Hooglandse polderlandschap.
Willem Verbeek
Willem was official in het medisch comité van de Koninklijke Nederlandse Motorrijdersvereniging bij grote motorevenementen als de TT in Assen. Maar zelf reed hij ook oriëntatie- en tijdritten, waarbij hij diverse prijzen in de wacht sleepte. Daarnaast was Verbeek een hartstochtelijk liefhebber van klassieke jazz. Wanneer jazz-grootheden als Duke Ellington en Dizzy Gillespie in Nederland nachtconcerten gaven, dan ging Verbeek er als het even kon heen. Het was dan ook extra tragisch dat zijn gehoor in de laatste jaren van zijn leven sterk achteruit ging.
Verbeek was nauw betrokken bij de Hooglandse gemeenschap. Hij heeft zich met de Hooglanders verzet tegen de annexatie door Amersfoort. Hij betreurde het dat zoveel van Hoogland en zijn fraaie natuur verloren zou gaan.
Bronnen
Artikelen in de Amersfoortse Courant en De Hooglander[G.A.H. de Groot,] ‘W. Verbeek 1910-1986, Huisarts in Hoogland van 1937 tot 1977,’ Vereniging Dorpsbelangen Hoogland (mei 1997) 15-16Gesprek met zijn dochter Bea Verbeek-Otto
André Wellensiek
Andreas Marie Wellensiek werd op 27 december 1894 in Amsterdam geboren. Zijn vader was werkzaam in de fouragehandel. Hij overleed op 5 mei 1988 te Amersfoort. Al heel vroeg wist André wat hij wilde worden. Het verhaal gaat dat hij in zijn jeugd eens bij een boer in Soest logeerde. Hier kwam hij in aanraking met het werk van de veearts. Dat had zoveel indruk op hem gemaakt dat hij dit beroep koos.Na de HBS ging Wellensiek in 1914 naar de veeartsenijkundige hogeschool in Utrecht. Door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog moest hij echter een jaar later in dienst. De volgende drie jaar bracht hij door bij de Landstorm. Na de oorlog hervatte hij zijn opleiding en in 1922 kon hij dan eindelijk afstuderen. Hij was inmiddels getrouwd. Wellensiek kon meteen in Amersfoort aan de slag, als opvolger van veearts Van Haselen. Zijn werkterrein besloeg een groot gebied: Hoogland, Baarn, Hooglanderveen, Hoevelaken, Amersfoort, Leusden en Soest.
Met Wellensiek leerden de boeren een nieuw soort veearts kennen: iemand die zich niet boven hen verheven voelde. Hij begroette de mensen altijd met een handdruk en overlegde in plaats van te bevelen. Het vee benaderde hij op ‘humane’ wijze, iets wat in die tijd zeker niet vanzelfsprekend was. Wellensiek trok er aanvankelijk met de fiets op uit, later met de motor en tenslotte met de auto. Voor de boeren was het niet altijd eenvoudig om de veearts te bereiken. Auto’s waren er weinig en telefoon had men zelden. De boer moest hij er dus zelf heen, iemand er op uitsturen of een briefje schrijven. Zo is er een brief uit 1933 van een boer die aan het aan het Zuidereind bij Eembrugge woonde. Hij had een stier met huidproblemen. Hij had het beest zelf met raap en petroleum behandeld maar het was er niet beter op geworden. Of de veearts nog raad wist.
André Wellensiek, ca 1960 (collectie E.Seckel-Wellensiek)
In de loop der jaren breidde het werk zich steeds meer uit en in 1953 ging Wellensiek een samenwerkingsverband aan met E.H. den Breejen. Toen Wellensiek in 1965 uit de maatschap trad, was deze uitgegroeid tot een praktijk van vier personen. Inmiddels is deze opgesplitst in een praktijk voor grote huisdieren in Hooglanderveen en een voor kleine huisdieren in Amersfoort. Beide zijn naar Wellensiek genoemd.
Naast het werk van veearts was Wellensiek ook op andere terreinen actief. Zo was hij van 1923 tot 1928 werkzaam bij de veekeuringsdienst van de gemeente op het Openbaar Slachthuis in Amersfoort. In de jaren na de Tweede Wereldoorlog was hij ook een tijdlang rij-examinator. Van 1946 tot 1960 was hij secretaris van de afdeling Amersfoort en omstreken van de stichting Provinciale Gezondheidsdienst voor Dieren in de provincie Utrecht. Hij was bestuurslid van de afdeling Utrecht van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde. Daarnaast was hij plaatsvervangend directeur van het eerder genoemde abattoir in Amersfoort. Voor zijn vele verdiensten werd Wellensiek in 1972 benoemd tot ridder in de orde van Oranje Nassau.
In 1962 vierde Wellensiek zijn veertigjarig jubileum als veearts maar nog was het voor hem niet genoeg. Tot ver in de 80 jaar bleef hij werkzaam in de praktijk, al liet hij het zware werk over aan zijn jongere collega’s.
Bronnen
Artikelen, waarschijnlijk uit Amersfoortse Courant en Het Centrum
Persoonlijke brieven van een boer [naam onleesbaar]
E.H. den Breejen, ‘In memoriam A.M. Wellensiek,’ Tijdschrift voor Diergeneeskunde 114 (1989) 1174-1175
Correspondentie van drs C.G. van den Hengel
Gesprek met dochter E. Seckel-Wellensiek
Hoogland, een dorp vol geschiedenis Hooglanders zijn trots op hun dorp en op hun verleden. Die trots is alleen maar toegenomen na het opheffen van de gemeente Hoogland op 1 januari 1974. Omdat het eeuwenoude landschap door oprukkende nieuwbouw werd verstoord dreigt veel van ons erfgoed verloren te gaan. Des te meer reden om zuinig te zijn met hetgeen er overblijft. Daar zit een boeiende geschiedenis achter. Oudere Hooglanders kunnen er nog prachtig over vertellen.