door Gijs Hilhorst
Aan de Hamseweg op de hoek van de Bik (voorheen Coelhorsterweg, daarvoor Kletersteeg) staat onder prachtige eikenbomen verscholen de bakkerij van de familie Van de Hoven. Het zien van de bakkerij doet het vermoeden rijzen dat men hier met een historisch plekje van Hoogland te maken heeft. Na wat naspeuringen en navraag werd de nieuwsgierigheid al maar groter. En wat blijkt:
Als in 1675 een lijst van huizen met hun bewoners van het gerecht het Hogeland wordt opgemaakt staat op deze plaats een bouwerijtje genaamd de Nieuwe Tolick. In die tijd hadden de huizen geen nummer maar een naam. Nieuw gebouwde huizen of boerderijen werden vaak genoemd naar een al bestaand huis in de omgeving met de toevoeging nieuw of klein; in dit geval dus de Nieuwe Tolick. De bewoner is Jan Aartsz Beyer. Hij is weduwnaar en heeft drie kinderen, waarvan de oudste 9 jaar en de jongste 5 jaar oud is. Behalve het huis heeft hij nog enig land in gebruik. Jan Beijer blijkt weduwnaar te zijn van Klaartje Hendriks Heuvelmans.
Op 24 juli 1692 verkoopt Jan Beyer namens zichzelf en zijn drie meerderjarige kinderen, die als erven van hun moeder mede-eigenaren zijn: ‘een huysinge, hoff, hofstede, bongerd en hof genaamdden Nieuwe Tolick’. De koper is Willem Thomasz van de Mast, waard aan de Ham in de herberg de Klok. Deze herberg stond op de hoek van de huidige Hamseweg-Van Boetzelaerlaan. Willem is niet zo jong meer. Hij was in 1683 getrouwd met Willempje Goorts Kuijer, weduwe van Meins Hendriksz (van Bosserdijk). Zij woonde destijds in het gerechtshuis van Hoogland en Willem kwam erbij. Als gerechts-huis werd meestal een herberg gebruikt. Het gerecht Hoogland was te klein om een eigen vast gerechtshuis te hebben, vandaar dat de locatie nog wel eens wisselde. In 1683 was de Klok het gerechtshuis. De naam gerechtshuis bleef vaak in gebruik, ook als de schout en schepen inmiddels op een andere plaats vergaderden.
Willem van de Mast gaat de Nieuwe Tolick niet bewonen, maar blijft waard in de Klok. Hij heeft in de omgeving van de Tolick al vier morgen grond en kan met de aankoop van het huis zijn bezit uitbreiden met een woning. Na het overlijden van zijn vrouw trouwt Willem in 1687 met Evertje Corsen. Ruim tien jaar later sterft hij. De weduwe en drie kinderen van Willem van de Mast verkopen in 1710 het huis onderhands aan heer Johan van Weede, grootgrondbezitter en mede-eigenaar van de boerderij Groot Weede aan de Van Boetzelaerlaan (nu van Herman Kok). Bij deze boerderij behoort dan bijna alle grond achter de Ham tot aan het huis de Nieuwe Tolick. Na de aankoop laat Johan van Weede het huis verbouwen en vergroten tot een echt herenhuis, passend bij zijn familie, want het waren voorname lieden. Vanaf deze tijd wordt het huis dan Huize Groot Weede genoemd, niet te verwarren met de gelijknamige boerderij. Opdat ieder dit zal weten laat Johan van Weede bij de verbouwing midden in de voorgevel een steen aanbrengen die aangeeft dat het huis voortaan Groot Weede zal heten.
Een herenhuis is natuurlijk niet compleet zonder koetshuis. Daarom koopt Johan van Weede in 1713 aan de overzijde van de weg Amersfoort-Bunschoten de timmermanswerkplaats de Faam van Thomas Jansz en zijn vrouw Jannetje Hendriks, welke hij tot koetshuis met stalling laat vertimmeren. Later is hieruit de herberg de Faam ontstaan. Na het overlijden van Johan van Weede wordt zijn echtgenote Walburg Margaretha van Alendorp eigenaresse van het herenhuis, compleet met zijn koetshuis en stalling aan de overzijde van de weg. Het geheel is dan ongeveer 4 morgen groot, achter het huis gelegen, waar dan gedeeltelijk een tuin is aangelegd.
In 1728 overlijdt Walburg en krachtens haar testament erft haar zuster, vrouwe Magdalena Louise van Alendorp, haar bezittingen en dus ook Groot Weede. Veel behoefte heeft de nieuwe eigenaresse er niet aan gehad, want nog dat zelfde jaar, op 2 december 1728, verkoopt zij het huis met toebehoren bij notaris Van Hees te Utrecht aan Abraham Hoffman, advocaat wonend te Amsterdam. Bij de verkoop wordt als het volgt omschreven: – ‘een herenhuis Groot Weede staande en gelegen ter zijde de Coelhorsterweg tot 6 voet achter de beukenheg, staande achter de kom. Ten oosten: de gemeneweg, ten westen: Jan van de Kerk; ten zuiden: Daniel de Leeuw; ten noorden; de Coelhorsterweg;- en eene stalling met twee woningen aan de andere zijde van de weg’ (nu de Faam en drogisterij Keizer).
Abraham Hoffman is niet zomaar iemand; hij is de vader van Jacob Hoffman. Deze is al enkele jaren schout en gardemeester in het gerecht van Hoogland. De schout gaat in het nieuw aangekochte huis van zijn vader wonen; het is in de loop der jaren toch een huis met aanzien geworden. Jacob Hoffman is geen gemakkelijk man en hij laat dit merken ook. In het protocolboek van het gerecht staat het volgende opgeschreven, zij het nu verkort weergegeven:
10 februari 1729. In de gerechtsbank van Hoogland vergaderen de ambachtsheer van Hoogland en de vrouwe van Emiclaer. Zij verzoeken de gecommitteerde buurmeesters, Peel Jacobsz en Joost Jansz Terburg, met de gerechtsbode naar schout Jacob Hoffman te gaan. Zij willen hem verzoeken samen op het rechthuis de gerechtskist te openen en de brieven en documenten in te zien. De meid opent de deur en brengt het verzoek aan den schout over, maar die antwoordt haar ‘dat ze naar de donder en bliksem konden lopen’ en dat hij niet mee wil komen. Na verslag uitgebracht te hebben van dit bezoek worden de gecommitteerden nogmaals naar het huis van de schout gestuurd, met het verzoek de sleutel dan voor een kwartier af te staan. Deze weigert wederom hen te woord te staan, met de boodschap dat als zij nogmaals komen de deur niet geopend wordt. Daarop brengt men de gerechtskist naar het huis van buurmeester Peel Jacobsz, zodat ook de schout er niet meer over kan beschikken. Op 16 februari wordt de gerechtskist weer naar het rechthuis teruggebracht. Dit alles speelt zich af voor de deur van Groot Weede, want daar woont Jacob Hoffman. Het gerechtshuis is nog in de herberg de Klok gevestigd, dus niet zo ver weg.
Na het overlijden van Abraham Hoffman blijft Groot Weede een tijdje onverdeeld bezit van de familie en wordt het door aankopen van een huisje en stukjes grond vergroot. Maar als zijn zoon Jacob Hoffman in 1754 plaats maakt voor Krijn Hogeveen, de nieuwe schout van Hoogland, worden het huis Groot Weede en de verdere bezittingen verkocht. (wordt vervolgd)