2001-1-1 Een levensgenieter rond 1790

Het kasboek van Groot Weede
door Dirk Steenbeek

Vorig jaar werd de gemeentelijke archiefdienst Amersfoort verblijd met de schenking van een Almanach op ‘t jaar onses Heeren Jesu Christi 1766, waarschijnlijk in Amsterdam gedrukt. Het aan de buitenzijde niet bijzonder ogende boekje bevat ongeveer 150 bladzijden. Daarin staan de gebruikelijke opgaven van onder andere jaar- en paardenmarkten en de vertrektijden van trekschuiten en postwagens, maar ook van horoscopen en een historische kroniek over de jaren 1711-1765. Dit alles geïllustreerd met primitieve etsen die elk een maand uitbeelden.

Wat deze almanak echter voor Amersfoort en in het bijzonder voor Hoogland zo waardevol maakt is het feit dat op de blanco bladzijden van de almanak, die gebruikt kunnen worden voor het maken van aantekeningen, een kasboek is bijgehouden over de jaren 1787-1791. De naam van degene die het kasboekje heeft bijgehouden ontbreekt, maar hij blijkt op Hoogland te wonen, want de eerste bladzijde draagt het opschrift ‘Reek[enin]g van huyshouding op Groot Weede’. Het kasboek geeft een mooie kijk op het dagelijks leven aan het einde van de 18e eeuw. De schrijver was blijkbaar een vrijgezel op leeftijd, die samen met zijn ongetrouwde zuster en een dienstbode op Groot Weede woonde. Maar wie was de bewoner?

In het kasboek komen gelukkig allerlei aanwijzingen voor, waaruit opgemaakt kan worden dat de eigenaar lidmaat was van de Evangelisch-Lutherse Gemeente in Amersfoort. Zo schenkt hij op 2 januari 1788 aan de lutherse dominee Berger een bedrag van fl.50 en woont hij op 17 mei 1789 de ‘intreepreek van de niew beroepene predikant Reershemius’ bij, van wie wij weten dat hij de opvolger was van dominee Berger.

Op 1 mei 1788 betaalt hij aan president-ouderling P.H. Menke een bedrag van fl.18 ‘voor drie zitplaatse in onse kerk binne Amersf[oort]’. Onderzoek in het archief van de Evangelisch-Lutherse Gemeente bracht aan het licht dat er in 1788 maar één persoon is die dit bedrag betaalde voor drie zitplaatsen: ‘de heer Visschers’. Dit kan geen ander zijn dan Hendrik Visschers, die op 26 juli 1775 als lidmaat van de lutherse gemeente werd ingeschreven op attestatie van Amsterdam. Zijn zuster zal Emilia Visschers zijn, die op diezelfde datum genoteerd staat.

Door de schenker van het boekje is in het verleden al enig genealogisch onderzoek naar de familie Visschers gedaan, waaruit blijkt dat Hendrik Visschers op 8 januari 1730 in de Oude Kerk in Amsterdam is gedoopt als zoon van Hugo Visschers en Anna Maria Elisabeth Beltgens. Naast drie broers had hij ook één zuster, de op 22 november 1726 gedoopte Maria of Emelia.

Waarom Hendrik en Emelia van Amsterdam naar de omgeving van Amersfoort verhuisden is niet bekend. Mogelijk speelde het feit dat de weduwe en de zoon van hun oudste broer Johannes in Amersfoort woonden een rol. Johannes Simon Jacobus Visschers was in 1748 getrouwd met de Amersfoortse Agatha Harderwijk, maar was overleden in 1750, kort na de geboorte van zijn zoon Pieter Jacobus.

Wat we ook niet weten is welk beroep Hendrik in Amsterdam uitoefende. Zijn boekhouding op Groot Weede is echter zo nauwkeurig en precies, dat hij wel in de handel werkzaam geweest moet zijn. Het beeld dat uit het kasboek naar voren komt is dat van een welgestelde rentenier, die na een druk zakenleven de rust van het platteland heeft opgezocht.

De posten hebben betrekking op het dagelijks leven in het algemeen en het eten en drinken in het bijzonder. Aanzienlijke hoeveelheden vlees (en wild), vis, wijn en tabak worden keer op keer ingeslagen. Zijn vaste slager is Itsman, waarmee ongetwijfeld de eveneens lutherse George Ittmann wordt bedoeld die op de Hof in Amersfoort woonde. Bij hem wordt zowel varkens- als rund- en schapenvlees besteld. Uit de steevast op vrijdag geleverde en uit Bunschoten aangevoerde vis, spreekt een grote voorkeur voor bot en garnalen. De grote, rond Groot Weede gelegen moestuin wordt voor Hendrik bijgehouden door Elbert Hendriksz Duyts, die daarin onder andere snijbonen, komkommers, prei, selderij en fruit teelt, zodat men wat die produkten betreft zelfvoorzienend is. Regelmatig worden zelfs manden vol groenten en fruit naar familie in Amsterdam verzonden, vaak vergezeld van hazen en patrijzen en soms ook vis. De manden en kisten waarin dit alles is verpakt zijn vaak gemerkt H.V., wat een ander bewijs is voor de identiteit van Hendrik Visschers.

Verder weten we dat hij pijp rookt en dat hij stevig drinkt, gezien de indrukwekkende hoeveelheid bij Cornelis Gijbels bestelde wijn. Hendrik gaat in het zwart gekleed (27 februari 1788 ‘voor maakloon van een niew zwart kleed, met twee broeken’) en draagt een bril en een pruik (27 februari 1788 voor ‘een jaar opmaake van paruyke’ en 1 juli 1788 ‘aan C. Beekel op gepasseerde sondag voor een brill’). ‘s Zomers gaat hij iedere zondag met een gehuurde koets naar de kerk, maar ‘s winters blijft hij thuis. Ook worden veel namen genoemd van Amersfoorters en Hooglanders die producten leveren of werk voor hem uitvoeren, zoals de al eerder genoemde tuinman Elbert Duyts, zijn dienstbode Geertruy van Ling en de barbier Hendrik Kraak door wie hij zich laat scheren. Deze laatste oefent tevens het beroep van heelmeester uit, want op 8 november 1788 wordt hij betaald voor het verbinden en genezen van de arm van Emelia Visschers.

In deze roerige tijd van patriotten en prinsgezinden is tuinman Duyts bereid om tegen betaling Hendriks burgerplicht om ‘s nachts wacht te houden over te nemen (25 oktober 1787 ‘Aan Elbert Hendriks Duyts voor met de 9d. dezer nagtwagt voor mij waargenomen (zijnde 15 dezer begonne)’), maar de daaropvolgende keer wordt dit overgenomen door (Wulfert?) Hoefsloot. Op 8 maart 1788 wordt er op Groot Weede feest gevierd (‘Aan de timmerman op ‘t Hogeland voor eennige riggels of latte tot d’illuminatie deeze nacht’). Het kan niet anders of Hendrik Visschers is prinsgezind geweest en vierde op deze wijze de 40e verjaardag van stadhouder Willem V.

Het door het kasboek opgeroepen beeld van welstand wordt bevestigd door de inkomsten van Hendrik Visschers, die ieder jaar zakken vol contant geld vanuit Amsterdam naar Hoogland laat sturen. Deze zakken, opnieuw gemerkt met H.V., bevatten telkens het in die tijd forse bedrag van fl.1480.

Op 31 augustus 1791 beëindigt Hendrik Visschers zijn kasboek met de mededeling: ‘De spatie van dit boekje te kleyn zijnde, zal maar met primo september 1791 een niew beginnen. God geeve ik dat meede in gesondheid geleik dat mag ten eynde brenge, daar de Heere voor zij gedankt’.

Helaas is dit nieuwe kasboek niet bewaard gebleven, zodat we niet exact weten hoe het verder met hem is vergaan. Aan het eind van het kasboek, op 31 mei 1791, lijkt hij aanstalten te maken om te verhuizen: ‘aan C. Beekel voor ‘t huys van Straalsond schoon te laaten maaken, 7 dage à 16 stuivers per dag fl. 5–12– (…) voor ‘t veege van drie schoorsteene fl.–18-, voor zijn knegt muure te witte fl.2–10–’. Op 30 juni ‘van mey 18, juni 7, 9, 11, 16, 28 aan Art Marcus voor 6 vragte meubilen na de stad gereeden (…)’ en op 29 juli ‘aan de schuyt voor de turff in de stad aan huys te brenge (…)’. In één van de laatste posten van het kasboek, op 23 augustus 1791, wordt dit vermoeden bevestigd: ‘aan C. Beekel voor 5 vlesse wijn, 3 dito bier, en wat eeten etc. bij ‘t verhuyzen gehad en betaald (…)’.

Een ander bewijs voor zijn verhuizing naar Amersfoort wordt gevormd door een notariële akte van 22 juli 1792 in het archief van de lutherse gemeente. ‘Den weled[ele] heer Henderik Visschers, woonende binnen deze stad’, schenkt een bedrag van 2900 gulden aan de diaconie. Hij en zijn zuster Emelia hadden dit bedrag ontvangen uit de nalatenschap van hun kort daarvoor overleden en hierboven al genoemde neef Pieter Jacobus Visschers, ‘raed en oud-schepen dezer stad’.

Wie is er na Hendriks verhuizing op Groot Weede komen wonen? We weten het niet, net zomin als we precies weten hoe Groot Weede er eind 18e eeuw heeft uitgezien. Het pand is in 1910 afgebroken, maar vóór de afbraak is een foto gemaakt waarop een woning te zien is met een zekere allure (zie het omslag van het vorige nummer). Het vertoont 18e-eeuwse kenmerken en zou dus heel goed het huis geweest kunnen zijn waarin Hendrik en Emelia hebben gewoond.

Hendrik Visschers overlijdt op 26 december 1806. In zijn twee jaar eerder opgemaakte testament benoemt hij, ‘zwak van lichame zijnde’, zijn neef Frederick de Wijs in Utrecht tot enige erfgenaam. Die neef besluit tot openbare verkoop van alle bezittingen, te weten een tegenover het Rooms-Katholiek seminarie in de Muurhuizen gelegen huis genaamd het Collegie, alsmede het ernaast gelegen huis op de hoek van het steegje naar het blauwe bruggetje, de tegenwoordige Blauwbruggang. Hendrik wordt begraven in zijn eigen graf in de lutherse kerk, naast zijn zuster die op 3 juli 1801 was overleden.

Bronnen
Gemeentearchief Amersfoort- Kasboekje in Almanach op ‘t jaar onses Heeren Jesu Christi 1766 [Amsterdam 1766], beheersnr 215- Archief Evangelisch-Lutherse gemeente Amersfoort, inv.nr. 113, 189, 200- Notarieel archief AT 049a009 rep. 41, 051a006 rep. 93