Hoe wij woonden, werkten en plezier hadden als familie Voskuilen-Walet (1928 – 1955)
Han Voskuilen
Mijn jeugdjaren heb ik doorgebracht op een boerderij van het landgoed Coelhorst, het huidige adres Coelhorsterlaan 8. Mijn ouders waren Hendrik Voskuilen en Antje Walet en zij woonden op één van de drie boerderijen op het landgoed. Op de andere twee boerderijen woonden respectievelijk Reijer van de Hoef van de boerderij de Brink en Geurt Herder met hun gezinnen. Verder was er nog een jachthuis dat werd bewoond door de familie Rooke; Leo Rooke was jachtopziener op het landgoed.
Mijn ouders kwamen van een boerderijtje op de Zandkamp dat eigendom was van Bart Brouwer. Mijn grootouders hielden op met de boerderij. Mijn opa Rut Voskuilen heeft toen mijn ouders voorgedragen aan de baron om op Coelhorst te mogen komen. Dat was in de jaren 1920. Zo is het ook gegaan met de families Van de Hoef en Herder. Op alle drie boerderijen boeren nog de nakomelingen van deze families. De boeren op Coelhorst moesten pacht betalen. Over de hoogte van de pacht wisten wij kinderen natuurlijk niets, maar er werd zeker niet in natura betaald. De baron had zelf een grote boomgaard, een moestuin en de jacht. De rentmeester haalde de pacht op. In de oorlogsjaren was Louis Muijs de rentmeester. Vanaf 1915 was hij tevens gemeentesecretaris. Omdat hij had samengewerkt met de Duitsers moest hij in 1945 zijn functies neerleggen. Als rentmeester werd hij opgevolgd door de heer Proosdij, die ook nog het rentmeesterschap over de boerderij Emiclaer had. De heer Proosdij was tot einde jaren zeventig rentmeester op Coelhorst.
Ik had veertien broers en zussen en de meesten van hen zijn op Coelhorst geboren. Zij moesten al op zeer jonge leeftijd als boerenknecht en boerenmeid gaan werken. Ik was de jongste zoon en had geen zin in de boerderij. Maar ik heb tot mijn voortgezet onderwijs in Amersfoort wel moeten helpen bij onder andere het koeien melken, hooien, koren binden, aardappels rooien, de moestuin helpen verzorgen en het grote erf op zaterdag vegen en harken.
Coelhorst was een prachtige buitenplaats. Alles werd goed onderhouden: de lanen, de grachten, de tuinen. Schitterend was het als de rododendrons, de azalea’s en andere bloemen bloeiden. Ook herinner ik mij het loopbruggetje over de gracht. Dat was niet voor ons, maar voor de familie Van Tuyll van Serooskerken, om na een wandeling in hun eigen tuin, moestuin en bos te kunnen komen. De laan vanaf het landgoed naar de Slaagseweg mochten wij niet op. Dat was privé-terrein met onder andere de schuren, de tennisbanen, het rosarium, de boomgaarden en aansluitend de moestuin en het bos. Wij moesten zoveel mogelijk op eigen erf blijven, zodat we geen last bezorgden aan de familie Van Tuyll van Serooskerken, later de familie Beelaerts van Blokland. Daar zorgde de boswachter-jachtopziener, de heer Rooke, ook wel voor. Hij was streng. Voor het onderhoud van de tuin zorgde tuinman Bart Smink, die aan de Coelhorsterweg woonde.
Door de familie Van Tuyll van Serooskerken werden in de zomer grootse partijen gegeven en in de winter waren er de jachtpartijen. De hoge gasten kwamen met luxe auto’s en chauffeurs. Wij bleven dan zoveel mogelijk achter de boerderij. Bij deze partijen moesten mijn broers en zussen helpen als ballenraper bij het tennissen en als drijver bij de jacht. Gedurende het grootste deel van het jaar woonde de familie in Den Haag.
Met Kerstmis werden de pachters en de familie Rooke met hun kinderen uitgenodigd. De volwassenen en de kinderen moesten ’s middags rond 14.00 uur op het landhuis komen. Daar werden zij getrakteerd op chocolademelk, lekkers en eigen muziek. De baron, baronesse en de freules verzorgden dit feestelijk gebeuren. Rond 17.00 uur werden aan ieder, oud of jong, cadeaus uitgereikt. De ouderen kregen een fles wijn en sigaren, voor de jeugd waren er poppen, autootjes, kleurtjes en ander speelgoed. Na het bedanken keerde ieder tevreden en blij terug naar huis. Het was altijd een hele belevenis.
Het was een prachtplek om gezond te ontwikkelen. Er was ook veel ruimte om te spelen met elkaar. We gingen lopend naar school en naar de kerk op de Langenoord. Heen en terug zo ongeveer drie kwartier tot een uur. Zondags bij mooi weer liepen we, meestal met vader of moeder, over de Coelhorsterlaan naar de Eem. Daar stond een grote lindenboom met er aan vast getimmerd een zitbank. Wij konden daar boten zien varen en wat spelen op de dijk.
Tijdens de mobilisatie in 1939 waren er soldaten op Coelhorst ingekwartierd. Zij sliepen bij hun paarden op de deel; de officieren verbleven op het landhuis. De gaarkeuken van de soldaten en de officieren was in de garage van de familie Van Tuyll van Serooskerken, die naast onze boerderij stond.
Helaas ging door toedoen van het Nederlandse leger op 10 mei 1940 het prachtige landhuis in vlammen op, met de boerderijen en het jachthuis van de familie Rooke. Op die dag kwamen er ’s morgens heel vroeg vliegtuigen over. Coelhorst hadn kazematten in de dijk en een tankval voor de Eem, gegraven door werklozen. Het lag in het schootsveld van de Grebbelinie.
Van de Nederlandse legerleiding en de plaatselijke overheid kregen de Hooglanders bericht dat zij moesten evacueren. Het huis moest ontruimd worden en ook het vee moest weg. Mijn broers gingen met het vee richting Bunschoten en Eemnes. Voor het eerst zag ik dat mijn vader huilde bij het wegrijden.. Toen we over de Slaagseweg reden, zagen wij dat het landhuis, het jachthuis en de drie boerderijen in brand stonden. In Bunschoten aangekomen konden wij al vlug instappen in een grote boot, die ons over het IJsselmeer naar Edam bracht. Daar aangekomen kregen we twee logeeradressen, vanwege de grootte van de familie. We werden heel vriendelijk en gastvrij ontvangen.
Toen we na één week konden vertrekken, zijn we weer met de boot naar Amersfoort gevaren. Met een vrachtwagen van transportbedrijf Hoogland zijn we ’s avonds laat in Hoogland gekomen en ondergebracht bij familie. We konden niet meer terug naar huis, omdat de boerderij totaal was verbrand. Wij hebben tot september 1940 ingewoond bij ooms in Hoogland. Toen de noodwoning klaar was zijn wij daar direct heen gegaan. Het was een barak van het leger, die in de moestuin van het landgoed was geplaatst. Al gauw werd begonnen met de herbouw van de drie boerderijen. Voor de familie Rooke werd een woning aan onze boerderij aangebouwd, nu huisnummers 4 en 6. Het jachthuis is niet meer herbouwd. Het was voor onze ouders een zorgelijke tijd, maar voor ons kinderen was het wel een spannende en opwindende tijd.
Het landhuis was in de meidagen grotendeels verwoest. De prachtige, statige trapopgang en de onderbouw zijn wel bewaard gebleven. Daar is later een zogenaamde voorlopige bovenwoning op gebouwd. Het was de bedoeling het landhuis in oude luister te herstellen. Dat is jammer genoeg niet gedaan. Bij het landgoed Coelhorst hoort de kapel van Coelhorst. In de sarcofagen rusten de baron en barones Van Tuyll van Serooskerken en de jonkheer en jonkvrouw Beelaerts van Blokland.
Zo terugkijkend hebben wij daar fijn gewerkt, gespeeld, gewoond en veel plezier gehad. Mijn moeder Anna speelde een trekharmonica en wij zongen dan het hoogste lied. Het klonk prachtig in die stille bosomgeving.