Gerard Pommer en Arie van den Heuvel
Inleiding
De Oude Hooft (Oudenhoef) was de voortzetting van de oorspronkelijke malenhoeve Ten Hove in het gerecht Emiclaer. De boerderij was gelegen aan de Schothorsterlaan, ongeveer op de plek waar nu sporthal Zielhorst staat. Sporen van bewoning gaan er terug tot de 9e en mogelijk eind 8e eeuw. In 1987 vonden de stadsarcheologen hier immers scherven van Karolingisch aardewerk. Dit betekent dat de boerderij al bestaan moet hebben vóórdat de bisschop van Utrecht omstreeks 1000 de Sint-Paulusabdij stichtte en bedacht met alle grond en tienden in Emiclaer. In de loop van de 12e eeuw koos de abt Ten Hove bovendien als centrum voor het beheer van de abdijgoederen in Hoogland, Bunschoten en Soest. Hier werden dus de pachten en tienden geïnd, eerst in de vorm van landbouwproducten en later in geld.
Over De Oude Hooft in de Middeleeuwen heeft Jan Hilhorst in Flehite 1999 een belangrijk artikel geschreven. Hieruit blijkt dat de oogst van Ten Hove rond 1420 420 mud rogge bedroeg. Hilhorst haalt ook een uitgebreid pachtcontract aan uit 1537, met interessante voorschriften waar de boer zich aan moest houden. Toen werd de pacht nog steeds gedeeltelijk in natura betaald. Al vóór 1412 beschikte Ten Hove over een tweede hoeve, De Nieuwe Hooft (Nieuwenhoef) aan de Emiclaerseweg. Deze is tussen 1543 en 1550 afgesplitst.
Van De Oude Hooft zijn al pachters bekend uit de 15e eeuw; hun namen staan vermeld in het onderstaande lijstje van hoofdbewoners. De in 1571 genoemde Jan Hendriksz was ongetwijfeld de zoon van Hendrik Petersz Borre.
Eigenaren van De Oude Hooft
ca 1000-1581 Sint-Paulusabdij
1581-1700 Staten van Utrecht
1700-1716 Matthijs Klaasz van Bogerijen
De hoofdbewoners van De Oude Hooft
ca 1407-1412 Gijsbert Foyert
1412-ca 1430 Timan Willemsz
1533-1541 Hendrik Petersz Borre
1571 Jan Hendriksz [Borre]
1596-1598 Aart Roelen
1619-1631 Jan Aartsz Roelen
1644-1657 Aart Jansz Roelen
1675 Willem Aartsz (Roelen)
ca 1704-1728 Hessel Klaasz
In 1423 werd de grond in Hoogland opnieuw te boek gesteld met het oog op de aanslag in de bisschoppelijke belasting, het morgengeld. Toen bleek men daar van een achterhaalde indeling in zestien hoeven uit te gaan. In die tijd werd onder een hoeve geen boerderij verstaan, maar een oppervlaktemaat van 16 morgen land. Door ontginning was de landbouwgrond uitgebreid, zodat het begrip hoeve een rekeneenheid was geworden. Als grondslag voor een belasting was die onwerkbaar. Daarom werd in 1423 een hoeve geschat op 40 morgen. Dit gold ook voor de malenhoeven De Oude Hooft en De Nieuwe Hooft. De ligging van de landerijen bleek overigens een lastige puzzel. Gijs Hilhorst en Gerard Raven hebben daar nader onderzoek naar gedaan, met verrassende resultaten.
Het gewest Utrecht sloot zich door de Unie van Utrecht in 1579 aan bij de Opstand. De rechten en bezittingen van de Sint-Paulusabdij werden in 1581 geconfisceerd door de Staten van Utrecht. Veel land is later in particuliere handen gekomen. Bij De Oude Hooft is dat ook gebeurd. In dit artikel komen de eigenaren wel ter sprake, maar volgen we met de hoofdstukindeling de pachters, die immers zelf op de boerderij woonden.
Aart Roelen
Nu de Staten van Utrecht zo plotseling veel landerijen in bezit kregen lieten zij deze gronden in kaart brengen. Zo kreeg landmeter Marcelis van Oort in 1596 de opdracht De Oude Hooft uit te meten, waarvoor hij zes plattegronden nodig had. We kennen deze kaarten alleen van een goede kopie uit 1716. De landmeter had er minstens vijf dagen voor nodig, gezien de verschillende data op de kaarten. De eerste was ‘dit perceel lands gelegen op ‘t Hoogland hetwelk nu ter tijd bij Aert Roelen gebruickt wort en is genaamd Den Ouden Hoove’. De andere kaarten betroffen de bijbehorende slagen (rechthoekige stroken) in Calveen en Hooglanderveen. Deze waren eens gemeenschappelijk bezit van de malen van Hoogland, maar eeuwen geleden al verdeeld. Op de kaarten is te zien waar de verschillende landerijen lagen.
In 1596 bestond het land van De Oude Hooft uit liefst 100 morgen (86 ha). De aantallen morgens zijn in dit artikel afgerond; in de stukken vinden we vaak net iets meer of minder, maar toch gaat het dan gewoon om hetzelfde land. Er was al bijna 47 morgen kernland, dat aaneengesloten rond de hoeve lag. De slagen waren van west naar oost (oppervlakte in morgens):
2 in de Oude Heide (bij de Malen-bovenwetering, achter Klein-Emiclaer);
32½ in Calveen, tussen de Heideweg en de Bovenduist;
10 genaamd De Abtduist (in Duist-Langerijst);
3½ achter boerderij De Vathorst;
5 genaamd Hoekveen (bij de Roevoeterstraat).
Hiervan werd liefst 64½ morgen gepacht door Aart Roelen. Hij bewerkte dus niet al het bovenvermelde land. De grote strook in Calveen was van zuid naar noord in vier percelen verdeeld, waarvan Aart en Jan Roelen samen het derde hadden, groot 9 morgen (bij boerderij De Ganskuil). Jan was mogelijk de zoon van Aart, die hierna nog ter sprake komt. Het vierde stuk heette de Calveense Kamp en was ook in handen van Jan. De twee eerste werden door twee andere boeren gehuurd. De noordelijke helft van De Abtduist werd ook door Jan Roelen gepacht. Ene Jan Gerritsz had de noordelijke helft van Hoekveen.
Het is heel goed mogelijk dat de percelen die Aart Roelen niet pachtte in werkelijkheid behoorden tot De Nieuwe Hooft. Dat was immers later ook het geval. In contracten uit de 18e eeuw blijken beide hoeven steeds zo´n 50 morgen groot te zijn, waarbij De Oude Hooft 33 morgen kernland heeft en De Nieuwe Hooft 20. In 1700 is 20 morgen in Calveen verkocht, waarmee het oorspronkelijke oppervlak van de twee abtshoeven op 120 morgen komt, een bedrag dat overeenkomt met de 100 morgen van de kaart van 1596 plus het kernland van De Nieuwe Hooft. Natuurlijk wilden de pachters die tegen 1550 de splitsing meemaakten ongeveer evenveel en even goede grond hebben. Opvallend is dat Aart wel twee percelen in het kernland heeft die in ieder geval later bij De Nieuwe Hooft horen. Misschien verkeerde zijn collega van De Nieuwe Hooft in omstandigheden dat hij niet alles zelf kon bewerken. In 1557-1571 was die pachter Gijsbert Aartsz geweest, misschien ook familie van Aart. Aart Roelen is dus de eerstbekende hoofdbewoner van De Oude Hooft. In 1598 komen we hem nog eens tegen, als hij fl 2 moet betalen in de omslag voor de afgraving van Gelderse wateren. Het is niet duidelijk waarom hij maar een half deel moest opbrengen, terwijl boerderijen als Kattenbroek, Bosserdijk en Zielhorst een vol deel betaalden. De Oude en De Nieuwe Hoef golden immers beide als een hele malenhoeve.
Jan Aartsz Roelen
We hebben geen gegevens over de opvolger van Aart Roelen die hem rechtstreeks aan De Oude Hooft verbinden. In het malenarchief vinden we Jan Aartsz Roelen wél op drie lijsten van nieuwe omslagen uit 1619, 1631 en een datum ertussenin. Telkens wordt vermeld dat hij van de Paulusabdij 53½ morgen pachtte, plus 3½ in het Hateveen en nog eens 4½ elders, samen 61½ morgen. Aangezien we bij De Oude Hooft in 1596 al percelen van 47 morgen (kernland) plus 3½ (Vathorst) en 5 (half Abtduist) tegenkwamen is het heel goed mogelijk dat het inderdaad om deze boerderij gaat. De 4½ morgen staan niet op de ongedateerde lijst, maar wel 5 morgen die Jan bewerkte voor de weduwe van Gerrit Jan Meynsz. Die weduwe was misschien ook zelf weer een pachter. Die 5 morgen kunnen dan ook slaan op de halve Abtduist of het Hoekveen. In een vierde lijst van 1623 vinden we echter dat Jan Roelen ook nog 5 morgen van de abdij pachtte in Rollekoot, zuidelijker in het Veen (bij de huidige Hoog en Wellerlaan, ten noorden van het Klaverblad Hoevelaken). Het ging daarbij om het meebetalen aan het onderhoud van het Zwarte Brugje over de Goorse wetering. Die wetering liep ten zuiden langs het kernland en het bruggetje lag ten zuidwesten daarvan. Het is dan ook mogelijk dat Jan voor enkele percelen van het kernland die op de wetering loosden moest meebetalen. Tenslotte vinden we op de ongedateerde lijst en in 1631 nog eens 2½ morgen in het Gein die Jan kennelijk zelf bezat, omdat de abdij daarbij niet wordt genoemd. De boederij van die naam stond op een perceel dat door het land van De Oude Hooft werd omsloten (zie de kaart).
Opvallend is dat in 1619 ene Bartje Jan Roelen van de abdij óók 53½ morgen plus 3½ in het Hateveen plus 4½ pachtte, een exact spiegelbeeld dus. Het kan bijna niet anders dan dat dit slaat op De Nieuwe Hooft, die toen dus precies de helft van de twee abtshoeven had: 61½ morgen. De familierelatie van Bartje met Jan Aartsz Roelen blijft in nevelen gehuld. Op de ongedateerde lijst en in 1631 vinden we als pachter voor deze landerijen Jan Gerritsz, een naam die we ook al in 1596 tegenkwamen.
Aart Jansz Roelen
In 1644 blijkt Jan te zijn opgevolgd door zijn zoon Aart. We vinden immers een Aart Roelen die 7 morgen schade had door een overstroming van de Rijn. De Nieuwe Hooft wordt dan zonder pachter vermeld met 6 morgen schade. Dat Aart Jansz Roelen inderdaad de pachter was van Den Ouden Houff blijkt door de vermelding daarvan bij zijn voordracht als schepen van het gerecht Emiclaer in 1657. Zijn daadwerkelijke ambtsperiode als schepen liep van 1659 tot 1661. In 1671 werd hij herbenoemd, maar juist toen kwam hij te overlijden.
Willem Aartsz (Roelen)
In 1675 werd het familiegeld geheven, een in de 15e eeuw ingevoerde heffing per huisgezin. Uit de registers blijkt dat Willem Aartsz (Roelen) met zijn vrouw Woutertje Breunis van Holck op ‘t erff Den Ouden Hoef woonde. Zij waren eerder dat jaar getrouwd te Hoogland en kregen vijftien kinderen. Willems zus Toontje en zijn niet met name genoemde broer woonden bij hen in. De aanslag bedroeg f 14:10:0.
Nu treedt er een periode in waarin we de pachter niet kennen, maar wel nieuwe eigenaars optreden. In 1700 krijgt de schout van Hoogland bezoek van Daniël Voet, rentmeester van de Sint-Paulusabdij, dus een ambtenaar van de Staten van Utrecht. Hij verkoopt voor het gerecht Den Ouden Hoven met huis, boomgaard, bergen, schuren en 50 morgen bouw- en weiland en heetveld voor een onbekend bedrag. De nieuwe eigenaar is Rogier Camerbeeck, schepen en raad van Amersfoort. Camerbeeck is bovendien notaris (1678-1728) en tevens handelaar in onroerend goed, een nu ondenkbare opeenstapeling van functies. Hij verkoopt de hoeve nog dezelfde dag door aan Matthijs Klaasz van Bogerijen. Tegelijk neemt deze ook nog eens 8 morgen weiland van hem over die niet goed te lokaliseren zijn. Camerbeeck heeft echter de twee noordelijke kavels van de slag in Calveen van De Oude Hooft afgehaald, waardoor deze er maar 4 morgen overhoudt. De 8 morgen die we eerder het derde perceel noemden combineert hij met 3 morgen rond boerderij De Ganskuil. Deze 11 morgen verkoopt hij aan iemand anders. Een derde koper krijgt het vierde kavel van Calveen, groot 9½ morgen. Camerbeeck blijkt dus een doorgewinterde grondhandelaar te zijn. Nog maar twee dagen eerder had hij ook al 5 morgen achter De Tolick van de hand gedaan.
Wie is de nieuwe eigenaar van De Oude Hooft? Matthijs Klaasz van Bogerijen is een rijke protestantse burger van Amersfoort. Hij is in 1641 te Amersfoort geboren als zoon van Klaas Woutersz van Bogerijen en Aaltje Gerritsz, die acht kinderen hebben gekregen. In 1668 trouwt Matthijs met Jannetje Methorst, ook al van gegoede komaf. Zij krijgen negen kinderen, waaronder in 1674 Fransje. Zij zal De Oude Hooft later erven, hoewel zij een oudere broer heeft, twee oudere zussen en nog eens drie jongere broers die bijna allen jong zullen zijn overleden, omdat zij steeds Grietje en Gijsbartus heten. Francijntje trouwt in 1705 met Daniël Sas uit Harderwijk. Zij vertrekt daarheen met attestatie, een verklaring van de gereformeerde kerk dat zij belijdenis heeft gedaan en van goed gedrag is.
In het tweede transport (van Camerbeeck aan Van Bogerijen) krijgen we weer een opsomming van de landerijen: berg en schuur, bepotinge en beplantinge daarop staande met 11 morgen england (waarvan 7½ perceel A van het kernland zullen zijn), 6 genaamd Hogekamp (perceel B), 4 in de Duist (half Abtduist), 3 ´het plaggeveld bij Vathorst met het veenstuk´, 4 genaamd het Calveen en 2 bij Jan Saren (dat moet in de Oude Heide zijn). Het totaal komt maar op 30 morgen, waaruit we moeten concluderen dat deze opgave vrij onvolledig is. Voor hetzelfde gerecht verkopen de Staten negen maanden later ook De Nieuwe Hooft, met 50 morgen. De pachter is en blijft Breunis Gijsbertsz. De nieuwe eigenaars zijn de kinderen van de overleden Hendrik van Weede, generaal-majoor der infanterie. Eén van de kinderen is jhr Hendrik Maurits van Weede, die zich ´heer´ van Luttike Wede noemt. In 1716 zijn kopieën gemaakt van de kaarten van 1596. Daaruit blijkt dat er intussen nauwelijks iets is gewijzigd. Van Wede bezit van deze landerijen 3 morgen england (van perceel A), 6 van De Hogekamp (de helft van perceel B), en 5 van De Abtduist. Kennelijk is het land in Calveen en Hoekveen daarbij nog vergeten.
Hessel Klaasz
Rond 1704 is er een nieuwe pachter op De Oude Hooft gekomen, Hessel Klaasz. Hij was schepen van Hoogland en heeft tot 1728 op de hoeve gewoond en gewerkt. Daarna kwam er een hele andere familie op de boerderij wonen, die we tegen zullen komen in het tweede deel van dit artikel.