2003-1-1 Bert van Vulpen, een Canadese boer uit Hoogland

door Nellie van Vulpen

Op zaterdag 27 juli van dit jaar was het feest in Amherst, Nova Scotia, een van de oostelijke provincies van Canada. Bert van Vulpen vierde die dag het feit dat hij 50 jaar geleden met zijn gezin naar Canada was geëmigreerd. Het feest werd gevierd op de boerderij waar hij zelf jarenlang had geboerd en die nu wordt gerund door zijn kleinzoon Nick van Vulpen en zijn vrouw Elaine van der Wiel. Aanwezig waren al zijn kinderen, vrijwel al zijn kleinkinderen, 25 in totaal, en zijn 22 achterklein-kinderen. Verder waren er nog enige genodigden,waaronder zijn broer Jan van Vulpen met zijn vrouw Anna Tolboom (die ook in Canada wonen) en enige familieleden uit Nederland.

Dat Bert van Vulpen naar Canada zou emigreren lag aanvankelijk niet in de bedoeling. Zijn broer Jan had al veel langer plannen gehad om naar Canada te gaan. Maar het vertrek van Bert was een gevolg van de omstandigheden waarin hij aan het begin van de jaren ’50 was komen te verkeren.
Bert (in Nederland werd en wordt hij nog steeds Bartus genoemd) van Vulpen was geboren te Hoogland in 1917. Hij was de derde zoon van Jan van Vulpen en Nelletje Boersen, boer en boerin van de Boelenhoef aan de huidige Boelenhoefseweg te Hoogland.

In 1940 trouwde Bert met Christina (Stijn voor de Nederlandse familie) Smink, eveneens geboren te Hoogland in 1917 en overleden te Amherst in 1987. Zij gingen boeren op De Kopermolen aan de Hessenweg te Achterveld. De boerderij staat er nog steeds; tegenwoordig is het een kaasboerderij. Bert en Christina kregen zeven kinderen in Nederland: Jan, later John (1941-1987), Willy (1942), Bert (1943), Nellie (1944), Corrie, later Conny (1945), Ineke, later Tina (1946) en Henk (1950). Joe, het achtste kind, werd in 1954 in Canada geboren.

Bert en Christina met hun oudste kinderen (collectie H.J. van Vulpen)

De Kopermolen was een huurboerderij. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog werd deze verwoest door een granaat. Bert van Vulpen raakte door een landmijn gewond en verbleef langdurig in het ziekenhuis om te herstellen. De boerderij moest weer opnieuw gebouwd worden. Toen de huur aan het begin van de jaren ‘ 50 niet werd verlengd moest hij naar een andere boerderij omzien. Een betaalbare hoeve vinden met genoeg toekomstperspectief lukte echter niet. Omdat een eigen boerderij de wens van Bert en Christina was, begonnen zij de mogelijkheid te overwegen ook te emigreren. Broer Jan van Vulpen was in 1950 getrouwd met Anna Tolboom uit Leusden en datzelfde jaar naar Canada gegaan. Toen al was bij Bert het verlangen gerezen ook te vertrekken.

De broers Van Vulpen volgden het voorbeeld van veel Nederlanders, waaronder ook een aantal Hooglanders. In de jaren rond 1950 vertrokken zij om elders een nieuw bestaan op te bouwen. Nederland bood hen in die jaren van wederopbouw onvoldoende perspectief. Voor veel boerenzonen was er bovendien geen uitzicht op een eigen boerderij. Ook de dreiging van de Koude Oorlog speelde een belangrijke rol. Australië, Nieuw-Zeeland en Canada waren populaire eindbestemmingen. Daarbij komt dat Canada aan het einde van de jaren ‘ 40 juist voor Nederlandse boeren aantrekkelijk was geworden, omdat dit land voor hen de grenzen had geopend.

Toen het besluit tot emigratie eenmaal genomen was, brak een drukke periode aan. Bert van Vulpen begon aan een cursus Engels. De spullen, kleding, schoeisel, meubels en eten moesten worden uitgezocht en ingepakt om naar Canada gezonden te worden. Het gezin moest afscheid nemen van familie, vrienden en kennissen. Een pijnlijke zaak, want het vertrek werd toentertijd gezien als een afscheid voor het leven. Canada lag aan het andere eind van de wereld en dergelijke reizen waren in die jaren duur en tijdrovend. Weinigen konden vermoeden dat het reizen binnen enkele decennia zo gemakkelijk en betaalbaar zou worden. Voor de ouders van Bertus en Stijn echter was het vertrek extra moeilijk. Zij waren al op leeftijd en wisten dat het afscheid echt definitief zou zijn. De familie was er dus allerminst gelukkig mee.

In het voorjaar van 1952 was het dan zover. Het gezin ging met het vliegtuig; de spullen werden per boot verzonden en zouden pas later aankomen. Een bezwaarlijke omstandigheid was dat wie ging emigreren geen eigen geld mocht meenemen. De Nederlandse regering vond dat in de jaren van de wederopbouw geen geld het land uit mocht. De aankomst in Canada viel bovendien bitter tegen. In Nederland hadden ze de toezegging gekregen dat er werk en huisvesting zouden zijn geregeld, maar dat bleek niet het geval. Het is nooit helemaal duidelijk geworden wat er nu mis was gegaan. Daar stonden Bert en zijn vrouw met hun kinderen, nauwelijks de Engelse taal machtig. Een pastoor trok zich hun lot aan en bood hen tijdelijk woonruimte aan. Al spoedig vond Bert werk en huisvesting op een boerderij.

De kinderen hebben weer heel andere herinneringen aan die eerste tijd. Dat geldt in ieder geval voor de oudsten onder hen. Voor hen was het juist heel opwindend en spannend weg te gaan naar een land waar van alles mogelijk leek te zijn. Voordat zij vertrokken moest eerst praktische kleding worden gekocht. Canada zou heel koud zijn, dus was er veel warme kleding nodig. Daar zouden ze het jaren mee moeten doen, want dat kon je daar allemaal niet krijgen, dachten ze. Met de bus gingen familieleden en vrienden mee om afscheid te nemen op Schiphol. Hoe opwindend was het niet met het vliegtuig te mogen vliegen. Eenmaal in Canada aangekomen was alles heel vreemd, de huizen, het land en het eten. Ze hadden nog nooit van ontbijten met cornflakes gehoord, dus wat moesten met een kom vol met dat vreemde spul? Een bijzondere ervaring was ook het eerste kerstfeest in Canada. Aan Sinterklaas en Zwarte Piet deden ze niet, maar bij kerstmis hoorde wel een kerstboom. Dit was ongehoord! Wie zette er nu een boom in zijn huis? Engels hadden de kinderen in Nederland niet geleerd. Dat moesten ze op school doen, waar ze eerst werden uitgelachen omdat zij de woorden verkeerd uitspraken. Maar dat duurde niet lang; al snel kregen zij de taal onder de knie. Zó snel zelfs dat een onderwijzer hierover zijn verbazing uitte. De komst van zoveel kinderen uit één gezin moet op die plattelandsschool bijna als een invasie zijn ervaren. Zij wilden zich graag opgenomen zien als echte Canadezen en vonden het helemaal niet leuk steeds maar weer als die Hollanders te worden aangeduid.

Het beviel Bert allerminst bij die eerste boer, een in zijn ogen harteloze man. Maar er moest gewerkt worden om te sparen voor een eigen boerderij. Met het inkomen dat Bert inbracht kwam daar voorlopig niet veel van terecht. Ander en beter betaald werk vinden viel niet mee. Boeren wilden geen knecht met een groot gezin, want die moesten zij meer betalen dan een vrijgezel. Een groot gezin had ook een grotere woning nodig. Werken in een fabriek leverde weliswaar meer inkomen op, maar als je al werk vond, was het maar de vraag of je er kon blijven. Een eigen boerderij zou voorlopig nog een toekomstdroom blijven. Een paar jaar later, toen de kinderen wat ouder waren, bleken zij juist een zege te zijn: door hun arbeidskracht konden zij meehelpen het gezinsinkomen aan te vullen. In die moeilijke begintijd vonden Bert en Christina veel steun in brieven uit Nederland en ook in hun geloof, al moesten ze wel erg wennen aan het katholieke geloofsleven in Canada. De zondagsrust was en is er lang niet zo heilig als in Nederland.

Het bleek bijzonder moeilijk te zijn een bestaan op te bouwen in Ontario, de provincie waar het gezin zich had gevestigd. Bert had zijn broer in Nova Scotia al eens gevraagd of hij daar niet terecht kon. Jan liet hem weten dat het vrijwel onmogelijk was hier werk en passende huisvesting voor zo’n groot gezin te vinden. Toen Bert andermaal een verzoek deed of hij hem alsjeblieft wilde helpen, besloten Jan en Anna dat zij konden komen om bij hen in te wonen. Bert zou voorlopig in de bossen kunnen werken, in afwachting van de aankoop van een boerderij, waarvoor Jan hem zijn spaargeld zou lenen. Die aankoop ging echter niet door: aan het einde van het winterseizoen zou het werk in de bossen er op zitten. Weer bleek het uiterst moeilijk iets te vinden met voldoende inkomsten voor het onderhouden van een groot gezin. Het was een zorgelijke tijd voor beide families; de situatie leek uitzichtloos. Uiteindelijk besloten Jan en Anna met hun twee kinderen te vertrekken. Voor hen zou het makkelijker zijn om elders aan de slag te gaan. Bert zou met zijn gezin in het huis blijven wonen en Jans werk overnemen.

De reis van Ontario naar Nova Scotia in het najaar van 1952 was een hele onderneming voor het gezin. De oudere kinderen herinneren zich die eindeloos lange reis achterin een vrachtwagen. Het was winter en dus koud. Onderweg begon het ook nog te sneeuwen. Het was donker in die laadruimte, waarvan de deur een klein stukje open bleef, zodat ze nog een beetje frisse lucht kregen. Van het landschap zagen ze nauwelijks iets. De reis duurde drie dagen. Met niet meer dan tien dollar op zak arriveerde Bert met zijn gezin in Nova Scotia. Daar zouden ze zich blijvend vestigen.

Het zou nog jaren van hard werken vergen voor Bert en Christina van Vulpen hun liefste wens in vervulling zagen gaan: een eigen boerderij kopen. En datzelfde gold ook voor Jan en Anna van Vulpen. De eerste eigen boerderij van Bert stond in Pugwash, aan de noordkust van Nova Scotia, de Gulf Shore. Daar boerde het gezin van 1954 tot 1964. Toen vertrokken zij naar Nappan nabij Amherst. Daar woont Bert nog steeds, in een woning naast de boerderij. Zijn kleinzoon Nick is er nu boer. De oudste kinderen moesten al vroeg thuisblijven om mee te helpenop de boerderij en in het huishouden. Van doorleren was geen sprake, in ieder geval voor de oudste kinderen. Wat dat betreft was de situatie niet veel anders dan in Nederland in die jaren: boerenzoons moesten op de boerderij meehelpen of werden als knecht verhuurd; de dochters moesten in het huishouden meewerken of gingen als huishoudelijke hulp elders aan de slag. De oudste zoon Jan werkte een tijdlang als kreeftvisser.

Foto van de familie van Vulpen gemaakt ter gelegenheid van het vertrek naar Canada (collectie H.J. van Vulpen)

 

De contacten met de familie verliepen in de eerste jaren vrijwel uitsluitend via de post. Rond 1960 werd voor het eerst de oversteek gewaagd door Bert en Jan en hun echtgenotes. De reis was niet uitsluitend een luxe: zij wilden nog graag hun ouders terugzien. In Hoogland vielen de emigranten erg op, alsof zij mensen uit een andere wereld waren. De foto’s die ze lieten zien toonden een land zó anders dan wat men hier gewend was. De Canadezen hadden geen tuin, want het groeiseizoen was maar kort. Hun huizen waren niet van steen maar van hout. De kleding die ze droegen was synthetisch. En zij reden allemaal in een auto. Het zou tot eind jaren ‘ 70 duren voordat de eerste broer en schoonzus van Bert en Jan van Vulpen een bezoek brachten aan Canada. Het zou interessant zijn in dit blad ook iets te melden over andere Hooglandse families: brachten ook daar de emigranten het eerst een bezoek aan hun vaderland en kwamen pas naderhand de ‘thuisblijvers’ hun familie in den vreemde opzoeken? Was men niet nieuwsgierig genoeg of had men simpelweg de middelen nog niet om te reizen? In hoeverre heeft men tegenwoordig nog contact en tot hoe ver reiken die contacten dan?

Ter gelegenheid van het feest in 2002 werd een familieboek samengesteld. Alle kinderen en kleinkinderen die oud genoeg waren om te schrijven, hebben hier hun bijdrage aan geleverd. Uit dit boek spreekt dankbaarheid voor het besluit dat Bert en Christina 50 jaar geleden hebben genomen om naar Canada te emigreren. In tegenstelling tot sommige andere families is niemand teruggekeerd, behalve voor een bezoek. Verschillende kinderen herinneren zich Nederland nog, anderen waren daar te jong voor. Toch voelt men zich nog op één of andere manier verbonden met Nederland en is men trots op die dubbele erfenis: half Canadees, half Nederlands. Of zoals het gezegde gaat: If you ain’t Dutch, you ain’t much. Dat geldt niet alleen voor de kinderen van Bert en Christina, de tweede generatie, maar ook voor hun kleinkinderen. Zij spreken weliswaar geen Nederlands, maar voelen zich toch verwant aan het land van hun voorouders. Sommigen zijn zelfs naar Europa gekomen om het land van zowel hun vader als hun moeder te bezoeken en de familie te ontmoeten. Immers, in een immigratieland als Canada heeft vrijwel iedereen zijn wortels wel elders. Sommigen van die tweede generatie hebben een partner van Nederlandse afkomst getrouwd, maar onder de schoonzonen en -dochters zitten er ook van Ierse, Duitse en Zwitserse afkomst. Of zoals één van hen het treffend uitdrukt: Halfswisshalfdutchhundredpercentcanadian.

Emigreren was en is een grote stap. De kinderen van Bert van Vulpen en Christina Smink hebben zo iets unieks meegekregen, Dat wordt door één van hen treffend verwoord: ‘My life has been blessed and so enriched, because my parents took a bold and brave step 50 years ago. I so often tell my children there is nothing you cannot do – just think of your grandparents coming to Canada so many years ago and what they have accomplished.’

Bert van Vulpen overhandigt zijn kleinzoon Nick van Vulpen de ‘familiehamer’ (foto Nellie van Vulpen)

Het feest werd ook benut om een familietraditie te vestigen. Jaren geleden kreeg Bert van zijn vader een oud hamertje. Jan van Vulpen had dat ergens aan het eind van de 19e eeuw gevonden op zolder van de boerderij van zijn opa, Jan van Koot van De Belschuur, gelegen tussen de twee spoorlijnen op Liendert in Amersfoort. Dit hamertje zou hem de rest van zijn leven vergezellen, hoewel het er niet steeds op heeft geleken. Op een goede dag was Bert aan het werk op zijn boerderij De Kopermolen. In zijn hand had hij zowel het hamertje als een kromme spijker. Toen hij de spijker in de Barneveldse Beek gooide, raakte het hamertje los van de steel en verdween mee in het water. Een jaar later echter stond de beek droog. En wonder boven wonder kwam het hamertje weer tevoorschijn. Toen de familie naar Canada vertrok, zat het tussen de spullen. Ondanks de vele verhuizingen raakte het hamertje niet kwijt. Jarenlang lag het ergens vergeten in een hoekje van een oude schuur. Eigenlijk was het een hamertje van niks, je kon er niet eens goed mee timmeren. Bert: ‘Toentertijd had ik er geen idee van dat dat hamertje zo populair zou worden. Als je het goed bekijkt is het maar een waardeloos ding.’ Maar hij lacht erom en ondertussen glimmen zijn ogen. De familie vond ondertussen dat het hamertje een echt familiestuk is geworden, dat thuishoort op de boerderij die van de oudste zoon Jan is overgegaan naar diens zoon Nick. Plechtig reikte zijn opa hem op 27 juli het historische hamertje uit, voorzien van een nieuwe steel. Met het advies dat, mocht hij ooit een kromme spijker willen weggooien, er wel voor moet zorgen dat hij het hamertje in zijn andere hand houdt.

Bronnen
Aantekeningen Bert van Vulpen over de periode 1952 – 1953, zonder titel (Canada 1953)Op schrift gestelde herinneringen van Jan van Vulpen, zonder titel (Canada 1995?)Fifty years in Canada van Vulpen Family Reunion. Nappan Family Farm, July 27 2002 (Canada 2002)Gesprekken met familieleden, 2002