door Gerard Pommer en Arie van den Heuvel
Reacties
Wout de Jong wijst erop dat pachter Willem Aartsz (Roelen) uit 1675 ook de zoon kan zijn geweest van Aart Dirksz van Romen. Dat stelt T.F. Verhoef in het Kwartierstatenboek VIII van de Genealogische Vereniging Prometheus te Delft. Kennelijk is dit afgeleid van het huwelijk van Toontje, dochter van Dirk Aartsz van Romen, met Gerrit Maasz Quant in datzelfde jaar. Maar in 1670 was de ‘echte’ Toontje, dochter van Aart Jansz Roelen, met Jan Jansz. De naam Roelen is tussen haakjes gezet omdat Willem Aartsz zonder die achternaam (eigenlijk een patroniem) door het leven ging.
In 1675 trouwde Willem zelf met Woutertje Breunis van Holk uit Nijkerk. In het familiegeld van dat jaar vinden we ook nog bestorven kinderen in huis wonen. Dat moeten kinderen uit een eerder huwelijk zijn geweest. Bij de drie jongste kinderen was de getuige Ebeltje Klaas Zandhaar, gehuwd met Breunis Gijsbertsz (van den Hoven) van De Nieuwe Hooft en dus kennelijk familie. Over Ebeltjes vijf huwelijken stond eerder een artikel van Gerard Pommer in De Bewaarsman van 1997. Woutertje Breunis hertrouwde bovendien in 1701 met Hessel Klaasz, die we ook kennen als pachter van De Oude Hooft. Zijn ouders waren Klaas Hesselsz en Hendrikje Willems en misschien was hij ook familie van Ebeltje.
Gerard Raven heeft in de archieven nog nieuwe vondsten gedaan. In het morgenboek van ca 1470 zijn de twee hoeven van Ten Hove samen 150 morgen, Dat was dus meer dan de eerder genoemde tweemaal 40 morgen van ca 1423 en minder dan de 100 morgen van De Oude Hooft in 1596. In de oudschildgeldregisters van ca 1536 en ca 1548 komen we opnieuw Hendrik Petersz [Borre] tegen. Hij betaalt elk jaar aan pacht 100 mud rogge Amersfoorts à 39 stuiver. In 1583 is de pachter Roelof Petersz, vermoedelijk familie van Hendrik. Deze Roelof is de naamgever van de familie Roelen, want op dat moment vinden we zijn zoon Jan Roelen alias Jan Roelof Petersz als pachter op De Nieuwe Hooft! Deze Jan was dus inderdaad de broer van Aart Roelen, die we in 1596-1598 op De Oude Hooft vonden. Aart zat er nog in 1610, want toen had hij op 7 morgen land schade van de overstroming van de Rijn. In het vorige artikel werd dit gegeven bij 1644 genoemd, maar dat jaartal staat aan het eind van het document en is dus misleidend. We kwamen zijn zoon Jan Aartsz al tegen in 1619-1631, maar in 1652 was die er nog steeds. Toen betaalde hij volgens het memoriaalboek van het gerecht Hoogland ƒ13:7:8 aan huisgeld, waarmee hij behoorde tot het eerste lid, dus de boeren die het hoogst werden aangeslagen. Bij de morgentalen van 1653 bleek hij 68 morgen 5 hont te hebben, niet gering maar toch minder dan tevoren.
Tenslotte biedt het archief van huis Liendert meer informatie over de Amersfoortse eigenaars van De Oude Hooft vanaf 1700. Matthijs Klaasz van Bogerijen had in 1685-1686 al de helft van Liendert met het huis Liendert gekocht. Dit was eigenlijk een leen van de Staten van Utrecht. De andere helft kocht hij er in 1698 bij. Toen Matthijs in 1720 overleed werd zijn zoon Wouter met Liendert beleend en zal hij ook De Oude Hooft hebben geërfd.
Wouter was in 1676 in de gereformeerde St-Joriskerk te Amersfoort gedoopt en trouwde er in 1703 met Reiniertje Everts van Hungen. Zij doopten er ook hun zes kinderen, waarvan de jongsten in 1711 Francijntje en in 1714 Matthijs waren. De latere familiegegevens zijn in de onderstaande tekst verwerkt. De door Gerard Raven geraadpleegde archieven komen in het overzicht in het slotartikel.
Jacob Woutersz (van Rossenberg)
In 1728 kwam er een nieuw jong echtpaar op De Oude Hooft: Jacob Woutersz (van Rossenberg) en Lambertje Hendriks. Zij waren in 1727 getrouwd te Leusden. Jacob kwam uit Hamersveld en was de zoon van Aaltje Jacobs; haar oom was Huik Roelen en dat is mogelijk de connectie met de familie die tevoren op De Oude Hooft woonde. Lambertje was de dochter van Hendrik Hendriksz (van Moorselaar) en Weympje Peelen. Zij kregen zes kinderen: Aaltje, Hendrik, Peter, Hendricus, Lammetje en Jannetje. Jacob overleed in 1743, maar zijn weduwe zette het bedrijf voort.
Intussen was in 1732 Wouter van Bogerijen overleden. Liendert werd nu verdeeld over zijn zus Francina Matthijs van Bogerijen, inmiddels weduwe van Daniël Sas, én zijn dochter Francina Wouters van Bogerijen. De Oude Hooft kwam in handen van de eerste Francina, want in 1747 was zij de enige eigenaar. Zij gaf nu Den Ouden Hoeff met hof, hofstede, schuur en landerijen met uitzondering van de boomgaard (die zij zelf behield) in verhuur en pacht aan Lambertje Hendriks. Het betrof een voortzetting van de pacht voor opnieuw een periode van zes jaar, ingaande 1748, voor jaarlijks f 285.
Thomas Thijsz
Weduwe Lambertje Hendriks was in 1750 van plan te trouwen met Thomas Thijsz uit Amersfoort, geboren in 1716 te Broekhuizen (Limburg) als zoon van Leonardus Thijsz en Margriet Maessen. Maar vóórdat Lambertje Hendriks opnieuw in het huwelijk trad, vond in 1750 een magescheid plaats, een schriftelijke boedelscheiding. Lambertje Hendriks, wonend op Den Ouden Hoeff, aan de ene kant en Gijsbert en Evert Woutersz (van Rossenberg) (oom en voogd) aan de andere kant verklaarden dat de weduwe f 500 en een achtste deel van de nalatenschap van haar ouders had meegebracht en de overleden Jacob Woutersz (van Rossenberg) f 300 en nog andere goederen. Daarna diende een attestatie (getuigschrift) overlegd te worden door Thomas Thijsz en Lambertje Hendriks, wonend op Den Hove. Dit vond drie dagen later plaats bij de secretaris van het gerecht Emiclaer. Deze schreef het voorgenomen huwelijk tussen hen beiden in ‘ter eere Gods ter goede tijd en tot vermeerderinge van ‘t menselijk geslacht’. De secretaris stelde vast dat de bruidegom f 500 inbracht in contanten ‘dit boven een vrije bruidegom en gekleed in zijn staat van fatsoen’. De bruid bracht in: inboedel, huisraad, vee, koren op het veld, 4½ dammaten land in Duist (waarde f 400), een bedrag van f 300, alsmede haar zes kinderen uit haar eerste huwelijk. Het nieuwe echtpaar kreeg geen kinderen.
In 1754 werd opnieuw een huur- en pachtovereenkomst gesloten voor wederom zes jaar tussen Thomas Thijsz en Lambertje Hendriks, wonend op De Oude Hoeff, en Francina van Bogerijen. In het contract staan onder meer de volgende wetenswaardigheden:
* de pacht betrof ‘seeckere huizinge, hoff en hoffstede, bergh en schuur, genaemt De Ouden Hoeff met alle landerijen, uitgezonderd den boomgaard … gelegen onder de heerlijkheid van Emiclaer … voor de jaarlikse som van f 300’;
* de huurders moesten Francina bovendien jaarlijks twee paar hoenderen en een vierel (150 g) boter leveren en ‘de juffrouw verhuurster met haar gezelschap jaarlijks eens sullen moeten uythalen en op een hammetje tracteren’; * de huurders moesten behalve persoonlijke ongelden en lasten ook schuttegeld en andere reële lasten betalen;* indien de huurders in de nieuwe pachtperiode tabaksland aanlegden mochten zij op iedere morgen f 10 huur korten; kennelijk was dit dus erg gewenst;
* de huurders zouden jaarlijks op eigen kosten voor ‘de juffrouw verhuurster of haar zoon Matthias Sas, soo veel mest zullen moeten rijden als nodig te hebben sullen vinden in den boomgaard’.
Lambertje Hendriks is overleden in 1757. In verband daarmee vond een boedelscheiding plaats. De vastgestelde taxatiewaarden waren: ‘voor koeyen, veersen en pinken, 2 keuyen en eetgereedschap, 4 paarden, wagens, ploegen, eegden, het speck en vlees zoo in de schoorsteen, als in de kuip, bedden, peluws, rog en boekweyt in de 2 bergen, coorn in ‘t achterhuis, ook de bonen op zolder, huisraad in het bakhuis, ook de weyt op zolder gerekend 75 schepel à f 3 per schepel en 6 morgen coorn te veld, tezamen f 1325’. De boedelscheiding vond plaats in tegenwoordigheid van Thomas Thijsz, weduwnaar, en Evert Woutersz (van Rossenberg), als voogd van de zes kinderen van Lambertje Hendriks.
Thomas Thijsz trouwde voor de tweede keer in 1758 en nu met Rijkje Frederiks, geboren te Voorthuizen als dochter van Frederik Jansz en Grietje Geurts. Het nieuwe echtpaar kreeg zes kinderen, die allen te Amersfoort gedoopt werden: Maria (1761), Matthijs (Thijs, 1763), Wilhelmus (Willem, 1765), Aleidis (Aaltje, 1768), Margaretha (Grietje, 1770) en Johannes (Jan, 1773). Deze kinderen komen we later nog tegen, maar Aaltje bleef ongehuwd en is in 1826 op De Oude Hooft overleden.
Thomas is nog een derde keer getrouwd in 1774, nu met Teuntje Korssen, weduwe van Jan Geurtsz. Zij kregen geen kinderen. Weer vond een magescheid plaats, waarbij de bruidegom al zijn goederen inbracht en de bruid een bed, een peluw, twee hoofdkussens, twee dekens, twee lakens en twee slopen. Teuntje was armlastig, want ‘en zullen haar koeytje, een pink, en haar verdere meubeltjes verkogt worden om haar schulden te kunnen betalen en dit op voorwaarden dat er tussen de toekomstige echtgenoten geen gemeenschap van goederen zal wezen. Ingeval Thomas Thijsz het eerst komt te sterven zal Theuntje Korssen uit zijn gereede goederen trekken en genieten een somme van f 300 en haar bed. Indien Theuntje Korssen eerder komt te overlijden zal Thomas Thijssen aan haar kinderen (uit het huwelijk met Jan Geurtse) een som van f 50 moeten uitkeren.’
Intussen was eigenaresse Francina Matthijs Sas-van Bogerijen in 1767 overleden. De Staten van Utrecht beleenden nu mr Matthias Sas met Liendert. Hij was gezien de voornaam vermoedelijk Fransjes zoon. Matthias was schepen en raad van Amersfoort en trouwde in de Joriskerk in 1737 met Emerentia van Goudoever en in 1750 met Hillegolda van den Velden. In 1773 werd Matthijs opnieuw weduwnaar en in 1791 is hij zelf in Amersfoort begraven. Hij werd ‘van zijn buitengoed Den Hove op ‘t Hogeland gebracht’, wat bewijst dat de familie dus ook af en toe op De Oude Hoef woonde. Het was immers gebruikelijk dat een eigenaar zich ‘s zomers een week of twee buiten vermaakte en dan in de herenkamer logeerde.
Nu kwam vermoedelijk mr Daniël Sas aan de beurt, die de zoon zal zijn van Matthias, vernoemd naar grootvader Daniël Sas. Van de nieuwe eigenaar weten we alleen dat hij in 1795 in de Sint-Joriskerk met Brigitta Johanna Staal trouwde en in 1800 in Amersfoort is begraven. Daarna kwam Liendert aan de familie Verschuur, omdat Francina Wouters van Bogerijen weduwe was van Gerrit Verschuur. De Oude Hooft bleef intussen in de familie Sas.
De volgende keer maken we de overstap naar de 19e en 20e eeuw.
Eigenaren van De Oude Hooft
1720-1732 Wouter van Bogerijen
1747-1767 Francina Matthijs Sas- van Bogerijen
1767-1791 Matthias Sas
1791-1800 Daniël Sas
De hoofdbewoners van De Oude Hooft
1728-1743 Jacob Woutersz.(van Rossenberg)
1743-1750 Lambertje Hendriks, weduwe van Jacob (van Rossenberg)
1750-1789 Thomas Thijsz (door huwelijk met Lambertje Hendriks)