2003-3-5 Particuliere post

door Jaap Voorburg

Naast onze boerderij, in de richting van de kapel van Coelhorst, lag een strook grasland. De eigenaar was Willem Schouten in Terschuur. Dit perceel lag niet in het rayon van een bewaarsman, vandaar dat wij daar als een soort van burenplicht aandacht aan besteedden. Die aandacht bestond onder meer uit het brengen van koffie als Willem daar aan het werk was. Ik heb dat meer dan eens gedaan. De pot met koffie werd in een tas geplaatst en daarnaast gingen kop en schotel. In de kop zat een schep suiker en een bal. Om te voorkomen dat de inhoud er tijdens het vervoer uitrolde werd de kop in een krant verpakt. De schotel was voor het geval dat de koffie nog erg heet was en Willem veel haast zou hebben.

Wij fungeerden ook als een soort bewaarsman, met name als er iets was met het vee. Het was dan belangrijk dat Willem daarvan zo snel mogelijk op de hoogte werd gebracht. Noch wij noch Willem beschikten over telefoon en daarom werd ik soms met de boodschap naar hem toegestuurd. Als tienjarige kreeg ik duidelijke instructies hoe ik daar heen moest fietsen: “Eerst naar de kerk in Achterveld en daar linksaf richting Terschuur. Op die weg is het de eerste boerderij rechts, na de brug over de beek. En als je het niet kunt vinden, dan heb je nog een Hollandse mond om het te vragen. ”Met een dergelijke duidelijke instructie lukte het wel om de boodschap over te brengen. Na het nuttigen van een glas ranja met een plak koek kon ik dan weer aan de terugreis beginnen.

Deze herinnering kwam bij mij naar boven naar aanleiding van de artikelen over de post in Hoogland. De oproep van Gerard Raven om onze herinneringen op papier te zetten was een aanleiding om iets te schrijven als gebruiker van de diensten van de posterijen.

Familieberichten
Hoewel ook in mijn jeugd de post een belangrijk communicatiemiddel was, ging veel van het berichtenverkeer binnen de familie buiten deze dienst om. Postzegels kostten namelijk geld en daarom werden wij als kinderen er vaak met een briefje van onze ouders op uitgestuurd. Mijn moeder kwam uit Eemnes en tegen de tijd van haar verjaardag was het gebruikelijk dat ze één van de kinderen met een briefje langs haar daar wonende broers en zussen stuurde. In dat briefje stond dan de uitnodiging om op een bepaalde zondagmiddag op de koffie te komen. Deze vorm van communicatie was voor ons dus tegelijk een soort familiebezoek. Het had ook nog het voordeel dat mijn ouders direct wisten of men inderdaad zou komen.

Uit mijn vroegste jeugd (de periode voor de oorlog) kan ik mij niet herinneren dat wij andere familieberichten per post kregen, dat wil zeggen berichten van overlijden en geboorte. Vaag kan ik me nog herinneren dat mijn vader een keer het overlijden van een oude buurman moest gaan aanzeggen. Ik weet niet of er nog Hooglanders zijn die zich dit gebruik herinneren. Men noemde zo iemand een groefbidder. Geboortekaartjes waren helemaal een luxe, die pas na de oorlog in zwang kwamen. Hoe berichten werden overgebracht kan misschien nog het beste geiïllustreerd worden met de volgende gebeurtenis.

Het bericht dat zichzelf inhaalde
Omstreeks medio novenber 1939 werden wij geëvacueerd vanwege de ligging van onze boerderij in de Eemlinie. Wij konden toen een huis huren in Eemnes. Voor mij was dat een spannend avontuur waaraan ik nog een kostbare herinnering bewaar. Ik vertrok namelijk vlak vóór mijn verjaardag uit Hoogland. Op mijn verjaardag werd ik verrast met een aanzichtkaart uit Hoogland waarop alle namen van mijn klasgenoten uit de vierde en vijfde klas. De adressering “aan de jonge heer Jaap Voorburg te Eemnes” was voldoende.

Mijn ouders waren zeer ontdaan door de gedwongen verhuizing. Vooral mijn moeder was erg overstuur. De oorzaak hiervan ben ik pas later beter gaan begrijpen. Kort na mijn verjaardag moest mijn moeder naar het ziekenhuis. Een paar dagen later hoorde ik tot mijn verrassing dat ik een broertje had gekregen. Uiteraard mocht ik het gaan zien, want het St.-Jansziekenhuis in Laren was vlakbij. Er werden geen geboortekaartjes gestuurd. De familie in Eemnes was al snel op de hoogte. De volgende dag ging mijn vader met de fiets naar Hoogland om daar het goede nieuws te vertellen. Dat was een lange tocht over Soest en Amersfoort, want bij de Eembrug stond een schildwacht en daarvoor moest je speciale papieren hebben.

In de loop van de ochtend kwam één van de buren, die telefoon had, naar mijn oudste zus. Het ziekenhuis had gebeld, met het dringende verzoek of mijn vader terug wilde bellen. De kunst was nu om mijn vader te bereiken. Toevallig was een andere zus die dag als huisnaaister aan het werk bij een familie in Soest die telefoon had. Bij haar kwam dus het verzoek om mijn vader op te sporen. Zij fietste op haar beurt naar Hoogland en wist op het tweede of derde adres mijn vader te vinden.

Vader schrok verschrikkelijk en vreesde dat het niet goed was met moeder. Met de mogelijkheden van de telefoon was hij kennelijk nog niet vertrouwd of de schrik was te groot. In elk geval is hij met spoed teruggefietst. Dit keer over de Eembrug, waar de schildwacht zijn probleem begreep. Bij het ziekenhuis aangekomen kreeg hij te horen dat mijn broertje was overleden. Hij is begraven op het bekende St.-Janskerkhof. Maar daarvan werd aan niemand een bericht gestuurd.