Reactie naar aanleiding van Een wereld van verschil. Hooglanderveen ontmoet Vathorst
A. Cholera in het Veen 1855
Joop Renkers
In het nieuwe boekje staat het trieste verhaal Cholera in het Veen (pag. 38). Hierop kan ik een paar correcties aanbrengen. Johanna Berendina Klompenhouwer (in sommige akten ook Anna Gerritdina Klompenhouwer genoemd) was niet geboren in Hoevelaken, maar op 7 september 1816 in Aalten. Bovendien was zij niet de enige overlevende van het gezin Van de Ham, want er blijken nog twee oudere kinderen te zijn geweest. De oudste zoon Jan van de Ham, geboren in 1843 in Hoevelaken, trouwde op 3 oktober 1866 in Nijkerk met Beertje Bouwman. De tweede zoon Gerrit van de Ham was geboren op 19 augustus 1844 in Hoevelaken en trouwde op 30 juni 1869 in Hoevelaken met Jannetje van ‘t Hoog. Gerrit overleed op 30 december 1882 in Hoevelaken. Beide echtparen kregen een aantal kinderen.
Mijn genealogische gegevens staan op het net: http://www.profip.nl/genealogie.
B. Moeilijke jaren in het Veen 1940-1945
Jaap Voorburg
Met veel genoegen heb ik de publicatie Een wereld van verschil gelezen. Het is goed dat een groot aantal zaken wordt vastgelegd voor dat ze onder de stad verdwijnen, net als de dwaallichten.
Mijn vader heeft in zijn jeugd de dwaallichten gezien, maar op mijn indringende vragen hierover nooit een bevredigend antwoord kunnen geven. Het zag er volgens hem uit als de lantaarn van een fiets, die vanaf de Laakwal in de richting van Zevenhuizen kwam. Het grasland waar het zich over verplaatste was overigens niet voor een fiets begaanbaar. Als het dichtbij was verdween het plotseling. Het was volgens hem de ziel van de landmeter, die de Laak had moeten uitzetten en door één van de partijen was omgekocht. Vandaar dat men bij het zien van het dwaallicht zei:
”Laakmannetje, laak,
Je hebt het laken te kort gemeten,
Je bent je arme ziel vergeten“.
Hieraan moest ik denken bij het lezen van het hoofdstuk met herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog. Als deze herinneringen niet vastgelegd zijn staan ze op het punt zich te gaan gedragen als dwaallichten, want het is inmiddels meer dan 60 jaar geleden. Ik heb de indruk dat de geïnterviewden het zelf niet meer hebben meegemaakt, of hooguit door de ogen van een kind.
Daarom heb ik bij dit hoofdstuk een aantal kanttekeningen geplaatst, die er naar ik hoop toe kunnen bijdragen dat de werkelijkheid wat dichter wordt benaderd.
Oorlogsdreiging
Mijn commentaar begint al op pagina 73. De bevolking heeft naar mijn overtuiging de mobilisatie wel degelijk als zeer bedreigend ervaren. Onze grote buurlanden waren in oorlog en vaders en zonen moesten in het leger. Vergeleken met die toestand is de oorlog in Irak , afgezien van de familieleden van de uitgezonden mariniers, een “Ver van mijn bedshow”. In het vorige nummer van De Bewaarsman staat een afdruk van een aan mij gerichte ansichtkaart met een zeer onvolledig adres. Dat die kaart mij bereikte komt niet doordat ik zo’n beroemdheid was. Maar heel Eemnes wist dat wij geëvacueerd waren wegens de inundatie van de Grebbelinie.
Ik was toen tien jaar en genoot van het avontuur, maar voor de volwassenen was het zeer bedreigend. In de periode augustus 1939 tot mei 1940 vlogen ‘s nachts geregeld vliegtuigen van oorlogvoerende landen over ons land en daar werd door Nederlands afweergeschut op gevuurd. In de kranten stonden dan berichten over de schending van ons luchtruim door onbekende toestellen. Stel je de krantenkoppen maar eens voor als dat nu zou gebeuren.
De evacuatie
De ellende van de evacuatie werd op Hoogland vergroot doordat er net een flinke uitbraak van de mazelen was. Ik neem aan dat dit ook in Hooglanderveen het geval was. De zin: “De bevolking ging te voet of met de auto” is mijns inziens een te rooskleurige weergave van de werkelijkheid. Op Hoogland waren er alleen auto’s voor het vervoer van zieken en bejaarden.
Een deel van het vee is inderdaad via Huizen gegaan. Deze dieren kwamen door Eemnes en moesten dringend gemolken worden. Veel boeren uit Eemnes kwamen daarbij helpen, waarbij het er niet op aankwam of de melk al dan niet opgevangen werd. Het meeste rundvee was overigens wel “gemerkt”. Veel boeren waren lid van de fokvereniging en alle vaarskalveren werden kort na de geboorte “geschetst”. Er kwam een kalverenschetser die het vlekkenpatroon van de dieren zo nauwkeurig mogelijk in kaart bracht. Aan de hand hiervan kon men elk dier herkennen en bij verkoop ging dit legitimatiebewijs met het dier mee. Ook bij de presentatie van het vee aan de bewaarsman was het handig om de schetsen mee te nemen.
Pas tegen het eind van de vorige eeuw werkte dit systeem niet meer, doordat er veerassen kwamen zonder een vlekkenpatroon. Mede hierom is men toen overgeschakeld naar de door velen verfoeide oornummers. Met dit nieuwe systeem kan men inderdaad van elk dier de eigenaar opsporen, mits iedereen zich aan de regels houdt en we beschikken over een centrale en geautomatiseerde administratie. Met de schetsen uit 1940 kon een boer wel zien of een dier dat terugkwam inderdaad zijn koe was, maar van de dieren die niet terugkwamen, kon hij met de schetsen niet de huidige bezitter opsporen. De familie Prins kreeg zijn paard niet terug dankzij de rode menie, maar aan de rode menie konden zij zien dat het paard dat terugkwam inderdaad hun paard was. De economische gevolgen Het eerste oorlogsjaar was er vooral schade aan het ge•inundeerde land en de slechtere veestapel. Maar er waren nog voldoende grondstoffen voor de wederopbouw van de afgebrande boerderijen. Het Nederlandse overheidsapparaat ging door met het nemen van maatregelen om het schaarser wordende voedsel zo goed mogelijk te verdelen. Dit betekende dat de boeren al hun producten ter beschikking moesten stellen van het distributiesysteem. In het artikel wordt ten onrechte geen onderscheid gemaakt tussen de voedseldistributie en vorderingen of inbeslagname door de bezetter. Dat verschil was voor de bevolking dikwijls moeilijk vast te stellen. Ik herinner mij dat mijn vader niet ging stemmen voor de ruilverkaveling, omdat hij ten onrechte verwachtte dat dit besluit na de oorlog toch weer ongedaan gemaakt zou worden.
De zin bovenaan bladzijde 76 dat in de zomer van 1942 iedereen zijn rijwiel moest inleveren is overigens niet juist. Wel liep iedereen het risico dat zijn fiets zomaar werd afgepakt door een Duitse soldaat. Wat iedereen wél moest inleveren was zijn radio, maar slechts weinig mensen beschikten hierover. Ook alle kerkklokken werden gevorderd, ongetwijfeld ook die van Hooglanderveen.
De overval op De Broodheuvel
Het blijft een vraagteken wat zich hier heeft afgespeeld. Men moet echter beseffen dat in 1944 voedsel schaars en duur was. Niet alleen Duitser en controleurs van de voedselvoorziening hadden hiervoor belangstelling, maar ook verzetsgroepen en criminelen. In De Slaag heeft in die tijd een complete nachtelijke veldslag gewoed tussen een groep aardappeldieven en een aantal boeren. Ook is er in november 1944 een overval van zogenaamde Duitsers geweest op een aantal boerderijen, waaronder De Vathorst. Daarbij ging het er grof aan toe. Op grond van de gegevens die ik hierover heb verzameld moet ik concluderen dat het een actie was van een Hooglandse verzetsgroep. Het was een teken van de toen heersende anarchie dat een groep Hooglanders overvallen pleegde op plaatsgenoten. Volgens Gijs Hilhorst is het ook helemaal niet zeker dat de bezochte boeren zwarthandel bedreven.
De bevrijding
Wat hierover geschreven wordt klopt niet met Bloemhof (Amersfoort ’40-‘45, deel II). Op vrijdag 20 april was er wél een patrouille die doordrong tot het gemeentehuis, maar daarna trokken de Canadezen weer terug naar Nijkerk. Die dag was er overigens ook nog een andere, niet door Bloemhof genoemde patrouille. Die drong via Zeldert door in De Slaag, tot op de boerderij van Piet van den Hengel. De bevrijding van Hooglanderveen was volgens Bloemhof op zondag 22 april. Daarna kwam Hooglanderveen onder Duits vuur te liggen. In Hoogland werd niet de kerk opgeblazen, maar de toren waarbij de kerk zware schade opliep. Van de zuivelfabriek werd alleen de schoorsteen opgeblazen.
C. Andere reacties
De redactie kreeg nog meer reacties naar aanleiding van Moeilijke jaren in het Veen. Op bladzijde 80 staat dat Nolda en Rika Tijmensen respectievelijk 12 en 11 jaar waren. Dit is niet juist: Nolda was 16 en Rika 14 jaar oud.
Joost van Maurik uit Amersfoort maakte de redactie attent op de foto van de kookcursus op bladzijde 67. Deze foto stamt niet uit eind jaren 1930, maar uit de oorlog. Het bewijs daarvan is te vinden op de foto zelf. Op de deur hangt onder de naam G. Mossink een wit bordje. Wie goed kijkt kan daar lezen: Verboden voor joden. Mogelijk waren er meer gelegenheden in Hoogland en Hooglanderveen waar dit verbod duidelijk zichtbaar was aangebracht. Wie kan vertellen sinds wanneer dit soort bordjes verplicht werden gesteld en wat de gevolgen waren als men het niet deed? Hoe werd die ene (of enkele) joodse Hooglanders behandeld? Bij de gemeentegrens van Hoogland hebben ook zulke borden gestaan, zoals blijkt uit een andere foto. Wie kan daar meer over vertellen? Van buurgemeente Amersfoort is bekend dat loco-burgemeester Noordewier dit soort borden meteen heeft laten verwijderen.