2004-3-2 Ruilverkaveling Beoosten de Eem

door Jaap Voorburg

Onder deze naam werd tijdens en vlak na de Tweede Wereldoorlog een ruilverkaveling uitgevoerd in het uitgestrekte poldergebied tussen Hoogland en het IJsselmeer. Een ruilverkaveling valt onder de verantwoordelijkheid van het provinciaal bestuur. Daarom moet voor nauwkeuriger informatie verwezen worden naar het archief van de provincie.

Voor mensen die belangstelling hebben voor de geschiedenis van Hoogland wordt hier een beeld geschetst door iemand die dit gebeuren redelijk van nabij heeft meegemaakt. Zoals uit het verhaal blijkt ging het om aanzienlijke persoonlijke belangen van de betrokken boeren. De visie op het gebeurde zal daarom mede afhangen van de mate waarin men al dan niet van de ruilverkaveling heeft geprofiteerd.

Deze aangepaste topografische kaart van 1997 toont de uitbreiding van het wegennet in het kader van de ruilverkaveling, en wel in het gebied dat begrensd wordt door de weg Amersfoort-Bunschoten, de Bisschopsweg en de rivier de Eem. Het gaat dus slechts over een deel van het verkavelingsgebied. Wie het allemaal zelf eens goed wil bekijken kan het beste de fiets pakken. De verharde wegen van vóór de ruilverkaveling zijn met een zwarte ononderbrokenlijn gemarkeerd, de verharde wegen die tijdens de ruilverkaveling zijn aangelegd met zwarte stippellijn. Alleen op een deel van de Mgr van deWeteringstraat en van de Krachtwijkerweg was er een bestaand tracé, in de vorm van een onverharde of halfverharde weg. De aanleg van de andere wegen betekende een doorsnijding van de bestaande kavels. Om dit op te heffen moest er dus ook heel wat gesleuteld worden aan de kavels. Wel was het dank zij de ruilverkaveling mogelijk om op een eenvoudige wijze de gronden voor dit tracé te verwerven en kon de verkaveling hieraan worden aangepast. De A1 heeft geen stippellijn markering gekregen, omdat het geen ruilverkavelingsweg is waardoor de ontsluiting van de polder werd verbeterd. Doordat er geen boerderijen werden verplaatst, kwamen er aan de nieuwe wegen ook geen boerderijen. Bij een ideale verkaveling heeft elke boerderij één kavel bij de gebouwen. Dit ideaal kon alleen benaderd worden voor de boerderijen aan de bestaande (dus ononderbroken zwart) gemarkeerde wegen aan de rand van de polder, zoals aan de Zeldertseweg. Aan enkele van deze wegen lagen zó weinig boerderijen dat ook hierdoor het nuttig effect van de ruilverkaveling beperkt bleef. Dit was bijvoorbeeld het geval bij de Lodijk en het Zuidereind. Ondergetekende durft vrijmoedig zijn ervaringen op te schrijven, omdat hij er niet als belanghebbende bij betrokken was en er ten opzichte van veel leeftijdgenoten er een meer dan gemiddelde belangstelling voor had.

Verbetering van productie-omstandigheden
Een kavel is een perceel grond en het woord ruilverkaveling heeft betrekking op een uitruil van percelen landbouwgrond, waardoor deze gunstiger komen te liggen ten opzichte van het bedrijf van de gebruiker. Tijdens mijn werk als landbouwconsulent in Limburg trof ik regelmatig bedrijven aan waarvan de cultuurgrond verspreid was over meer dan twintig kavels. Ik meen te weten dat een dergelijke situatie ten oosten van de Eem niet of nauwelijks werd aangetroffen.

Het ging om een gebied van zo’n 10.000 ha, waardoor vrijwel geen wegen liepen. Er waren drie noord-zuid verbindingen en twee wegen van oost naar west. Mijn vader pachtte een perceel grasland bij Zeldert en moest om dat te bereiken eerst door zeven andere percelen. Er liep daarom alleen maar jongvee en met de hooibouw was dit kavel het laatst aan de beurt. Eerst moest immers het gras op de zeven andere percelen gemaaid zijn. Bovendien liet de waterbeheersing te wensen over. In een natte zomer was het telkens weer een avontuur of het lukte met een vracht hooi zonder problemen op de verharde weg te komen.

Belangrijke doelen van de ruilverkaveling waren daarom een verbetering van de ontsluiting met wegen en van de waterbeheersing. Bovendien had de overheid een aanzienlijk belang, namelijk het vrijmaken van een strook waarop de A1 aangelegd kon worden. Een ruilverkaveling was dus méér dan alleen maar een boerenbelang. Bovendien waren lang niet alle boeren er van overtuigd dat de voordelen opwogen tegen de kosten. Het project werd weliswaar zwaar gesubsidieerd, maar een deel van de kosten werd omgeslagen over de betrokken boeren. Daarnaast werd een deel van de grond aan de landbouw onttrokken.

Beroering
De tijdsduur van een ruilverkaveling is gewoonlijk meer dan tien jaar. Naarmatede plannen concreter gaan worden neemt de onrust toe. In principe is het een democratisch proces en op grond van de Ruilverkavelingswet hebben alle belanghebbenden stemrecht. De wet was indertijd echter zó geformuleerd dat de voorstemmers gemakkelijk in de meerderheid waren. Een meerderheid van het aantal boeren óf van het aantal hectaren dat zij in bezit hadden was voldoende. Degenen die niet kwamen stemmen werden geacht te hebben voorgestemd. Bovendien vond de stemming voor deze ruilverkaveling plaats tijdens de Duitse bezetting. Ik weet niet hoeveel boeren toen niet zijn gaan stemmen, omdat zij dachten dat dit een maatregel was die na de bevrijding wel ongedaan gemaakt zou worden. Zo dacht mijn vader erover, maar hij vergiste zich. Echte opwinding ontstond er vooral rondom de taxatie van de gronden en toen later de voorgestelde verdeling van de percelen bekend werd. Vooraf werd namelijk elk kavel getaxeerd in guldens per ha. De herverdeling gebeurde niet op basis van de oppervlakte, maar van de waarde der percelen. Daarin lag een bron van onrust, die werd versterkt doordat de taxateurs boeren uit het gebied waren. Hiermee maakte men weliswaar gebruik van de plaatselijk aanwezige kennis, maar dit veroorzaakte ook veel wantrouwen. Over een taxatie kun je namelijkaltijd van mening verschillen. Als dan ook nog, al of niet ten onrechte, de indruk ontstaat dat eigenbelang een rol heeft gespeeld is dat een reden tot ontevredenheid. Hetzelfde doet zich voor bij de toewijzing van de uitgeruilde percelen. Een boer die zijn grond vele jaren goed heeft bemest en verzorgd voelt zich tekort gedaan, als hij in ruil daarvoor een kavel krijgt op minder goede grond of van een in zijn ogen minder zorgvuldige collega. Kortom, er waren opgewonden discussies en ‘s zondags na de Mis wenste men elkaar soms andere dingen toe dan de vrede van Christus. Natuurlijk is er in de wet ook een bezwarenprocedure en is het uiteindelijk allemaal goed gekomen. Ik weet evenwel niet of het de rechter of Vader Tijd is geweest waardoor de rust uiteindelijk is weergekeerd.

Na de ruilverkaveling was het gebied voorzien van een netwerk van verharde wegen en een betere waterbeheersing. Alleen in het stroomgebied van de Malewetering was er op dit laatste punt geen verbetering. Daar kwamen de landerijen nog dikwijls onder water te staan. Slechts een klein aantal bedrijven kreeg ook een betere verkaveling. Dit was namelijk alleen goed mogelijk voor de boeren die op de rand van het gebied woonden. Voor de boeren verderop op Hoogland waren de mogelijkheden hiertoe beperkt. Boeren uit Hamersveld of Achterveld kregen hun percelen natuurlijk helemaal niet bij huis.

Dankzij de betere wegen waren er wat meer mogelijkheden om melkvee in de polderte houden. Het melken bleef echter een “ver-van-mijn-warme-bed-show”, vooral ‘s morgens. De bewaarsman kwam nog niet zonder werk te zitten. In de hooitijd stond er laat in de avond bij café De Brand een lange file van met paarden bespannen hooiwagens. De voerlieden dronken nog een pilsje en de dorst van de paarden werd gelest voor een lange tocht naar Terschuur, Hamersveld of Achterveld. Het duurde nooit lang voordat deze file was opgelost, want morgen zou de dag weer vroeg beginnen.

Hoe ging het elders?
Dit kan niet in een paar zinnen verteld worden, immers elk gebied heeft zijn specifieke problemen. Bovendien was Beoosten de Eem één van de eerste grote ruilverkavelingen. In 1951 deed ik mondeling examen aan de Landbouwhogeschool in het vak Cultuurtechniek en Waterhuishouding. De examinator, professor Hellinga, vroeg mij waar ik vandaan kwam. Die vraag heb ik benut om het examen te manipuleren, door te zeggen dat ik van Beoosten de Eem kwam. Het gesprek ging daardoor overwegend over het onderwerp ruilverkaveling en ik kreeg kans commentaar te leveren op de gang van zaken. Uiteraard noemde ik het risico van belangenverstrengeling bij het kiezen van taxateurs uit het gebied. Als grootste bezwaar noemde ik evenwel het feit dat er geen boerderijen verplaatst werden, waardoor er te weinig verbetering in de verkavelingstoestand was gekomen. Uit het goede cijfer dat ik voor dit vak kreeg heb ik geconcludeerd dat bovengenoemde punten inderdaad reeds op hoog niveau bediscussieerd werden.

In latere ruilverkavelingen werd de verplaatsing van boerderijen een belangrijk instrument. Met name in het gebied tussen de grote rivieren, de zogenaamde Komgronden, werd hierdoor het landschap ingrijpend veranderd.

Naschrift
In 1959 waren mijn ouders veertig jaar getrouwd. Voor de feestgids had ik ondermeer het onderstaande “Hooglandse volkslied” geschreven, met daarin een neerslag van de commotie rondom de ruilverkaveling.

Waar de Sint-Martinuskerk
Zich van verre toont,
Waar een nijver boerenvolk
Leeft en werkt en woont,
Waar men nog elkaar begroet
Met een vriend’lijk woord,
Daar is mijn vaderland,
Hoogland dierbaar oord.
Dit is mooi, ’t kan ook anders…….

Waar de ruilverkaveling
Van zich spreken deed,
En de Malewetering
Buiten d’oevers treedt,
Waar ook blijkt dat elke baan
Aan de zoon behoort,
Daar is mijn vaderland,
Hoogland dierbaar oord.

Maar daar praten we vandaag niet over !