2004-3-3 Hoogland in de regionale geschiedenis

door Gerard Raven

Op 12 januari 2004 heb ik een dialezing voor de Historische Kring gehouden in het Duisthuisje te Hooglanderveen. Deze was niet gebaseerd op nieuw onderzoek; alleen enkele gegevens over contacten met Leusden en Soest zijn nieuw. Op veler verzoek volgt hierbij de tekst.

Inleiding
Meestal hebben historische verenigingen vooral aandacht voor hun eigen dorp. Daarom wordt wel gekscherend gezegd: bij de gemeentegrens houdt de belangstelling op. Maar dan gaat men voorbij aan talloze historische processen die zich niet aan zulke grenzen houden. De oorspronkelijke Hooglanders hebben ook veel familierelaties met de omliggende dorpen. Om die regionale verbanden te verkennen wandelen we met zevenmijlslaarzen door de geschiedenis van Eemland.

Eemland in de prehistorie
Het water stond in de prehistorie hoger dan nu en dwong de jagers en voedselverzamelaars naar de zandruggen, zoals het Hogeland en de Utrechtse Heuvelrug. Uit bodemvondsten hebben de archeologen kunnen afleiden dat men hier alleen ‘s zomers verbleef en dan weer wegtrok. Ook de eerste boeren woonden hier niet permanent. Doordat de grond intensief werd bebouwd raakte deze uitgeput en moest men verderop een nieuwe plek zoeken.

Het bewoonbare gebied van de Utrechtse Heuvelrug en het Gooi. De wegen met dikke lijnen dateren van vóór 1000, de dunne van 1000-1200. (uit Cleij, Baerne 27)

Hoogland en Leusden in de Middeleeuwen
Eemland was in de vroege Middeleeuwen een dichtbebost en nog steeds dunbevolktgebied. De oudste kunstschatten die we kennen zijn in de jaren 1970 gevonden in het tracé van de A28 bij Leusden. Hier trof men 160 skeletten aan met bijgaven, die bewaard worden in Museum Flehite. Het zijn zwaarden, mantelspelden,glazen kralen enz. Ze dateren uit de jaren 550-750. Bovendien zijn er twee graven gevonden die al uit de 5e eeuw dateren.

Het grafveld is kennelijk rond 750 verwisseld voor de christelijke begraafplaatsvan Oud-Leusden. Daar bevond zich de villa Lisiduna, een groot landgoed dat Karel de Grote in 777 aan de bisschop van Utrecht schonk als bron van inkomsten. Er moet hier een grote boerderij hebben gestaan die alle in cultuur gebrachte land in de wijde omgeving bestreek, vermoedelijk compleet met een houten kapel. Die is later vervangen door een stenen kerkje, waarvan alleen de latere Romaanse toren nog staat. Geleidelijk ontstonden er ook boerderijtjes in de verder gelegen gebieden, zodat het personeel niet steeds vanuit Oud-Leusden moest komen lopen. Het ontginnen was vermoeiend werk: bos en heide afbranden en stronken rooien. Hoe zwaar dit werk was hebben de gevangenen van Kamp Amersfoort (op Leusdens grondgebied) tijdens de Duitse bezetting opnieuw kunnen ervaren.

In Hoogland kennen we uit opgravingen twee boerderijen die zeker al vóór 1000 bestonden. Ten Hove was er mogelijk al eind 8e eeuw en heette na een splitsing medio 16e eeuw De Oude Hoef (op deze plek vinden we nu sporthal Zielhorst). Weerhorst lag in de 10e eeuw al aan de Eem, recht onder de huidige Bunschoterstraat.

Peter Aartsz en Willem van de Wetering
Peter Aartsz trouwde in 1738 met Geertje Jordens, weduwe van Jacob Willems van boerderij Sneul. Zij had elf kinderen en kreeg er nog enkele bij. In 1752 woonde Peter nog steeds op Sneul. Willem van de Wetering werd in 1735 op Hoogerhorst geboren als zoon van Meeuwis Willemsz van de Wetering en Evertje Theunis. Hij trouwde in 1764 met Jannetje Jans van de Wolfshaar en was bakker en tapper van De Kolkrijst. Het pand was eigendom van de heer van Hoogland, die het ook als rechthuis gebruikte, maar Willem kocht het in 1779 van hem. In dat jaar overleed Willem en werd hij in Leusden begraven. Zijn zoon Hendrik was schoolmeester op Hoogland en werd de vader van de latere aartsbisschop van Utrecht, Henricus van de Wetering.
Met dank aan Gijs Hilhorst voor deze gegevens.

Rond het jaar 1000 is op de Heiligenberg een klooster gesticht door bisschop Sint Ansfridus, die het gebied van Lisiduna als schenking meekreeg. Ansfried ging er ook zelf wonen als abt. Zo kunnen we begrijpen dat de eerste boerderijen op het Hogeland bestuurlijk en kerkelijk onder Leusden hoorden. Pas rond 1350 stichttende buren van Coelhorst een kapelletje met begraafplaats. De parochie Hoogland dateert van 1696, dus royaal ná de Hervorming.

Met begraven in Leusden is men zelfs nog veel langer doorgegaan, omdat de kapel van Coelhorst in protestantse handen was overgegaan en de katholieken pas in 1827 een nieuwe begraafplaats kregen. Dit verklaart waarom Wim Bos van de Historische Kring Leusden onlangs twee Hooglanders tegenkwam in een grafstedenboek van de hervormde kerk van Leusden. In 1826/7 was de oude kerk afgebroken en kwamen de oude graven dus in de openlucht te liggen. Vroeger had men vier traptreden moeten afdalen om in de kerk te komen. Kennelijk wilde men dit niveauverschil nu opheffen door het zand op te hogen en dat moesten de eigenaars van de graven betalen. Zo kwam men ook geld halen bij de nabestaanden van Peter Aartsz van boerderij Sneul en Willem Meesz van de Wetering uit Coelhorst. Zij waren een eeuw eerder geboren en al een halve eeuw overleden!

De opkomst van Amersfoort
Intussen was op de kruising van Eem en de doorgaande weg van Utrecht naar Zwolle een handelsnederzetting ontstaan. Dat zal tegen het jaar 1000 zijn geweest. Op een versterkte boerderij zetelde een schout, die de nederzetting bestuurde namens de bisschop.

Maar hij had ook een tweede opdracht. Doordat de bevolkingin die tijd sterk groeide werd het aantrekkelijk om het vrij lege Eemland verder te ontginnen. Kolonisten uit het westen van Utrecht en mogelijk ook uit Holland kwamen hierheen. Zij kregen de kans om een eigen boerderij te bouwenen een flinke lap grond te bewerken. Dat gebeurde tegen geringe pachtsommen in de vorm van een deel van de oogst, dus in natura. Het terrein was nog steeds sterk bebost en kon dus slechts op lange termijn geheel in cultuur gebracht worden.

Toen het klooster van de Heiligenberg in 1050 naar de stad Utrecht werd overgeplaatst kreeg het de naam Sint-Paulusabdij. In Hoogland bezat deze het gerecht Emiclaer, dus het gebied ongeveer ten oosten van de Zevenhuizerstraat. Verder Neerzeldert, Sneul (Nieuwland) en Liendert.

De heuveltjes waarop de eerste boerderijen aan de Eem werden gebouwd, uit Dekker, Malen 14)

Het westelijk deel van Hoogland was oorspronkelijk van de bisschop zelf. Later is dit in handen gekomen van andere kerkelijke instellingen in Amersfoort en Utrecht en van boeren en kooplieden die hun fortuin hadden gemaakt. Er waren rijke boeren die poorter werden, maar ook Amersfoorters die in land gingen beleggen.Toen de bisschop in 1259 de stadsrechten verleende waren dan ook veel landerijen in de omgeving al in handen van de burgers. Vervolgens zijn met name in de 14e en 15e eeuw veel kloosters en gasthuizen gesticht die land van vrome dorpelingen uit de omgeving geschonken kregen. Zo ontstond de situatie dat de gemiddelde boer zijn pacht naar Amersfoort moest brengen.

Pas in de 19e eeuw kregen velen de kans om hun boerderij in eigendom te verwerven. Amersfoort bleef voor hen de stad waar de oogst op de markt gebracht werd en waar men zelf inkopen kon doen, vooral toen eind 19e eeuw het winkelbedrijf opbloeide.

Soest en de ontginning van Coelhorst
De ontginning van de hogergelegen gebieden op de Utrechtse Heuvelrug (Baarn,Soest, Zeist enz.) is al vóór 800 begonnen. Doordat de grond op de stuwwal uitgeput raakte en de bevolking groeide daalde men in de 10e eeuw geleidelijk af naar lager gebied. In 950-975 is ook het land tussen de Grote en Kleine Melm in Soest aangepakt, dat deel moet zijn geweest van een grotere onderneming aan beide zijden van de rivier. Daar zijn verschillende aanwijzingen voor. Op de eerste plaats was een rivier in die tijd niet zozeer een grens als juist het beste middel om je te verplaatsen; de wegen waren immers slecht of bestonden helemaal niet. Aan de oostzijde van de Eem liggen op heuveltjes oude boerderijen die vermoedelijk al uit deze tijd dateren. Vier boerderijen in Coelhorst en het gebied aan weerzijden van de Eem was in leen bij graaf Wichman van Hamaland, die dit in 968 schonk aan de door hem gestichte abdij van Elten (Duitsland). Het gebied werd bestuurd vanuit een domeinhof in Baarn. Ook de boeren van Soest met land van dePaulusabdij moesten de rivier over. Al vóór 1254 brachten zij hun pacht in natura met wagens naar het Hogeland. De Oude Hoef was nu immers de hoofdhof van de abdij voor alle landerijen in het noorden van Eemland.

De belangrijkste aanwijzing is dat de polders De Slaag en Eemland geen Hooglands gebied waren. Pas in 1814 is besloten om De Slaag van de gemeente Soest naar Hoogland over te hevelen. De polder Eemland is vanouds Baarns gebied op de oostoever. Vanuit boerderij Krachtwijk aan de Eem was Soest begin 20e eeuw per roeiboot snel te bereiken, terwijl men naar de dorpskern van Hoogland door het weiland eerst zeven hekken moest passeren. Pas in de jaren ’20 of ’30 is een uitweg naar de Slaagseweg aangelegd. Dit verklaart waarom de dochter van de boer op Krachtwijk een Soester boerenjongen trouwde en geen Hooglander.

Hoevelaken en de Malen van Hoogland
De Malen van Hoogland zijn mogelijk de oudste vereniging van Nederland en vermoedelijk het enige markegenootschap dat nog steeds bestaat. Malen waren de grote boeren van een dorp, die naast hun eigen land ook rechten op de meent hadden. Dit was het woeste land dat nog niet verdeeld was. Hier kon je je vee laten grazen, kon je hakhout halen en zelfs een arm keuterboertje officieus een stukje grond laten bewerken. De meent had voor de boeren geen achtergrens. Dat werd echter anders toen zij ontdekten dat er achter de meent wél mensen kwamen te werken of zelfs wonen. Daarom is de start van de ontginning van Hoevelaken in 1132 vermoedelijk aanleiding geweest voor de vorming van de Malen vanHoogland. Zo kon men samen opkomen voor de eigen belangen. Kort daarna is ook de polder Duist ontgonnen en vervolgens De Haar.

Bunschoters en de drooglegging van Zeldert
Vóór of in de 12e eeuw was een kleine nederzetting ontstaan op een terp, het eiland Bunschoten. Het omliggende land stond echter vaak onder water en was hoogstens geschikt als weiland. Men kon daar zeker niet wonen, evenmin als bijvoorbeeld in Nieuwland of Hooglanderveen. Wie naar Hoogland of Amersfoort wilde gaan moest daarom meestal de boot nemen.

Een grote verbetering was dat vanaf 1170 de polder Neerzeldert is drooggelegd. Dat werd mogelijk doordat de afwatering van Eemland in dat jaar drastisch verbeterde. Er zijn toen in woeste stormen grote zandbanken in het huidige IJsselmeer weggeslagen. De toplaag van het veen kon nu wat droger worden. Zo werd het mogelijk om ook de laagste polders te bewerken, al bleven overstromingen een normaal verschijnsel. De dijk die voor weg doorging, de Neerweg (nu Amersfoortse en Bunschoter-straat) stond dan weer eens onder water. Geen wonder, want deze lag in de Haarsaterdrecht, een water op het laagste punt ter plaatse.

Vanaf de 16e eeuw lezen we geregeld over ruzies rond het gebruik van deze weg, omdat de wagens en het vee schade toebrachten aan de dijk. Toen in 1688 bij de Haarse brug aan de grens met Bunschoten een tol werd gevestigd, legden de aanwonenden een boom bij de weg. Bij slecht weer werd de boom gesloten en kon niemand dus reizen. Maar in 1695 verdween de boom plotseling. Hij was gestolen door de Bunschotenaren en netjes bij het rechthuis geparkeerd. Zo bleef het touwtrekken tot 1839, toen een klinkerstraat is aangelegd en de dijk ook zal zijn opgehoogd.

Nijkerk ruziet met Hooglanderveen
Water was ook een bron van conflict met Nijkerk en Hoevelaken, die bij het vergraven riviertje de Laak grenzen aan Hooglanderveen en het huidige Vathorst. Blijkens documenten zijn er in de 16e en 17e eeuw heel wat ruzies over geweest; eerder zal dat ook gebeurd zijn. Wie water op zijn land had wilde daar snel vanaf en dan was het erg verleidelijk om even de dijk door te steken. Op lange termijn gezien was dat natuurlijk niet verstandig, maar men was eenvoudig nog niet toe aan een centrale aanpak van de waterafvoer.

Dat is duidelijk te zien bij de waterschappen: elk poldertje had een vrij informeel bestuur, dat vanaf de 14e eeuw zal zijn ontstaan. Iedereen was als de dood om een stuiver te betalen aan een probleem waar hij zelf niet mee zat. Vandaar het gegrom als een hogere overheid als de Staten van Utrecht een heffing oplegden, bijvoorbeeld voor het onderhoud van de Eem of zelfs voor de aanleg van een slaperdijk tegen het Rijnwater, dat geregeld de hele Gelderse Vallei trof. Pas in de 19e eeuw konden waterschappen hun eigen geregelde bestuur opbouwen en voorzichtig samenwerken, bijvoorbeeld bij de aanleg van een stoomgemaal. De eerste belangrijke fusie van waterschappen dateert uit 1929, waarna een beweging ontstond die leidde tot het huidige uitgestrekte Waterschap Vallei en Eem.

De evacuatie van mei 1940
Al evenmin was er veel enthousiasme voor opgelegde arbeid aan verdedigingswerken. Dat kwam in de Middeleeuwen geregeld voor door de oorlogen van de bisschop, zelfs tussen Stichtenaren onderling. In 1629 zijn veel boeren opgeroepen voor de aanleg van de Grebbelinie, maar Amersfoort gaf zich roemloos over aan de Spanjaarden. In 1745-’46 en 1785-’86 is deze verdedigingslijn van water alsnog aangelegd.

In 1940 dacht het Nederlandse leger de Duitsers hier tegen te kunnen houden. Daarom is de bevolking van verschillende dorpen in de verwachte frontlinie geëvacueerd, van Spakenburg tot de Grebbeberg. Ook ruim 3000 Hooglanders zijn in haast vertrokken: de bevolking via Spakenburg en het vee via Muiden. Velen hebben op 10 mei in de hervormde kerken van Bunschoten en Spakenburg overnacht. Een goede week later kwam iedereen terug uit Edam en Volendam. Daarover meer in het aprilnummer van De Bewaarsman.

In 1944-1945 kwamen evacués uit de omgeving van Arnhem naar Hoogland en andere Eemlandse gemeenten, zodat men nu zelf gastvrijheid kon geven. In april-mei 1945 moesten verschillende Hooglandse gezinnen weer zelf een veiliger plek opzoeken, omdat het gebied in de frontlinie lag. Zij gingen naar familie en kwamen ook wel over de rivier in Soest terecht.

De annexatie van Hoogland in regionaal perspectief
Als we terugblikken kunnen we vaststellen dat het leven van veel boeren zich lange tijd vrijwel geheel binnen de eigen dorpsgrenzen afspeelde. In een tijd dat velen nooit reisden en aan hun eigen land genoeg hadden is dat te begrijpen. Zo kon de illusie van het eigen Hooglandse vaderland worden opgehouden. Maar naarmate de overheid meer ging regelen werd dat steeds moeilijker. Vooral rond 1900 kwamen er veel nieuwe gemeentetaken bij op het gebied van arbeidsomstandigheden, huisvesting, onderwijs en ruimtelijke ordening. Men kwam vaker op het gemeentehuis en hogere overheden kregen steeds meer invloed. Een goed voorbeeld is dat in 1931 de rijksbelastingen belangrijker werden dan de gemeentebelasting.

Toen rond 1950 veel nieuwbouw nodig was moest de provincie Utrecht bepalen waar die zou plaatsvinden. Eerst waren de Eemlandse stadsranden en dorpscentra nog genoeg. Hoogland deed daar netjes aan mee. Maar niemand in Eemland kon ontkennen dat dit het dunstbevolkte gebied van de provincie was. Vandaar dat in de jaren zestig juist hier een overloopfunctie werd gezocht. Amersfoort moest daarin eenzelfde rol gaan vervullen als de voorsteden van Utrecht. En het meest voor de hand liggende buitengebied was Hoogland, een vrij leeg gebied met meer oppervlak dan Amersfoort zelf had! Met Vathorst is de provinciale bouwwoede verzadigd, maar Hoogland is dan ook vrijwel geheel opgeofferd. Als je vanuit Vathorst naar Nijkerk kijkt zie je de nieuwbouwwijk Corlaer zelfs al aansluiten. Hoogland is definitief een stukje regio geworden.

Rond de jaarwisseling stond er in de Amersfoortse Courant een terugblik op 30 jaar annexatie. Het is opvallend dat veel Hooglanders nu toch toegeven dat het dorp er sindsdien wel op vooruitgegaan is. Feit blijft dat van het agrarische Hoogland niet veel meer over is.

Aanbevolen literatuur
Boom J. van den, ‘Daan Gerritsz, de kooiman (ca 1655-1703). De oorsprong van de familienaam Van de Kooy,’De Bewaarsman 4 (1998) 20-24 (pag. 22 tolboom Bunschoterstraat)Bos W., ‘Hoogland begroef zijn doden in Leusden,’ De Bewaarsman 8 (2002)149-153Cleij Th.J., ‘Baarn in de Middeleeuwen. Een historisch/scriptrcheologisch-geografische studie,’ in R.J. van der Maalen Y. van den Akker (red.), Van Baerne tot Baarn (Baarn 2000) 22-30Dekker C. (red.), Geschiedenis van de provincie Utrecht (3 dln, Utrecht 1997)Dekker C., Een zeer oud en voornaam college. Geschiedenis van de malen op het Hoogland buiten Amersfoort(Amersfoort 2000)Dekker C. en M. Mijnssen-Dutilh, De Eemlandtsche leege landen. Ontginningen rond de mond van de Eem inde 12e en 13e eeuw (Utrecht 1995)Elteren P. van, G. Hilhorst en G. Raven, ´Ver in het Veld. De vergeten minigemeente Duist, de Haar enZevenhuizen 1817-1857,´ De Bewaarsman 8 (2002) 1-92Hansen-van Velp T., ed. G. Raven, ‘Alles vreemd. Het dagboek van een Arhemse evacué op een Hooglandseboerderij, 1944-1945,’ De Bewaarsman 6 (2000) 19-67Heuvel A. van den, G. Raven en N. van Vulpen (red.), Een wereld van verschil. Hooglanderveen ontmoetVathorst (Hoogland 2003)Hilhorst G., G. Raven en N. van Vulpen, ´Boer, bestuurder en brandweerman. De gemeente Hoogland 1811-1973, ´ De Bewaarsman 5 (1999) 1-78Hilhorst G., G. Monkhorst en G. Raven, ´Hoogland-West. Geschiedenis en natuur van een opmerkelijk landschap,´ De Bewaarsman 7 (2001) 21-100Hilhorst J.H.M. en J.G.M., Soest, Hees en De Birkt van de achtste tot de zeventiende eeuw (Hilversum 2001)Leeuwenberg H., De kapel van Coelhorst. Geschiedenis van hét monument van Hoogland-West (Hoogland 2002)Pommer, G. en L. van Mispelaar, ´Wateroverlast rond de Laak 1597-1648,´ De Bewaarsman 4 (1998) 17-20Rietberg B., De Grebbelinie. Een cultuurhistorische gids [Utrecht 2004]Ruizendaal W., ‘‘De vroege geschiedenis van Eemland,’ in J. Huijgen en B. Pijnenburg (red.), Trots op onsEemlandschap! Samen werken aan agrarisch natuurbeheer (Bunschoten 2004) 11-38Smink P., ‘De Hooglandse waterschappen,’ De Bewaarsman 2 (1996) 49-54VraaggesprekGeert Hartman te Soest, 10 juli 2004Bronnen van Wim BosArchief NH kerk Leusden 233, Graeffsteeden in de Leusderkerk 1773-1896 Nederland in vroeger tijd XI (facsimilevan [J. Wagenaar,] Tegenwoordige staat der Vereenigde Nederlanden, Amsterdam 1772, Zaltbommel 1965)