9 november 1939-1 mei 1945
door Jaap Voorburg
Soms heeft een klein agrarisch dorp toch veel te maken met wat er in de grote wereld gebeurt. Bijvoorbeeld in de mobilisatietijd. Twee Hooglandse boerderijen werden volkomen overvallen door defensiemaatregelen.
De Nederlandse militaire attaché in Berlijn, majoor Gijsbertus Sas, onderhoudt vriendschappelijke betrekkingen met de Duitse Abwehr-officier kolonel Hans Oster. Oster verfoeit het nazi-regime en houdt Sas op de hoogte van hun plannen. Begin november krijgt Sas van hem het bericht dat Nederland op 12 november zal worden aangevallen. Dit wordt door de regering met grote twijfel ontvangen, ondanks het feit dat het ook via de Britse gezant in Den Haag is binnengekomen. Niettemin besluit men op 9 november om de verloven van de militairen in te trekken en over te
gaan tot de inundatie van de Grebbelinie.
Diezelfde avond gaat er vanuit Eemnes een briefkaart naar mijn zus, die dienstbode is in Bussum. Deze kaart wordt geschreven door een oom, die mijn vader heeft geholpen bij het vinden van een woning. Op de overblijvende ruimte schrijft mijn vader:
“Beste Nelli. Ik hoor wel dat je het nog niet weet, maar op Hoogland wordt de boel onder water gezet en nu moeten julli weg; het vee is geschat en de kippen zijn al weg.”
Mijn vader was tien jaar toen de leerplicht werd ingevoerd en heeft maar een paar jaar de lagere school bezocht. Hij weet evenwel in een paar woorden op te schrijven wat er die dag is gebeurd. Een paar jaar terug heeft men op de tv kunnen zien met welke emoties het ruimen van varkens- en kippenbedrijven gepaard ging. Ik herinner mij nog goed dat de emoties van mijn ouders niet minder waren.
De familie Voorburg aan De Slaag was als één van de eerste in Hoogland op de hoogte van de dood van Hilter.
In Bericht van de Tweede Wereldoorlog no 10 staat een artikel van Dick Hendrikse getiteld: “De burgerbevolking in de mobilisatietijd”. Hieruit citeer ik: “In het gebied van de Grebbelinie moesten vijfenzestig gezinnen binnen enkele dagen hun boerderijen verlaten. Het water nam bezit van hun akkers en weilanden…”
Voorzover ik het mij herinner waren er maar twee Hooglandse gezinnen bij betrokken, namelijk dat waartoe ondergetekende behoorde en onze overburen, Garbert van ‘t Klooster. Zij gingen naar een boerderijtje aan de Heideweg. Toen bleek dat het water niet tot in hun stallen en het woonhuis steeg zijn zij weer teruggegaan.
Wereldnieuws was het ook toen op 30 april (of 1 mei?) 1945 op onze boerderij, de officieren van de daar gelegerde Duitse commandopost, de eed van trouw aan admiraal Dönitz moesten afleggen. Zo kwamen wij er achter dat Hitler dood was!
Ik heb dit geschreven naar aanleiding van het artikel van Gerard Raven, “Hoogland in de regionale geschiedenis”, dat vorig jaar in dit blad verscheen. Nog een paar aanvullende opmerkingen bij Gerards betoog:
1) In mijn jeugd was de boer van Krachtwijk, Toon Hilhorst, inderdaad nog op Soest georiënteerd. Hij en zijn gezin gingen gewoonlijk daar ook naar de kerk en als ik mij het goed herinner gingen de kinderen in Soest naar school. Wel is Toon Hilhorst raadslid en in 1955-1962 wethouder geweest op Hoogland.
2) Evacuatie naar Soest ? Hier zet ik vraagtekens bij. De brug over het Valleikanaal naar Amersfoort was opgeblazen. Het gedeelte van Hoogland dat in die dagen nog de beste verbindingen had met Soest was De Slaag. Er waren roeiboten bij De Grote Melm, De Kleine Melm (Zwarte Willem) en Krachtwijk. Bovendien hadden de Duitsers een voetbrug over de Eem ter hoogte van de Malesluis. Uit De Slaag zijn, voor zover ik weet, geen bewoners naar Soest uitgeweken. Wel kan ik het volgende vermelden.
Op de boerderij van Gijs Voorburg aan de Vudijk (nu Mgr Van de Weteringstraat) was een vooruitgeschoven Duitse post. Ongeveer een week na de hevigste gevechten, waarbij ook de dorpskern van Hoogland werd bevrijd, zag ik door een verrekijker dat deze boerderij was beschadigd. Op zijn verzoek mocht mijn vader er heen, begeleid door een soldaat. Er was een voltreffer in de woonkeuken en het grote gezin verkeerde in erbarmelijke omstandigheden. Zijn zaten al een week in een schuilkelder, die wel scherfvrij maar niet waterdicht was. Mijn vader kwam terug met het hele gezin, dat onderdak vond bij onze overburen, Garbert van ‘t Klooster, waar wij ook ondergebracht waren. Bij dit gezin waren ook twee evacué’s uit de omgeving van Arnhem. Zij waren door de Duitsers naar Soest afgevoerd, omdat ze liever geen jonge mannen “om zich heen” hadden.
3) Zonegrens. Direct na de bevrijding werd ons land door het Militair Gezag ingedeeld in een aantal zones. De grenzen hiervan mocht men zonder speciale toestemming niet passeren. De Eem was onderdeel van een zonegrens. Toos Hansen maakt hier ook melding van in haar dagboek, in 2000 gepubliceerd in dit blad. Ik herinner mij dat ik om deze reden enige tijd niet naar de middelbare school in Hilversum kon. Toen de belemmering werd opgeheven bleek dat de school ongeveer een week eerder weer was begonnen. Ondoordringbaar was die grens overigens niet. Als je maar wist wanneer de plaatselijke BS-er, die er de wacht hield, ging eten of koffiepauze nam. Zo heb ik een keer iemand uit Rotterdam de weg gewezen, die vertelde dat hij bij een razzia door de Duitsers was opgepakt om in Duitsland te werken en weer graag naar huis wilde.