2006-3-2 Frederik Johannes Spruijt

Geneesheer te Hoogland (1867-1873)
NELLIE VAN VULPEN

Een medische duiventil. Dat werd de geneeskundige praktijk in negentiende-eeuws Hoogland genoemd in ons themanummer Boer, bestuurder en brandweerman. Het vinden en vervolgens houden van een gemeentearts was een groot probleem in die tijd. Het was werkelijk een komen en gaan van dokters. Tussen 1826 en 1904 waren het er maar liefst twaalf. Het merendeel van hen was al vertrokken vóór zij vijf jaar in dienst waren.

De aanstelling van een vroed- en heelmeester was het werk van de gemeentelijke overheid. De arts kreeg een kleine toelage om ook de arme bewoners te ku’nnen verzorgen. Over die toelage werden tal van klachten geuit, maar elk verzoek om verhoging werd door de gemeente afgewezen of zelfs ronduit genegeerd. De artsen moesten het vooral hebben van de beter bedeelde inwoners van Hoogland. Maar die gaven er de voorkeur aan een van zijn collega’s in Amersfoort te bezoeken, zo blijkt uit de klachten van één van hen.

Eén van de artsen die werden aangesteld in Hoogland was Frederik Johannes Spruijt. Hij was in 1828 geboren in Scherpenzeel als zoon van Jacobus Spruijt en Antje Landskroon. In 1850 was hij in Arnhem voor zijn artsenexamen geslaagd en in 1859 had hij er zijn diploma als verloskundige behaald. Twee jaar daarvóór, in 1857, was hij getrouwd met Johanna Hendrika van Schuppen uit Veenendaal. Helaas hebben we geen portret van hem.

Nadat Spruijt zijn studie had voltooid, vestigde hij zich in Ingen in de Betuwe (gemeente Lienden). In april 1867 kwam hij volgens de gegevens in het gemeen­tearchief naar Hoogland. Hij was de opvolger van Johannes Cornelis den Ouden, die in juli 1866 naar Indië was vertrokken. Ook Den Ouden had de gemeente tevergeefs om een verhoging van zijn toelage gevraagd, omdat hij meende dat hij een paard moest onderhouden wegens de uitgestrektheid van zijn werkgebied. Na het vertrek van Den Ouden zaten de inwoners van Hoogland zonder arts. Spruijt had de woning al gekocht in 1866 van Maria Hartman uit Leusden. Maria en haar moeder hadden het huis in 1848 laten bouwen. Het land was afgesplitst van De Tolick, die ook hun eigendom was.

Toen het echtpaar Spruijt in Hoogland arriveerde, bestond het gezin uit acht kinderen: zes meisjes en twee jongens. Een jaar later, in 1868, werd hun negen­de kind Johanna Hendrika geboren. Zij overleed echter in augustus. Ruim een jaar later werd het tiende kind geboren, dat dezelfde namen kreeg als het daar­voor overleden zusje.

Een komen en gaan van dokters
De familie Spruijt vestigde zich aan de Hamseweg, op de hoek van de Coelhorsterweg (nu De Bik). Op deze plaats staat nu de woning van de gepen­sioneerde huisarts Peet (nr 6). Spruijt had de woning al in 1866 gekocht van Maria Hartman uit Leusden. Het huis werd toen Kranenburg genoemd. Opvallend genoeg staat in de koopakte vermeld dat de koper geneesheer te Hoogland was. Dat zou kunnen kloppen als er in dat jaar inderdaad een vaca­ture voor een gemeentearts in Hoogland was. Dat Spruijt in 1866 nog niet in Hoogland werkzaam was, blijkt uit de gegevens van het bevolkingsregister. De achtste dochter van het echtpaar Spruijt werd in het voorjaar van 1867 nog in Lienden geboren. Er waren kennelijk al afspraken gemaakt met de gemeente, anders had Spruijt de woning niet aangekocht. In dat geval liet de vervulling van de vacature nog een jaar op zich wachten. Gedurende die tijd zat Hoogland zonder geneesheer. Andere bronnen vermelden dat Den Ouden pas in 1867 naar Indië vertrok. Als dat zo was, dan was ruim een jaar vóór diens vertrek al een opvolger voor hem gevonden.

In 1873 besloot de gemeente Hoogland in onderhandeling te gaan met Spruijt over de aankoop van diens huis. De gemeente vond het wenselijk een dienstwoning voor de gemeentelijke geneesheer te hebben. Een jaar later kwamen de partijen tot een vergelijk over de prijs van de woning: [5029. Huize Kranenburg is maar heel kort de dienstwoning van de gemeentearts geweest. In 1882 besloot het gemeentebestuur hierin het gemeentehuis te vestigen. Uiteindelijk werd de woning gesloopt om plaats te maken voor een nieuw te bouwen gemeentehuis. Burgemeester G.]. baron van Boetzelaer kwam in de linkerhelft te wonen en aan de achterzijde heeft enige tijd de veldwachter onderdak gevonden.

Ook Spruijt hield het voor gezien
In maart 1873 vertrok Spruijt al naar Bunschoten. Omdat zijn voorganger daar in november was vertrokken, had hij de zorg voor de zieken al eerder op zich genomen. Hoogland zat na vertrek van Spruijt eveneens een tijdje zonder heel­meester. Wel arriveerde in mei de arts Jacob Milder uit Amsterdam, zo blijkt uit het bevolkingsregister. Hij is echter nooit benoemd als gemeentearts, dus moge­lijk heeft hij alleen het werk van vervanger gedaan tot later dat jaar F. Bos aan­kwam. Opnieuw was het dus een komen en gaan van artsen in Hoogland.

Bronnen
G. Hilhorst, G. Raven en N. van Vulpen, ‘Boer, bestuurder en brandweerman. De gemeente Hoogland 1811-1973’, De Bewaarsman 5 (1999) 1-80
G. Hilhorst, Typoscript over aan- en verkoop van woning EJ. Spruijt in 1866 en 1874 (collectie Historische Kring Hoogland)
].L.G. Spruijt, Typoscript overzicht van genealogische gegevens EJ. Spruijt (collectie Historische Kring Hoogland)