Het verhaal van Ten Bosch eindelijk compleet (deel 1 )
GERARD RAVEN
In dit blad is veel aandacht gegeven aan Bosserdijk, maar niet aan de boerderij Klein Emiclaer. Nadat deze in 1329 was afgesplitst raakte de hoeve uit het zicht. Tijd dus om de blik nu eens daarheen te wenden, zodat het verhaal compleet is. Boerderij Bosserdijk wordt momenteel gerestaureerd en verbouwd tot een rustieke dubbele woning. De nieuwe eigenaren wonen straks in een monumentaal 18e-eeuws pand; over de bouwgeschiedenis schreef Albert van Engelenhoven onlangs in de Kroniek. Monumentenzorg heeft daarbij gebruik gemaakt van mijn jarenlange onderzoek.
Inleiding
In dit blad is dat onderzoek al uitgebreid uit de doeken gedaan. In 1997 schreef ik over de geschiedenis vanaf 1620, in 2000-2002 ging ik verder terug tot de begintijd in de 10e of lle eeuw. Maar pas daarna vond ik in Utrecht de rekeningen van het kapittel van de Sint-Pieterskerk te Utrecht, de eigenaar, waardoor ik de lijst van pachters plotseling drastisch kon uitbreiden. De 14eeeuwers kenden we al, maar voor de 15e en 16e eeuw werden langdurige hiaten opgevuld en ik ontdekte tragische verhalen. Zo kon Dirk Brantsz vanaf 1510 zijn pacht niet betalen. Na zijn dood vier jaar later sleepte de zaak voort tot zijn rijke buurman Jan de Koning van Langenoord in 1525 de achterstand inloste. Niet de enige keer overigens dat er betalingsproblemen waren; een misoogst of een doortrekkend leger was snel fataal voor een boer.
Bosserdijk (horizontaal gearceerd)
1 Kernland; de pijl geeft de boerderij aan
De Oude Hei
Het Hoge Hoekje Nieuwland (twee slagen) Calveen
Hoekveen (twee percelen) Hateveen
Klein Emlclaer (verticaal gearceerd)
8 Kernland (vijf percelen); de pijl geeft de boerderij aan
9 De Oude Hei
10 Calveen (twee slagen)
In de Middeleeuwen vervreemd land (zonder arcering)
11 Zelder!
12 Coelhorst
13 Ter Duist
Malenland (grijs)
Van de percelen 2, 4, 5, 8 (deels), 9-11 en 13 was de tiend in 1907 losgeraakt van de tienden van Ten Bosch
De familie Quant die ik in de 17e eeuw was tegengekomen bleek al vanaf 1572 pachter te zijn. Ook andere aspecten van het bedrijf kregen meer reliëf: de betaling van de pacht in geld en hoenders, hoe de pachtsom soms lang dezelfde bleef maar na 1500 toch marktconform werd, de invloed van oorlogen en afspraken in de pachtcontracten over het beheer van de boerderij en het afgraven van turf. Het staat allemaal in het jaarboek Flehite 2003.
Maar ik vond in de kapittelregisters nog méér dan ik ooit had durven dromen. Doordat ze eeuwenlang trouw zijn bijgehouden kun je zelfs de ontwikkeling van het hele landgoed volgen. Bosserdijk zelf is maar een topje van de ijsberg. Oorspronkelijk had de malenhoeve Ten Bosch veel méér land op de Eng, het Hogeland, nu het evenemententerrein ten noorden van Park Schothorst. En uiteraard een deel van het onverdeelde malenland, het buitengebied dat de Malen samen beheerden. Na ontginning is het buitengebied geleidelijk verdeeld of zelfs overgegaan op een andere eigenaar. Dankzij hulp van Gijs Hilhorst kon ik dat allemaal intekenen op de afgebeelde kaart. Bovendien raakten de zogenaamde malenrenten en tienden los van het landgoed; ik kom daarop nog terug. Over dit alles ging mijn vervolgartikel in jaarboek 2005; in dit artikel wil ik daarvan een samenvatting geven.
De landerijen van Klein Emiclaer
Wat was er ook weer gebeurd in 1329? Arnoud Willemsz van den Bosch erfde Ten Bosch van zijn vader, maar de familie had schulden. Hij kreeg daarom toestemming van het kapittel om de tweede boerderij Klein Emiclaer te ‘verkopen’ aan Everard Peter Heinopsz en Frederik Butten [van den Voorde]. Arnouds erfrechten waren kennelijk zó sterk dat hij geld kon vragen voor de overdracht van de pacht; dat was destijds niet ongebruikelijk. Maar er is
een goede kans dat hij er geen penning van zag, omdat de twee heren mogelijk zijn schuldeisers waren. Die tweede boerderij moet zijn ontstaan na ca 1135, omdat Ten Bosch maar één stem had in de Malen van Hoogland; was Klein Emiclaer er toen al geweest, dan waren er ook twee stemmen gegeven.
De oorspronkelijke hoeve Klein Emiclaer lag iets ten westen van het huis Emiclaer. Dit vrij eenvoudige stenen huis is rond 1650 gebouwd en voorzien van een gracht; het is wegens bouwvalligheid begin 19de eeuw gesloopt. De plek is nu herkenbaar aan een boomgroep aan de noordwestzijde van de vijver bij winkelcentrum Emiclaer. Kaartmakers, stadsarcheologen en auteurs raakten eerder het spoor tussen de verschillende Emiclaers bijster. Deze verwarring is eenvoudig te verklaren, omdat er twee boerderijen Klein Emiclaer zijn geweest. Mogelijk bestonden er rond de splitsing van de tijns (pachtsom) in 1556 (zie hierna) al twee boerderijen, maar in de 18de eeuw waren die er zeker. De tweede, afgesplitste hoeve lag iets ten zuiden van huis Emiclaer. In de 19de eeuw was het oorspronkelijke Klein Emiclaer eigendom van baron Van Brienen, die ook De Oude Brand bezat. Deze laatste hoeve lag ook ten westen van huis Emiclaer en wordt al in 1663 vermeld. Toen De Oude Brand rond 1845 werd gesloopt is deze naam geleidelijk overgenomen door het oorspronkelijke Klein Emiclaer. Deze boerderij is gesloopt rond 1990.
Op het kaartje zien we verschillende percelen die in 1547 niet bij Bosserdijk hoorden. Deze zijn dus vermoedelijk het grondbezit van Klein Emiclaer geweest, wat ten dele door de bronnen wordt bevestigd. We zien flinke blokken land op de eng. Verder een perceel op de hoek van Coelhorsterweg en Oudeweg (oorspronkelijk bezit van Kouwenhoven) in het huidige Hoogland-West. Bij de grens met Amersfoort ligt nog het perceel van boerderij Het Gein, die in 1631 zeker in andere handen was. In het pachtcontract van Bosserdijk uit 1547 blijkt Jan Soest, de eigenaar van Klein Emiclaer, de westelijke buurman te zijn in Calveen en de oostelijke in De Oude Hei.
Ook die gebieden zullen bij Klein Emiclaer hebben gehoord. In Calveen had de hoeve twee grote slagen, aan weerszijden van die van Bosserdijk en samen goed voor zo’n 40 morgen. Deze waren immers in de 18de eeuw in handen van de eigenaars van Klein Emiclaer. Deze moeten al vroeg zijn vervreemd, omdat er geen tiend meer op rustte. In de 17de eeuw zijn hier bovendien drie boerderijen gebouwd: van zuid naar noord De Valendries (niet dezelfde als die in Sneul) en De Koekoek (in 2002 gesloopt voor nieuwbouwwijk Vathorst) en Het Klooster. In 1547 had Bosserdijk verder nog een slag in Broodheuvel die mogelijk in 1329 wél gesplitst is, omdat deze maar 9 roeden (33m) breed was. De overige twee percelen in het veen op het tiendkaartje moeten ook tot Klein Emiclaer hebben behoord.
Mogelijk behoorden ook andere slagen in Sneul, Calveen, Duist-Langerijst en in Buitenveld (Uitveld) bij Klein Emiclaer. Bij het pachtcontract van 1547 worden verder nog vier percelen genoemd die grensden aan land van Bosserdijk, die in handen waren van de familie Van den Voorde. Dit zou erop kunnen duiden dat ook deze percelen gesplitst zijn.
Pachters van Klein Emiclaer
1329 Everard Peter Heinopsz en Frederik Butten van den Voorde
1367-1370 Frederik van den Voorde (1370: diens zoon Gosewijn betaalt)
cl400 Frederik van den Voorde
cl423 Frederik van den Voorde
1432-1448 Frederik van den Voorde
1458-1487 Gosewijn [Frederiksz?] van den Voorde
1495-1496 Frederik Gosewijnsz van den Voorde
1497-1509 zijn weduwe Hildegondis
1510-1530 Gosewijn Frederiksz van den Voorde
De familie Van den Voorde (1329-1530)
Zoals gemeld ‘verkocht’ de familie Van den Bosch in 1329 Klein Emiclaer aan Frederik Butten, de eerste bekende generatie van de familie Van den Voorde. Het ging bij Ten Bosch alleen om de erftijns, want de twee gesplitste boerderijen bleven eigendom van het kapittel. Toch heeft de familie kennelijk steviger rechten kunnen doen gelden dan de pachter van Bosserdijk, want in lijsten van ca 1400 en ca 1420 en de morgenboeken van 1446-1470 heeft het kapittel maar een halve hoeve en Frederik van den Voorde de andere helft, Klein Emiclaer; ook in latere bronnen vinden we dat zo. De band tussen de Sint-Pieterskerk en Klein Emiclaer is dus in de 15de eeuw zienderogen verslapt.
De laatste vermelding van het kapittel als eigenaar van Klein Emiclaer vinden we in een tiendregister van de Sint-Paulusabdij, dat van begin 15de eeuw moet dateren. In de praktijk kon de familie Van den Voorde zich dus als eigenaar van Klein Emiclaer gedragen, net als bij het leengoed Ten Voorde. De halve stem in de malen ging voor het kapittel zelfs verloren. In zo’n situatie zou je verwachten dat Klein Emiclaer was omgezet in leengoed (zoals we straks zullen zien bij Ten Voorde), maar dat was niet het geval. Dat blijkt uit de recognities uit de periode 1550-1599, erkenningen van de leenheer bij aantreden van een nieuwe pachter waarvan ik er één afbeeld. Deze betreffen immers nog steeds een erftijns.
In de kapittelrekeningen vanaf 1367 wordt de familie altijd onder Amersfoort geboekt, wat moet betekenen dat zij daar woonden. In de praktijk werden de hoeven dan toch verpacht danwel door verschillende familieleden bewerkt, zoals ook het geval was met Ten Boseh. Het eerste lijkt het meest waarschijnlijk; wat Klein Emiclaer betreft heb ik daarvan pas in 1528 bevestiging gevonden: de onderpachter was toen Hendrik Gijsbertsz.
Vermoedelijk ontleende de familie zijn naam aan een andere Hooglandse boerderij, Ten Voorde. In 1401 en 1458 bezat het hoofd van de familie zowel Ten Voorde als Klein Emiclaer. Ten Voorde omvatte in 1619 24 morgen. De naam van deze boerderij is eenvoudig te verklaren. Het grensde in 1779 aan de zuidzijde aan de gemene beek of wetering. In die tijd was hier de tapperij Voermans Welvaren aan de Liendertseweg. Een sterke aanwijzing dus dat hier een voorde (doorwaadbare plaats) lag. Bij die voorde lag de brink waar de malen oorspronkelijk als laag gerecht vergaderden, zoals blijkt uit een oorkonde van 1339 over Ten Bosch. Het landgoed had een eigen eng, in 1388 de Vorder enge genoemd, maar behoorde niet tot het malengoed. Het lag lager en is daarom later ontgonnen, mogelijk nog in malenverband. Het is in ieder geval van een malenhoeve afgesplitst, mogelijk van Liendert. We kunnen het niet identificeren als Klein of Oost-Liendert, want dat wordt in 1401 en 1439 (vrijwel) gelijktijdig vermeld. Ten Voorde werd in 1401 door de Sint-Paulusabdij omgezet in leengoed. Ook had het toen een keuterwaarschap: het was dus groot genoeg om ook de keuter-boer(en) delen van de woeste gronden te gunnen. We komen Ten Voorde nog tegen in 1541, maar het is niet te herkennen in de morgen- en oudschildregisters.
Machtige familie
Inderdaad was de familie Van den Voorde een clan om rekening mee te houden. In 1331 beleende Arnoud van Ijsselstein Frederik Butten van den Voorde met een rente van f4 uit het landgoed Schothorst, met als heergewaad 20 oude koningstournoisen (Franse penningen). In de jaren 1391-1396 komt zijn verwant Gode (= Gosewijn?) Frederiksz driemaal voor als schout van de bisschop op Hoogland. In 1400 en 1403 was een volgende Frederik van den Voorde schepen van Amersfoort en in 1405 in die functie aanwezig bij nota bene een verpachting van Ten Bosch. In 1408 had hij land in Neerzeldert.
De volgende Frederik werd in 1410 opnieuw beleend met de rente uit Schothorst. Hij was tussen 1413 en 1439 geregeld onze man (dus in dienst danwel vertegenwoordiger) van de Sint-Paulusabdij; zo trad hij in 1417 op als getuige bij de belening van de Berenkamp door de abdij aan Gijsbert Gijsbert Lambertsz en zijn nakomelingen.
In 1437 werd Gosen Frederiksz van den Voorde na opdracht door zijn vader door de Sint-Paulusabdij beleend met Ten Voorde. Misschien moeten we het ons zó voorstellen dat zijn vader Frederik bejaard was en de hoeven toen tussen twee broers Gosen en Frederik zijn verdeeld. In 1449 blijkt vader te zijn overleden, want dan is sprake van de erven Frederik van den Voorde, die land hebben in De Slaag. Een jaar later is de erfenis afgehandeld: de volgende Frederik is nu eigenaar van dit land en in 1453 wordt zijn echtgenote Belie erbij genoemd. In 1458 blijkt Gosewijn ook Klein Emiclaer te bezitten; mogelijk was zijn broer overleden.
Het is zoals gezegd mogelijk dat in 1528 en 1583 al het tweede Klein Emiclaer bestond, maar de gegevens zijn onvoldoende duidelijk; daarom laat ik het bij deze signalering. In 1530 komt Gosen van den Voorde voor het laatst voor. Pas in het oudschildregister van 1548 vinden we een aantekening dat hij zijn erf in Wede (dat in werkelijkheid in het gerecht Emiclaer lag) had ‘verkocht’ aan de Amersfoortse burgemeester Jan Soest.
In het volgende nummer volgen we de verdere geschiedenis en kijken we naar een aantal afgedwaalde gronden en renten.