Hoe integreerden de nieuwkomers? (1)
GERARD RAVEN
In 1964 maakte burgemeester Gerard Laumans van Hoogland zich zorgen over de nieuwe bewoners van Langenoord. Wat veranderde er door hun komst? Integreerden ze wel voldoende in het dorp? Wat moesten de gemeente en de geboren Hooglanders er aan doen? Een onderzoek uit die tijd biedt ons een prachtig tijdsbeeld, waar we met de inburgeringsdiscussies van nu misschien wat geamuseerd op terugkijken. Toen was het echter een reëel probleem. Ik vat eerst het rapport samen, zonder al teveel cijfers. In volgende nummers volgt de rest en laat ik een importechtpaar aan het woord, dat terugkijkt op die tijd.
Bij de voorbereiding van de nieuwe vaste zaal Nieuwe Amersfoorters voor Museum Flehite keek ik wel even op toen ik in Archief Eemland een rapport tegenkwam over De allochtonen in Langenoord in 1964. In plaats van buitenlandse migranten en vluchtelingen kwam ik echter personeel van Bronswerk tegen. Dat was een metaalbedrijf aan de Eem, vlakbij de brug aan de Brabantsestraat in Amersfoort, ca 4 km van het Hoogland. Ik had dat verhaal eerder gehoord en al eens overwogen daar vraaggesprekken over af te nemen, maar dit rapport is een prachtig en betrouwbaar tijdsbeeld. Betrouwbaar omdat het onderzoek al in 1964 plaatsvond en daarbij álle nieuwelingen betrokken waren. ‘Allochtonen’ waren daarbij de Hooglanders die hier na 1940 waren komen wonen. De gemeente gaf een onderzoeksbureau van sociologen de opdracht om iederen die vanaf 1955 in De Ham en Langenoord was komen wonen te ondervragen. Daarvoor gingen studenten op pad met vragen als waarom ze hier .waren gekomen, wat hun achtergrond was, welke contacten ze in het dorp hadden, wat ze in hun vrije tijd deden en of men zich verbonden voelde met Hoogland. Zij waren hier komen wonen aan de al bestaande Hamseweg met zijstraten of in Langenoord, dat toen nog alleen verbonden was via de Engweg, de weg die zal zijn bedoeld met “een smalle weg, zonder voetpaden, zeker een kilometer lang, waarlangs nauwelijks huizen voorkomen”.
Problemen
Toch waren er problemen. Deze nieuwe Hooglanders werkten in Amersfoort en kwamen doorgaans uit steden (gemeenten van meer dan 30.000 inwoners). Zij waren niet zo kerks, of helemaal niet. Zij waren dus niet gewend aan een rooms-katholiek agrarisch dorp en voelden afstand met de Hooglanders; omgekeerd trouwens ook. Men was dus niet gekomen omdat men het dorp zo leuk vond, maar omdat hier huizen werden gebouwd. Een belangrijk punt, omdat de woningnood nog steeds hoog was.
Was Hoogland dan echt zo anders? Een vergelijking van de volkstellingen van 1947 en 1960 leert dat er minder was veranderd in het dorp dan men zou verwachten: de leeftijdsopbouw was vrijwel hetzelfde gebleven en het percentage katholieken was zelfs nog toegenomen van 77 naar 79. De bevolking was met 400 man gegroeid tot 4.673, grotendeels door geboorten. 16% was sinds 1940 hier gevestigd. Wel was er een sterk verschil in de beroepsbevolking: het aandeel van Hooglanders werkzaam in de landbouw was gedaald van 60 naar 36%. Alle andere bedrijfstakken waren juist gegroeid; het sterkst de dienstverlening (+8 = 17%) en de bouw (+ 7 = 12 %). In plaats van 16% werkte nu 41 % buiten het dorp, met name in Amersfoort (in De Ham-Langenoord 54%).
Bovendien was alles na 1960 veranderd door de komst van de nieuwelingen. Die kwamen grotendeels in De Ham-Langenoord terecht: daar was 26% nieuw, tegen 20 in Hooglanderveen en maar 11 in het buitengebied. In Hooglanderveen kwamen overigens ook stadsmensen te wonen, maar De HamLangenoord was toch het meest dankbare onderzoeksgebied. Daar kwam 67% van de nieuwkomers uit steden: uit Amersfoort, of in het geval van de Bronswerkers vooral van elders in Nederland. Overigens moet bij de 782 nieuwkomers sinds 1960 bedacht worden dat daar de 590 vertrekkers weer van af gingen, zodat er per saldo maar 192 extra inwoners waren. In De Ham-Langenoord kwamen er per saldo 280 mensen bij (528-248). Vooral Bronswerk plaatste geregeld personeel over. De Hooglanders zelf verhuisden overigens veel minder, behalve jonge alleengaanden die verder weg werk hadden gevonden.
Geboren Hooglanders en import
Hoe was de verhouding tussen de ‘oude’ en ‘nieuwe’ bevolking in de woonkern De Ham-Langenoord? In dit gebied woonden in 1964 429 mensen, waarvan in de volgende straten de meesten: 90 aan de Hamseweg en 74 Zevenhuizerstraat (voornamelijk bestaande bouw), 33 Berkenlaan en 32 Plataanweg (nieuwbouw). De wijk was duidelijk nog lang niet volgebouwd.
Meer dan de helft van de adressen hier kon als import beschouwd worden. Van de 141 gezinnen (toen opgevat als een echtpaar met of zonder kinderen) woonden 71 in een huis van Bronswerk, 57 in een koopwoning of gehuurd van een particulier, en 13 in een pand van de gemeente (op grond van economische binding).
76% van de oude Hooglanders woonde in De Ham en het ‘oude’ Langenoord rond de Sint Martinuskerk; de import bestond hier meestal uit jonge gezinnen waarvan één van de partners een echte Hooglander was. De ‘echte’ vreemdelingen woonden in Langenoord I, het nieuwbouwwijkje tussen de Kerklaan, Plataanweg en Esdoornlaan. Bij de bouw daarvan was veel geïnvesteerd door Bronswerk. Dit bedrijf mocht vanaf 1952 56% van de huurhuizen toewijzen aan haar werknemers. Maar ook andere starters vonden hier hun eerste eigen huis in een tijd van woningschaarste. Voor die tijd waren het heel fraaie eengezinshuizen, met veel groen, een protestantse basisschool (Berkenschool) en zelfs een vijvertje. Bovendien waren in het ge’deelte tussen Plataanweg en Esdoornlaan koopwoningen gebouwd. 41 % van de kopers vond hier een plek.
Hoogland anno 1964
Welke voorzieningen kende het dorp in die tijd? Aan de Kerklaan vond men naast de Sint Martinus het toen nog katholieke verenigingsgebouw Concordia (nu partycentrum ‘t Hoogh Landt), de Boerenleenbank (nu Rabo), het Wit-Gele Kruisgebouw waar ook een tandarts geregeld praktijk hield (nu uitvaartcentrum UVZ), de katholieke en openbare kleuterscholen, de katholieke lagere school en winkels voor brood, kruidenierswaren, melk, electrische apparaten, manufacturen en behang. Aan de Hamseweg: gemeentehuis, postkantoor, hervormde kerk en lagere school, landbouwschool en de enige huisarts. Er waren hier meer winkels, zoals steeds twee slagers, kappers en groentenmannen. In Hoogland zelf was vooral werkgelegenheid in de landbouw, wat middenstand, enkele transport- en bouwbedrijven en natuurlijk de zuivelfabriek. Elk uur ging de bus naar Amersfoort; in de spits elk half uur.
Interessant is ook wat er toen aan verenigingsleven bestond. Er was een voetbalvereniging en een voor tafeltennis. Deze hadden vooral katholieke leden, maar deze waren juist in 1964 (kort na het onderzoek) vervangen door één algemene vereniging. Harmonie St Caecilia was recentelijk ook opengesteld voor iedereen; de andere muziek- en zangverenigingen waren nog katholiek óf hervormd. De meeste verenigingen en organisaties hadden dus (oorspronkelijk) een kerkelijke signatuur en de meeste leden waren Hooglandse boeren. Alleen de Vereniging voor Volksonderwijs en de Oranjevereniging waren breder, net als de Speeltuinvereniging die juist in de nieuwbouw van Langenoord was gevestigd. Voor bioscoop en zwembad moest men echter naar Amersfoort. Bronswerk had voor haar personeel bovendien enkele bedrijfsverenigingen.
De nieuwelingen bleken vooral jonge gezinnen te zijn met geen of kleine kinderen; slechts acht adressen betroffen alleengaanden. In die tijd was het nog zo dat de man buiten het dorp werkte en de vrouw thuisbleef voor het gezin.