Hooglandse jongeren in de jaren vijftig
NELLlE VAN VULPEN
Dat het beeld van de saaie jaren vijftig niet klopt, is onderhand wel bekend. De ‘wilde’ jaren zestig hebben lang het zicht op het daaraan voorafgaande decennium gekleurd en alles wat daarvoor is geweest doen verbleken. Dat is niet terecht. Hoogland had een overwegend agrarische, katholieke bevolking, maar ook hier ontstond voor een deel van de jeugd geleidelijk een ander toekomstperspectief dan het tot dan toe gangbare. Meer jongeren kregen en namen de gelegenheid te studeren. Dat had invloed op de gesprekken en het gedrag in hun jeugdclub, zoals dat toen heette.
Jeugd op zoek naar aansluiting
Aan het begin van de jaren vijftig waren de Hooglandse jongeren in hoofdzaak op formele wijze georganiseerd op basis van geloof (verzuiling), beroep, positie en interesses. De katholieke boerenzonen, veelal lid van de JBTB, de Jonge Boeren en Tuindersbond, troffen elkaar in café De Kolkrijst aan de Pastoor Pieckweg/Zevenhuizerstraat. De katholieke arbeidersjongeren, verenigd in de KAJ, hadden hun ontmoetingsplek in De Kajuit. Dat was het clubhuis van deze Kajotters, later omgedoopt tot KWJ, Katholieke Werkende Jongeren. De niet-katholieke jeugd van Hoogland was in de minderheid. Deze had ook weer eigen clubs, zoals de Christelijke Jongelingenvereniging David, want katholiek en protestant waren nog strikt gescheiden in die jaren.
Er was één categorie katholieke jongeren bij die in geen van de hiervoor genoemde groepen aansluiting vond. Het waren veelal jongens uit de middenstand en van de boerderij die niet naar de landbouwschool of naar de ambachtschool gingen, zoals de meerderheid van hun leeftijdgenoten. Ze werden door de bovenmeester goed bevonden om te gaan doorleren, zoals men dat toen noemde. Soms gingen ze naar de Mulo, maar wat echt meetelde waren de HBS en het gymnasium van de Kruisheren, aanvankelijk gehuisvest in noodlokalen in villa Vleugelslag aan de Laan 1914, het Constantinianium genoemd. Later werd dat Constantijn, dat was gehuisvest in het gebouw met de Byzantijns aandoende torens aan de Stichtse Rotonde. Tegenwoordig is er het leerhotel Het Klooster van ROC ASA in gevestigd.
De JBTB en de KAJ/KWJ hadden deze jongeren niet veel te bieden. De ‘studenten’ werden door hun leeftijdgenoten ietwat vreemd aangekeken. Wie studeerde oogstte enerzijds een zeker respect, maar werd tegelijkertijd ook met spot bejegend; je kon nog zo’n knappe kop wezen, maar wat had je daaraan als je met je handen niks kon? De kerkdiensten op zondag, en door de week, waren de uitgelezen ontmoetings-gelegenheden. Na de dienst zochten de ‘studenten’ elkaar op en hingen voor Concordia, het huidige partycentrum ‘t Hoogh Landt aan de Kerklaan. Het is met de hedendaagse moderne communicatiemiddelen als mobiele telefoon en internet voor velen nauwelijks nog voor te stellen hoe anders men toen contact met elkaar had. Zelfs de telefoon was in de jaren vijftig nog lang geen gemeengoed. Daar kwam bij dat vrije tijd een schaars goed was.
Een los-vaste vriendengroep van middelbare scholieren
Deze informele, losse groep van doorlerende jongeren, ging zich omstreeks 1954 ‘t Splintertje noemen. De naam was een ironische verwijzing naar een bijbels spreekwoord over balk en splinter. Leen Keizer (1936) werd voorzitter en Piet Smink (1936) secretaris. Andere leden waren Evert Boersen, Gerard van ‘t Klooster (De Slaag), Jan de Ridder (Lodijk), Theo van Dijk, Anton Huurdeman, Peter Zwartkruis, Herman Lensing, Henk van ‘t Klooster (Watersteeg). Jeanne Zwartkruis, Lenie (Helen) Keizer en Stien van ‘t Klooster (Watersteeg) kwamen er later bij. Het zijn intussen bedaagde (ex-)Hooglanders, volgens Leen Keizer.
‘t Splintertje was vooral een jongensclub. Meisjes die doorleerden waren toen schaars. Volgens Leen Keizer behoorden ze zeker niet tot de harde kern van de club: ‘We hebben het over de tijd van de segregatie der seksen.
Een enkele meid kwam desondanks aanwaaien en verwierf zich een plek door een combinatie van assertiviteit (goed gebekt) en attractiviteit, want niets menselijks was de heren vreemd’. Eén van hen was Jeanne Zwartkruis (1937), dochter van het hoofd van de katholieke jongensschool Sint Henricus aan de Kerklaan. Leen Keizer herinnert zich dat vader Zwartkruis zo zijn bedenkingen had over het in zijn ogen vrije gedrag van zijn dochter tegenover de jongens: ‘Ze woonden naast Concordia en als het hem te lang duurde, floot hij haar naar huis.’
Jeanne was 14 jaar toen ze naar Hoogland kwam en zij ging al direct in Amersfoort naar de middelbare meisjesschool (MMS). Zij groeide op in een gezin met alleen broers en was er aan gewend met hen in gesprek te gaan. Zij heeft goede herinneringen aan ‘t Splintertje. Voor haar was het een goede gelegenheid voor spontaan contact met jongens. Dat ze niet van Hoogland was, maakte dat men in het dorp wat gemakkelijker accepteerde dat ze bij die jongens rondhing. Helen Keizer (1935, toen nog Lenie genoemd) kwam wel uit een Hooglands gezin. Zij weet weinig van die beginjaren, omdat zij in die tijd intern een opleiding tot onderwijzeres volgde in het klooster Onze Lieve Vrouw ter Eem, naast het Constantijn. Helen beschouwt zich eerder vertegenwoordigster van de nadagen van ‘t Splintertje. Na haar diplomering in 1956 ging zij in Amersfoort lesgeven. Zij werd gevraagd mee te doen aan activiteiten van ‘t Splintertje.
Van toelatingscriteria was niet echt sprake, of het moest zijn dat je had ‘doorgeleerd’, zegt Helen Keizer. Zij heeft zelf nooit iets gemerkt van een spottende bejegening.
Activiteiten
Volgens Leen Keizer behield ‘t Splintertje nog lang zijn informele, los-vaste karakter, ongeveer tot rond 1957. ‘Men trof elkaar als vrienden, ging samen op stap en bracht avonden samen door: verjaardagen, overgangs- en examenfeestjes, of zo maar bij iemand thuis. Met discussie (vaak slap ouwehoeren) en stoere, maar tamelijk bloedeloze imitaties van dronkenschap. Als men dan om half een ‘s nachts thuiskwam, vond men dat het weer een mooie avond was geweest.’ Een hoogtepunt in deze periode was een fietsvakantie met tent naar Clervaux in Luxemburg in 1954, georganiseerd door onder meer Leen Keizer en Piet Smink en natuurlijk alleen voor de jongens. Het doel van de reis was de Benedictijner abdij van Clervaux, waar de jongens onder primitieve omstandig-heden in het bos ernaast kampeerden. Leen en zijn neef Gijs Keizer (1933) hadden al in
1950 deze tocht ondernomen met de verkennersclub (zie ‘Verkenners op Hoogland’, De Bewaarsman, december 2004). Gijs kon deze keer echter niet van de partij zijn; hij vervulde zijn militaire dienstplicht in Suriname. Leider van deze ‘expeditie’ was Anton Huurdeman. Hij had ook die eerste reis georganiseerd, zodat de ouders van de deelnemers meenden dat ze hun kroost met een gerust hart konden laten gaan.
Elk jaar was het eind oktober kermis op Hoogland. Traditiegetrouw liepen dan de contracten af tussen de boeren en hun personeel en werden weer nieuwe overeen-komsten gesloten. Ook het salaris werd dan uitbetaald. Iedereen was vrij en het was een feestelijke boel in het dorp, waarbij niet zelden een aanzienlijk deel van het geld in de kroeg achterbleef. De leden van ‘t Splintertje dronken naar gewoonte bessenjenever in de huiskamer van Jan van ‘t Klooster van café De Langenoord (het tegenwoordige pannenkoekenrestaurant De Gloeiende Gerrit). De baas had er wel begrip voor dat deze jongens met die paar meisjes liever in een aparte kamer zaten. En niet onbelangrijk: Jan van de Langenoord zoals hij ook wel werd genoemd, was een oom van één van de leden: Gerard van ‘t Klooster.
Een meer officiële club
Later ontstond behoefte aan meer structuur en een serieuze opzet. Er werd een reglement opgesteld, dat helaas verloren is geraakt. Daarin werd aangegeven dat de doelstellingen gezelligheid en discussie over politiek-maatschappelijke onderwerpen waren. Allerlei onderwerpen kwamen aan de orde. Zo hield kapelaan Hermans in oktober 1957 een lezing over de Ondergang van het Westen, de titel van het beroemde boek van Oswald Spengler dat kort na de Eerste Wereldoorlog was gepubliceerd.
Helen Keizer herinnert zich de club als een gezellige aangelegenheid, een soort debatingclub met ontspannende praatavonden ten huize van de familie Cornelissen op De Ham, een paar huizen van dokter W. Ver beek vandaan. De heer ].P. Cornelissen was ingenieur op proefboerderij Schothorst en, uiteraard, katholiek. Hij deed zelf ook mee aan de gesprekken. Zijn dochtertje zat bij Helen Keizer in de klas.
Later vonden de bijeenkomsten plaats in een bovenzaal in het toenmalige Concordia. Bij toerbeurt hielden de leden een inleiding over een actueel thema. Daarna volgde discussie. Je werd gevraagd om een lezing te houden over een onderwerp waar je je in had verdiept, of je bood dat zelf aan. Er waren avonden over jazz, vrouwenemancipatie en ontwikkelingen in de kerk. Gebeurtenissen elders in de wereld werden naar Hoogland gehaald. Zo werd naar aanleiding van de crisis in Hongarije in 1956 een cabaret opgevoerd en in september van dat jaar hield zuster Julite van Onze Lieve Vrouw ter Eem een inleiding met de titel: ‘t Probleem dat de techniek in deze tijd oproept! Leen Keizer wil er nog wel op wijzen dat dit alles gebeurde tegen de achtergrond van een tamelijk hecht rooms geloof waar allen zich nog toe bekenden. ‘De samenleving werd nog net gekenmerkt door traditie, stabiliteit en continuïteit, met instemming. Er werden in het achterzaaltje van Concordia veel serieuze, maar weinig revolutionaire of rebelse geluiden vernomen.’
De jongeren verenigd in ‘t Splintertje werden op officieel niveau wel voor vol aangezien. In het oprichtingsjaar ontstond ook de Katholieke Jeugdraad. Initiatiefnemer was E.P. (Evert) van Wijk, die van 1950 tot 1956 kapelaan op Hoogland was. De Jeugdraad wilde blijkens haar reglement een platform zijn voor alle jongeren in katholiek Hoogland. ‘t Splintertje werd in 1954 uitgenodigd hierin zitting te nemen, Piet Smink nam die taak op zich en werd penningmeester. Leen Keizer zat er ook in, namens de verkenners. De JBTB werd vertegenwoordigd door Gerard Tolboom en de Kajotters door Joop Nieuwenburg, die voorzitter werd. Secretaris was Piet Hilhorst, de vertegenwoordiger van de Landelijke rijvereniging De Eemruiters. In 1957 werd Helen Keizer tot voorzitter gekozen. Evert Boersen werd de nieuwe secretaris. Omdat Piet Smink in de Jeugdraad de KVP-jongeren ging vertegenwoordigen, werd Leen Keizer nu aangewezen namens ‘t Splintertje.
Jeugdecho
Nauw verwant aan het ‘t Splintertje was het zes maal per jaar verschijnende jongerenblad Jeugdecho. Het was niet het clubblad, maar de jongeren lazen het graag. Het werd ook opgericht door kapelaan Van Wijk. Hij wilde graag wat leven in de brouwerij. Leen Keizer en Piet Smink zaten ook in de redactie. Jeugdecho was een min of meer kritisch blad, dat in zijn hoogtijdagen dorpsbreed veel aandacht trok. Leen Keizer heeft een apart artikel over dit blad geschreven, dat we gepland hebben voor volgend jaar.
Het einde
Eind jaren vijftig liep de club langzaam af. De actieve leden werden ouder en kregen andere bezigheden. Sommigen gingen naar de universiteit, anderen moesten in militaire dienst. Serieuze pogingen om de continuïteit te bewaren zijn er nooit geweest. Jonge aanwas werd niet geworven. Leen Keizer: ‘De club was een eenmalige, persoonsgebonden vriendengroep van jongeren die de arrogante ambitie hadden om de grenzen van hun wereld wat verder te leggen dan de gemeente Hoogland. ‘t Splintertje was voor hen het pierebadje voor de duik in de grote wereld.’ Eind 1960 stopte ook Jeugdecho. Wat gebleven is zijn mooie herinneringen, foto’s en voortgezette vriendschappen tussen afzonderlijke leden. Twee van hen trouwden, Jeanne Zwartkruis en Gerard van ‘t Klooster. Helaas is Gerard enige jaren geleden overleden.
Bronnen
Interview met Gijs Keizer, Leen Keizer en Piet Smink (Hooglanderveen maart 2007)
Correspondentie met Helen Roozeman-Keizer (april 2007)
Correspondentie met Jeanne van ‘t Klooster-Zwartkruis (mei 2007)