2009-2-4 Hoogland en Amersfoort: een nieuwe tijd, nieuwe verhoudingen?

De invloed van bestuur en burgers van Amersfoort op Hoogland 1800-1974
RIA HILHORST

Met de Franse Revolutie in 1789 begon een nieuwe tijd in Europa. We hebben het te danken aan deze opstand en aan de Franse bezetting dat we nu leven in een democratie, waarin iedereen gelijke rechten en plichten heeft. In dit hoofdstuk wordt geschetst hoe ook de invloed van Amersfoort(ers) op Hoogland vanaf 1800 veranderde, aan de hand van het Amersfoortse bestuur en van Amersfoorters met grondbezit in Hoogland.

‘Heerlijke’ rechten
De Franse bezetting van 1795 leidde in Nederland tot grote veranderingen. Tot dan was Amersfoort nog een stad met stadsrechten en Hoogland een gerecht, waar de heer van Hoogland het formeel voor het zeggen had. Hij had deze rechten gekregen van de provincie Utrecht. De stad Amersfoort had formeel geen enkele zeggenschap over Hoogland. De Franse tijd bracht vele bestuurlijke vernieuwingen, waaronder de introductie van de gemeentelijke organisatie: Amersfoort en Hoogland werden beide een zelfstandige gemeente. Een andere belangrijke verandering was het feit dat Nederland voor het eerst in de geschie­denis een eenheidsstaat werd.

In 1813 vertrokken de troepen van Napoleon. De prins van Oranje werd ingehul­digd als soeverein vorst Willem II zo kwam het Koninkrijk der Nederlanden tot stand. De nieuwe grondwet van 1814 behield de eenheidsstaat. Maar de koning verzoende de Patriotten (die meer democratie wilden) en de Orangisten (die hun privileges wilden behouden). Hij herstelde een deel van de heerlijke rechten. Zo mocht de heer van Hoogland weer schout en assessoren voordragen (later burge­meester en wethouders genoemd). Mr Adriaan Cornelis Wittert van Hoogland (heer 1804-1839) kreeg daarvoor recognitiegeld: wie benoemd werd betaalde hem voor het recht van voordracht. Maar verder reikte de invloed van de heer formeel niet meer (zie kader). Gerard Raven heeft echter in het heerlijkheidsarchief ontdekt dat de voordrachten gewoon doorgingen. De laatste die hij vond dateert van 1845. Bij de grondwetsherziening van Thorbecke in 1848 zijn de heerlijkheden definitief afgeschaft. Alle adellijke titels verloren toen hun betekenis voor het overheidsbe­stuur. De heren mochten hun titel behouden; verder hadden ze formeel niets meer te zeggen. Zo kwam er een einde aan de laatste restjes middeleeuws bestuur van Hoogland.

Andreas Smitt, een moderne burgemeester uit Amersfoort
In 1825 overleed schout (burgemeester) Bartholomeus de Wijs, die tevens ontvanger der belastingen van Hoogland was. De 28-jarige Andreas Smitt uit Amersfoort solliciteerde naar deze dubbelfunctie, maar deze combinatie was kort tevoren door de provincie verboden. Maar de gouverneur van de provincie benoemde hem wel tot burgemeester.
Smitts voorganger De Wijs was een typische ouderwetse regent, die zijn posi­tie in zijn eigen voordeel gebruikte en misbruikte. Smitt was van relatief bescheiden komaf, zonder landerijen en belangrijke (adellijke) familierelaties. Zijn vader was een Amsterdamse koopman die als belastingontvanger naar Amersfoort was gekomen. Smitt is daarmee een voorbeeld van de nieuwe tijd: een burger zonder geld wordt burgemeester. Niet langer maakte alleen de adel de dienst uit.
Dat de adel dit niet zomaar accepteerde, wordt duidelijk uit het feit dat Smitt meteen na zijn benoeming in conflict kwam met de heer van Hoogland, Adriaan Cornelis baron Wittert, die in Schiedam woonde. Het was tot dan toe gebruikelijk dat de belangrijkste gemeentebestuurders de ambachtsheer jaar in jaar uit liefst 10% van hun salaris afstonden. Smitt weigerde Wittert te betalen, omdat deze hem niet had benoemd; dus was hij Wittert niets verschuldigd …

Vanaf 1832 bekleedde Smitt ook diverse functies in verschillende waterschappen.
In 1862 werd hij voorzitter van vrijwel alle Hooglandse waterschappen. De combinatie met het ambt van burgemeester maakte hem tot een zeer invloedrijk man, ook door de lange duur: vijftig jaar. Hij was 56 jaar lang burgemeester van Hoogland en daarmee de op één na langstzittende burgemeester van Nederland ooit.

In al die jaren heeft Smitt veel nieuwe zaken in gang gezet. Hoogland was bij de start van zijn burgemeesterschap een echte plattelandsgemeente met ongeveer 1.900 inwoners. Er viel eigenlijk niet veel te besturen. Dat veranderde echter onder zijn leiding. Veel taken op sociaal en ruimtelijk terrein, die nu vanzelfsprekend zijn, kwamen toen tot ontwikkeling. Een deel van die taken werd weliswaar opgelegd door rijk en provincie, maar we mogen aannemen dat Smitt hier zelf ook vóór was. Bij zijn ontslag in 1881 zag Hoogland er al veel moderner uit: de gemeenteraad werd rechtstreeks gekozen; er waren een bevolkingsregister en kadaster. Er mocht niet meer zonder toestemming/vergunning worden gebouwd en alle kinderen konden naar school.
In veel opzichten week Smitt af van zijn (adellijke) voorgangers, maar één tradi­tie zette hij wel voort: ook hij woonde het overgrote deel van zijn leven in Amersfoort en niet in Hoogland. Een uitzondering daarop was de periode 1843-1858. Dat was geen vrije keuze: burgemeesters waren toen verplicht in de eigen gemeente te wonen. Dat kwam goed uit, want door de schulden die zijn vader had nagelaten moest hij omzien naar goedkopere behuizing. Hoewel zijn werkend leven zich in Hoogland afspeelde, koos hij er dus voor in Amersfoort te wonen. Daarmee is hij een voorbeeld bij uitstek van een Amersfoorter die zijn invloed liet gelden op het dagelijks reilen en zeilen in Hoogland.

Amersfoortse bestuurders
De gemeente Hoogland heeft gedurende haar bestaan tien burgemeesters gehad. Hiervan kwamen er twee uit Amersfoort: Smitt (1825-1881) en baron Van Boetzelaer (1881-1915), die overigens beiden niet in de stad waren geboren. Verder was er één, baron Van Tuyll van Serooskerken (1915-1930), die regel­matig op Coelhorst in Hoogland woonde. Ook waren er twee wethouders die tevens waarnemend burgemeester waren en beiden uit Hoogland kwamen: Cees Smink (1927-1928) en Jan van den Hengel (1945-1946). De burgemeesters Smitt en Van Boetzelaer waren beiden ook gemeentesecretaris (1860-1915), waardoor ze extra invloed hadden. Dat gold nog méér voor Cornelis Philippo, een Amersfoortse procureur die in 1817-1844 burgemeester, secretaris én ont­vanger was! Hij bleef echter in Amersfoort wonen en liet daar alle papieren bezorgen. Toen hij overleed nam Smitt zijn taken over tot Duist in 1857 door Hoogland werd geannexeerd.

De wethouders woonden wel allemaal in Hoogland. In totaal zijn dat er tweeëndertig geweest. Van hen waren er ruim twintig boeren van grote boerderijen. Gedurende haar hele bestaan als gemeente had Hoogland niet meer dan twee wethouders per bestuursperiode. Het grootste deel van de 19′ eeuw bestond het bestuur van Hoogland uit de burgemeester en zeven raadsleden, waarvan twee wethouders. De burgemeester en gemeentesecretaris hadden een grote kennisvoorsprong op de wethouders en de gewone raadsleden. Deze laatsten hadden weinig politiek inzicht, zodat de werkelijke conflicten in het bestuur meer tussen personen werden uitgevochten. Net als in andere plattelandsgemeenten voeren de Hooglandse raadsleden én de wethouders vooral op het kompas van de burgemeester en de gemeentesecreta­ris. Beiden konden daardoor veel invloed uitoefenen en nieuwe denkbeelden doorvoeren. Tussen 1851 en 1917 werd het kiesrecht steeds algemener, met als hoogtepunt de invoering van het algemeen mannen- en vrouwenkiesrecht.

Na 1900 groeide het gemeentelijk takenpakket verder, doordat via wetgeving de invloed van het gemeentebestuur op het gemeentelijk reilen en zeilen aan­zienlijk werd vergroot. Dit gold niet alleen in Hoogland, maar nog méér in Amersfoort. Zo kregen gemeenten nieuwe en zwaardere taken opgelegd bij de uitvoering van de Woningwet en de Gezondheidswet van 1901 en talloze wet­ten op sociaal gebied.

Hoogland verliest gebied aan Amersfoort
In de 19′ eeuw bemoeide Amersfoort zich als gemeente nauwelijks met Hoogland, maar in de 20′ eeuw veranderde dat helemaal. De stad ondernam haar eerste pogingen om delen van Hoogland te annexeren al in 1906 en 1917. Dat ging toen niet door, maar in 1940 lukte het wel. Steeds méér delen van Hoogland vielen ten prooi aan de Amersfoortse uitbreidingsbehoefte (zie hoofdstuk 6). Dit proces mondde uiteindelijk uit in de annexatie van Hoogland in 1974. Alleen Zevenhuizen en de polders De Haar en Duist werden deel van de gemeente Bunschoten. Hooglanders werden ineens Amersfoorters en stem­den voortaan voor de Amersfoortse gemeenteraad.

Het grondbezit van Amersfoorters in Hoogland vermindert
Van oudsher bezaten Amersfoortse instellingen relatief veel grond in Hoogland: de gemeente Amersfoort, RK Armen Amersfoort, Sint-Pieters- en Bloklandgasthuis, Sint-Elisabethziekenhuis, Armen de Poth en Burgerweeshuis. Dat gold ook voor Amersfoortse particulieren. Ter illustratie de gemeente Duist: van de 194 eigenaren woonden er in 1832 48 in Amersfoort en 91 in Duist en Hoogland, dat is respectievelijk 25% en 47%. Daarnaast waren in 1832 in Hoogland ruim veertig boerderijen in bezit van grootgrondbezitters; in 1960 waren dat er nog maar maximaal tien.

Hooglandse boeren waren dus hoofdzakelijk pachters. Veel boerderijen waren onverdeeld eigendom van families van grootgrondbezitters. Dit werd echter steeds meer een statussymbool en belegging dan een bron van inkomsten. Om er toch zeker van te zijn dat de boer de pacht kon betalen, koos men voor wel­gestelde pachters. Daar kwam bij dat rijke boeren graag pachtten, want dat
was relatief goedkoop. Eeuwenlang was dit de situatie. Hieraan kwam een einde in de periode 1850-1920. Toen kochten de pachters hun grond en boerde­rijen. Daarvoor zijn volgens Gijs Hilhorst de volgende verklaringen te geven:
– De gevolgen van de nieuwe staatsinrichting (o.a. de afschaffing van de heer­lijke rechten en het feit dat de regenten niet automatisch recht hadden op goed betaalde functies) begonnen merkbaar te worden. Daarom zochten zij noodgedwongen naar andere bronnen van inkomsten, zoals beleggingen die hogere rendementen opleverden.
– Als er veel onverdeelde eigenaren van de boerderij waren, nam de wens toe om over kapitaal te beschikken en ging men over tot de verkoop om een beter rendement te krijgen voor het vrijgekomen kapitaal. De welgestelde pachter kreeg zo de gelegenheid zijn pachtboerderij te kopen.
– Rijke pachters hadden geen kapitaal nodig voor hun boerderij; ze verdienden goed en waren daarom in de gelegenheid om voor hun kinderen wel een boerderij te kopen.
– Met de komst van de banken konden de pachtende boeren vreemd kapitaal aantrekken. Zo waren zij niet langer afhankelijk van lenen in de privésfeer (zoals familie met alle negatieve gevolgen vandien).
– De kindersterfte nam sterk af, waardoor de gezinnen groter werden. Kinderen bleven thuis werken tegen kost en inwoning, zonder enige financiële vergoe­ding. De ouders hielden die zelf, waardoor hun vermogen groeide en zij in staat waren om grond of zelfs een boerderij voor hun kinderen te kopen.
– In deze periode zijn veel boerderijen gesplitst. Men had blijkbaar minder grond nodig voor een inkomen. Dat kwam goed uit bij een groter kindertal.
– In deze periode vonden er ook veranderingen in de bedrijfsvoering plaats ten gevolge van de introductie van kunstmest en in sommige gevallen ook ten gevolge van scholing. De nog aanwezige heidevelden en hakhoutpercelen werden in cultuur gebracht. Omdat de boer eigenaar was, besliste hij zelf wat hij deed met de grond.



De malen van Hoogland

Aan het College van de malen op het Hogeland is in de vorige hoofdstukken al de nodige aandacht besteed. In de 19′ eeuw werden nogal wat Amersfoortse notarissen lid. In de 20′ eeuw is het percentage Amersfoortse leden gedaald: van 46 in 1919 naar 31 in 1998. De Hooglanders namen in aantal af van 23% naar 12 %. De betekenis van de malen is bovendien geleidelijk gedaald, omdat het totale oppervlak aan landerijen afnam. In 1932 had het College van de malen nog 75 ha in eigendom; tegenwoordig is het nog maar 41 ha.

Amersfoorters in de waterschappen
In het begin van de 19′ eeuw accepteerde men niet langer dat een kleine groep geërfden zonder zeggenschap van andere belanghebbenden de waterstaat kon regelen. Zij vonden dat dit een publieke taak behoorde te zijn. De particuliere waterschapsbesturen waren helemaal niet gediend van deze opvatting van bui­tenstaanders. Zij waren in staat dit democratiseringsproces te belemmeren, zelfs nadat Thorbecke zijn opvatting dat waterschappen publieke instellingen waren had weten vast te leggen in de Grondwet van 1848. Het duurde tot eind 19′ eeuw voordat de gedachte aan waterschappen als overheidsinstellingen gemeen­goed was geworden.

In de loop van die eeuw werd steeds meer de noodzaak gevoeld tot reorganisatie van de waterstaat. Het belang van een goede water­huishouding was te belangrijk voor een waterrijk en dichtbevolkt land als Nederland om over te laten aan een lappendeken van honderden kleine water­schapjes. Zo waren er in 1920 nog 197 (!) waterschappen alleen al in de pro­vincie Utrecht. In 1929 fuseerden acht Hooglandse waterschappen, plus zes buiten de gemeente. In 1949 gingen de drie andere polders samen en in 1988 kwam er één bestuur voor heel Hoogland.

Waterschapsbesturen werden gekozen uit grondeigenaren. Eeuwenlang waren dit vooral grootgrondbezitters van buiten Hoogland, vooral uit Amersfoort. Toen Hooglandse pachters eigenaar werden van hun boerderij, kregen zij het voor het zeggen in de waterschapsbesturen. De invloed van de Amersfoorters werd sterk teruggedrongen, hoewel zij nog steeds land in bezit hadden en heb­ben. Met de komst van de nieuwe Waterschapswet in 1992 werd bepaald dat alle Nederlanders een belang hebben bij een goede waterstaatszorg. Sindsdien kunnen ook anderen dan grondeigenaren zich verkiesbaar stellen als bestuurs­lid. Bovendien hebben nu álle inwoners van Nederland het kiesrecht. Hiermee is ook de democratisering van de waterschappen voltooid.



Conclusie

In de 19′ eeuw hebben Amersfoorters met grondbezit in Hoogland veel invloed uitgeoefend op de Hooglandse gemeenschap. Na 1850 is dat sterk verminderd. De gemeente Amersfoort heeft zijn invloed vooral in de 20′ eeuw doen gelden, door steeds delen van Hoogland op te eisen, met name om de bouw van nieuwe woningen mogelijk te maken. Met als dieptepunt de opheffing van de gemeente Hoogland in 1974.
Dat betekent echter niet dat ‘Hoogland’ is verdwenen: de Hooglandse en Hooglanderveense gemeenschappen zijn nog steeds springlevend. Dat blijkt uit het grote aantal zeer actieve verenigingen, de jaarlijkse Carnavalsoptocht, het jaarlijkse Dorpsfeest en de vele andere activiteiten die plaatsvinden zonder dat de gemeente Amersfoort er aan te pas komt.

Geraadpleegde literatuur
Dekker, c., Een zeer oud en voornaam college. Geschiedenis van de malen op het Hoogland buiten Amersfoort (Amersfoort, 2000)
Dekker, c., (red.), Geschiedenis van de provincie Utrecht IJl (Utrecht, 1997)
Elias, B.G.]. e.a. (red.), Ach lieve tijd. 900 jaar Amersfoort, de Amersfoorters en hun rijke verleden, deel Amersfoort, de Amersfoorters en hun bestuurders (Zwolle, 1987)
Elias, B.G.]. e.a. (red.), Amersfoort zoals het was: Een bewogen eeuw (deel 1), Het stadsbestuur (deel 5), De groei van de stad (deel 6) (Zwolle 1995)
Elias, B.G.]. en P.C.B. Maarschalkerweerd, Amersfoort verleden tijd (Rijswijk, 1988)
Elteren, Piet van, Gijs Hilhorst, en Gerard Raven, ‘Ver in het Veld. De vergeten minigemeente Duist, de Haar en Zevenhuizen 1817-1857’, De Bewaarsman 8 (2001) 1-92
Heuvel, Arie van den, Gerard Raven en Nellie van Vulpen (red.), Een wereld van verschil. Hooglanderveen ontmoet Vathorst (Hoogland, 2003).
Heuvel, Arie van den, De gemeente Hoogland 181.1-1973 (hoofdstuk voor Hooglands monumenten­boekje dat in voorbereiding is)
Hilhorst, Gijs, Gerard Raven en Nellie van Vulpen, ‘Boer, bestuurder en brandweerman. De gemeente Hoogland 1811-1973’, De Bewaarsman 5 (1999) 1-78
Leenknegt, Roei, Amersfoort van 1900 tot nu (Ljubljana, 1995)
Maarschalkerweerd, Ph. e.a. (red.), Door de bank genomen. Hoogland 1896-1996.100 jaar Rabobank Hoogland (Hooglanderveen, 1997)
Raven, Gerard, ‘Andreas Smitt (1797-1884), Burgemeester’, in YM. Van den Akker e.a. (red.), Utrechtse biografieën. Het Eemland 2 (Utrecht 1999) 188-193
Raven, Gerard, ‘Revolutie op her Hogeland. Het einde van de heerlijke rechten van Hoogland en Emiclaer 1795-1848’, De Bewaarsman 5 (1999) 104-107,6 (2000) 75-84
Smink, Piet, ‘De Hooglandse waterschappen’, De Bewaarsman 2 (1996) 49-54
Vervloet, Jelle en Simon van den Bergh (red.), Eemland in verandering. Ontginning en ruilverkaveling in het gebied van de Eem (Utrecht, 2007)
Woud, Auke van der, Een nieuwe wereld. Het ontstaan van het moderne Nederland (Amsterdam,
2008)