2009-2-8 Herinneringen aan de annexatie van Hoogland

Interviews met vier Hooglanders
PAUL ]ANSEN

Wat is je achtergrond, geboortejaar, beroep en gezinssituatie?
Truus van Middelaar, geboren te Hoogland in 1951 op de boerderij waar ze nog steeds woont. Als avo-lerares met aktes voor land- en tuinbouw, heeft zij bijna 30 jaar voor de klas gestaan op de lagere agrarische school in Montfoort. Tijdens deze schooljaren is zij pedagogiek en onderwijskunde gaan studeren en heeft zij onder andere aan school begeleiding gedaan. Met het zien van Sara heeft zij die baan opgegeven, is thuis bij haar ouders gebleven, ook om hen te verzorgen en heeft zij een cursus sportmassage gedaan. Nu woont zij alleen op de boerderij en heeft sinds zes jaar een praktijk voor sportmassage aan huis.

Gijs Hilhorst, geboren te Hoogland in 1933, voormalig boer, gehuwd, kinderen en kleinkinderen, is blijven wonen op zijn oude boerderij in Zielhorst.

Wim van Dijk, geboren te Hoogland in 1945, voormalig melkveehouder, eerst te Hoogland en daarna te Achterveld, gehuwd, wonende te Hoogland.

Ben Keizer, geboren te Hoogland in 1950, jurist, gehuwd, twee kinderen, wonende te Hoogland.

Nellie van Vulpen, in 1950 geboren te Hoogland op boerderij de Boelenhoef. Getrouwd, twee kinderen en twee kleinkinderen. Is gaan studeren toen haar eigen kinderen naar school gingen; eerst VWO en daarna geschiedenis aan de universiteit van Utrecht. Omdat het perspectief op werk in deze sector slecht was, volgde een omscholing tot secretaresse. Sindsdien is ze werkzaam op de studentenadministratie bij het ROC Midden Nederland. Omdat geschiedenis toch blijft trekken, zit ze bijna vanaf de oprichting in de redactie van De Bewaarsman.

Hoe hoorde je voor het eerst over de annexatie en wat vond je daarvan? Wat zou het voor jou zelf betekenen en wat zijn de voor- en nadelen?

Truus van Middelaar: ‘Het is niet zo dat ik kan zeggen: toen hoorde ik over de annexatie. De berichten daarover sijpelden zo door en ook waren er protesten. Eerst denk je: doe niet zo gek. Je gelooft niet dat het waar is. Je kunt Hoogland niet bij Amersfoort doen, zo in de trant van dat gebeurt even. Verstandige mensen doen dat toch niet?’

‘Ook al gaat er een hele periode overheen, toch gebeurt het. De annexatie gaat gewoon door. Er is soms weinig waar je als buitenstaander invloed op hebt en als de politiek het nodig vindt, dan gebeurt het. Wel ben ik daardoor met betrekking tot dingen waar je wel nog wat over te zeggen hebt, zoals het behouden van de boerderij en de grond erom heen, feller geworden in die zin, dat ik me niet snel aan de kant laat zetten.’

Gijs Hilhorst: ‘De annexatie kwam niet onverwachts. In 1964 was er al het plan van stedenbouwkundige De Ranitz uit Utrecht. Daarin was sprake van een recreatieve zone langs de Eem en van bebouwing richting Nieuwland. Je hoopte dat het voorbij zou gaan, maar je voelde dat het zou gaan gebeuren en dat was volgens mij op 20 oktober 1967 het geval. Die dag ging ik met een gezelschap genodigden per bus naar een huwelijksfeest. Vlak vóór het instappen vertelde mijn vader (hij was toen wethouder van Hoogland) mij in vertrouwen, dat die avond in de krant zou staan dat Hoogland door Amersfoort geannexeerd zou worden. Tot dan mocht niemand het nog weten. Aangezien het gezelschap in de bus pas aan het eind van de dag thuis zou komen, vertelde ik het nieuws alvast voorzichtig. Nu wist ik dat het eind van de zelfstandige gemeente Hoogland nabij was, want men annexeerde om de grond en niet om die paar duizend mensen die echter wel het slachtoffer werden.’

‘We zagen alleen maar nadelen aan de annexatie en die wilden we ook alleen maar zien. Het was in die rumoerige jaren zestig waarin vrijheid voorop stond, zowel voor landen die zelfstandig wilden worden als voor mensen die hun vrijheid bevochten op overheid en kerk. En wij, Hooglanders, verloren onze vrijheid. Het was de tijd van de provo’s; ook wij speelden een beetje voor provo en lieten onze stem horen tegen de annexatie door Amersfoort, dat als stadsbestuur geen goede gedachten over ons had. We beseften natuurlijk wel dat Amersfoort alleen maar uit kon breiden richting Hoogland.’

Ben Keizer: ‘Ik hoorde voor de eerste keer over de annexatie op zondag 22 oktober 1967, tijdens een dansavond in Concordia (in de volksmond Het Hok genoemd). Voor mij betekende de annexatie vooral het verlies van Hoogland als zelfstandige gemeente, het opgeslokt worden door Amersfoort en het verlies van de dorpssfeer’ .
= = = = = = = =
Brutaal of dom
In mijn jonge jaren waren ze bij ons op Boelenhoef niet blij als ik ‘stadse’ klasgenootjes mee naar huis nam. Die wisten echt niet hoe het hoorde op een boerderij, zoals in de hooiberg klimmen. Dat mochten wij boerenkinderen zelf niet eens en die brutale stadse wichten deden dat zomaar en ongevraagd! Omgekeerd vonden de stadsen ons maar domme boerenlui en daarmee citeer ik bijna letterlijk het hoofd van onze mulo als reactie op een vraag van een Hooglandse jongen.
Nellie van Vulpen
= = = = = = = =

In dezelfde tijd was Wim van Dijk tijdens zijn diensttijd bij de cavalerie in Bergen bij Celle (Duitsland) gelegerd: ‘Ik hoorde het nieuws op de Nederlandse nieuwsuitzending. Voor mij betekende de annexatie het opgeven van mijn boerenbedrijf op Hoogland en het op zoek gaan naar een nieuwe plek, die ik vond in Achterveld.’

Wat was je reactie: verzet, aanpassing, discussie? Was dit anders dan voor jouw gezin/omgeving? Wat heb je concreet ondernomen of ondervonden?

Truus van Middelaar: ‘Voor mij was de annexatie een emotioneel gebeuren. Ik vond het heel erg jammer dat het ervan kwam. Aan de protesten heb ik niet actief meegedaan (nog net te jong), maar ik vond het wel goed om de overheid op andere gedachten te brengen en af te zien van deze onzinnige annexatie, zowel hier als met kruiwagens in Den Haag.’

‘Natuurlijk zou in een zelfstandig Hoogland ook gebouwd worden, maar niet zoals nu, met het verdwijnen van alle agrarische grond. Ik woon nu officieel in Amersfoort. Zelf zou ik daar niet voor gekozen hebben. Als je nu naar het gemeentehuis wilt moet je naar de stad, waar je mensen tegenkomt die je niet kent. Het dorpse van het vertrouwde Hoogland is hier in de nieuwbouw niet meer. Vroeger ging ik om kleren te kopen naar Bunschoten en Baarn, maar zeker niet naar Amersfoort; ook nu doe ik dat nog niet. Kort gezegd: ik zie geen voordeel van het opgeslokt zijn door de stad.’

Gijs Hilhorst: ‘Het was toch ook wel weer een ‘leuke’ periode waarin de annexatie speelde. We ‘stoeiden’ wat zonder dat er slachtoffers vielen. Er gebeurden geen gekke dingen. De eerste actie was met twintig trekkers demonstratief de grens met Amersfoort overschrijden, op weg naar de gemeenteraadsvergadering. We hoopten dat de politie ons tegen zou houden en dat gebeurde ook. Daardoor kwamen we in de krant, wat goed was voor de publiciteit. Amersfoort had het overigens wel slecht getroffen met de eerste gebieden die het wilde hebben. In Kattenbroek woonden veel boeren met bestuurlijke functies in onder meer de Boerenbond, de landbouwcoöperatie of het waterschap. Zij hadden ervaring met de overheid en wisten hoe te onderhandelen. Zij hadden genoeg in hun mars om zich te ‘verdedigen’ tegen het aanstormende Amersfoort. ‘

Ben Keizer en Wim van Dijk (aangezien zij samen zijn geïnterviewd, is hier niet steeds precies aangegeven wie welke visie heeft): ‘De aanwezigen in Het Hok gingen die zondagavond in oktober omstreeks kwart voor elf spontaan naar het gemeentehuis op de kruising van de Zevenhuizerstraat met de Hamseweg, na een oproep naar aanleiding van het bericht over de annexatie. Die spontaniteit werd ook wel gevoed door het gevoel van opstandigheid en protest bij jongeren in die jaren zestig.’

‘We lieten ons niet zonder slag of stoot onze zelfstandigheid als gemeente afnemen. Op de pop voor de burgemeester stond: Laumans laat je niet doordraaien. Bij de woning van de burgemeester werd geroepen: Laumans, niet zo lauw. De ernst van de situatie drong op dat moment misschien nog niet echt door. Het besef dat het voortbestaan van Hoogland bedreigd werd, kwam pas later. In eerste instantie ging het om het uiten van ongenoegen over de annexatie en was er sprake van een ludiek gebeuren. Bij het gemeentehuis hielden twee politieagenten, door ons tuten genoemd, de mensen uit Het Hok en ook anderen die zich aangesloten hadden, zo nodig in toom. Het ongenoegen betrof zowel het Hooglandse als het Amersfoortse bestuur.’

‘Eind oktober was er, ongeorganiseerd, een actiecomité Vrij Hoogland van jongeren tegen de opheffing ontstaan, dat een demonstratieve optocht door de straten van Hoogland hield. Het was een serieus protest tegen het verlies van de dorpssfeer en tegen de burgemeester die zich zonder meer had overgegeven aan het plan tot annexatie. De Vereniging Vrienden van Hoogland gaf het blad Klets uit. In haar eerste nummer riep ze iedere Hooglander op te blijven vechten voor de zelfstandigheid van het dorp en ging over tot de uitgifte van een Hooglands paspoort. Het blad informeerde over de stand van zaken met betrekking tot de annexatie.’

‘Van de kant van het gemeentebestuur, burgemeester en wethouders, kwam geen duidelijk verzet tegen hetgeen stond te gebeuren. Men redeneerde zo van: laat het maar aan ons over en gaan jullie, Hooglanders, maar rustig slapen. Vanuit de raad was er wel bij een enkeling bereidheid tot actie. Als Hoogland
al groter moest worden, dan konden ze daar zelf wel voor zorgen middels nieuwbouw en was het niet noodzakelijk dat Amersfoort dat voor ons zou gaan doen. Dat pikten we niet; uiteindelijk was het grondgebied van Hoogland groter dan dat van Amersfoort. Daarbij kwam ook dat de stad neerkeek op ons, boeren. Nu de stad ons nodig bleek te hebben voor haar uitbreiding als groeistad telden we ineens wel mee. De kreet was dan ook: Handen af van Hoogland, we redden ons zelf wel.’

= = = = = = = =
Ik wilde er niet aan
In de eerste helft van de jaren zestig was er al sprake van dat Amersfoort Hoogland zou ‘opslokken’. Daar hadden mijn medescholieren in de stad me altijd mee op de kast. Ik wilde er niet aan, maar de Amersfoorters wisten het al: Hoogland zou opgaan in Amersfoort. Ik protesteerde, werd boos: dat zouden we nooit accepteren!
Nellie van Vulpen
= = = = = = = =

De boerderij van de familie Van Middelaar is midden in de nieuwbouw blijven staan. De schapen houden de herinnering aan het boerenbestaan nog levend. (collectie Truus van Middelaar)

‘Het was spannend wat er in die tijd te gebeuren stond. Alles wat aan plannen opborrelde, kwam tot stand na overleg en vanuit de Vereniging Vrienden van Hoogland. Zo trokken we in april 1972 in een kruiwagentocht naar Den Haag, in verband met de behandeling van het wetsvoorstel van minister Beernink tot annexatie van Hoogland. Die tocht duurde drie dagen. We vertrokken op zaterdag 22 april, lopend. Onder begeleiding van veel rollend materieel ten behoeve van de broodnodige verzorging, zoals een trekker met ‘koek en zopie’. Met tussenstops in De Meern en Alphen aan den Rijn kwam de stoet dinsdags in Den Haag aan op het Malieveld. Daar voegden zich bij de stoet vijf bussen met Hooglanders. Onder aanvoering van de veertig nepmilitairen van het HOS, de Hooglandse Ondergrondse Strijdkrachten, vertrok het gezelschap met houten bijltjes naar het Binnenhof, waarbij de kruiwagens gevuld waren met Hooglandse grond bestemd voor de Tweede Kamer.’

‘In die periode deed Hoogland mee aan de Zeskamp van de NCRV, wat een flinke opsteker was voor het zelfvertrouwen, de saamhorigheid en de strijdvaardigheid van het dorp tegen de op handen zijnde annexatie. Het gevoel van trots te zijn op Hoogland werd er door aangemoedigd. Bij de behandeling van het annexatievoorstel in de Eerste Kamer (september 1973) is op het Binnenhof een wagenspel opgevoerd en is een vrijheidsboom geplaatst. In de zes jaar tussen de eerste annexatieberichten en de annexatie op 1 januari 1974, is de bevolking van Hoogland zich extra bewust geworden van haar identiteit.’

Hoe liep het voor jou persoonlijk af? Verhuizing, grond kwijt, baan kwijt, nieuwe mogelijkheden?

Truus van Middelaar: ‘Door de nieuwbouw in Kattenbroek raakte mijn vader zijn boerenbedrijf je kwijt. Gezien zijn leeftijd vond hij het niet zo vreselijk om te moeten stoppen. Wel was het naar voor ons allemaal dat mijn zwager en zus door de nieuwbouw moesten vertrekken. Zij gingen naar Drenthe, waardoor we niet meer dicht bij elkaar woonden, wat we een gemis vonden. Mijn moeder vond de nieuwbouwactiviteiten wel interessant; zij had niet die emotionele binding met het boeren en hield zich bezig met haar gezin en de tuin. Mijn vader leed er onder, dat hij gedurende die nieuwbouwperiode van acht jaar op een bouwplaats woonde, waarbij de mensen zo maar over ons erf liepen en zelfs honden de kippen dood beten. Toen de bouw klaar was, vond hij het wel goed zo. Met de nieuwe buren kon hij goed opschieten.’

‘Op de havo in Amersfoort heb ik eens een spreekbeurt gehouden over Hoogland en de annexatie, waarbij ik behalve de geschiedenis van het dorp ook mijn ‘verzet’ tegen de annexatie besprak. Ik vond het verschrikkelijk dat je dorp zo maar werd afgepakt. Een klasgenootje vroeg zich af waarom ik me daar zo druk over maakte. Ik vond het raar dat zij dat niet begreep en vroeg haar hoe zij het zou vinden als haar Soest geannexeerd zou worden. Het zei haar helemaal niets.’
‘In verband met de nieuwbouw zou onze boerderij weg moeten, waarover met de gemeente ook al onderhandeld was. Architect Bhalotra vond echter dat de boerderij gehandhaafd kon worden binnen de nieuwbouwplannen, zodat alles teruggedraaid werd. Wel voerden we met de gemeente strijd hoeveel grond we rondom de boerderij mochten hebben. Eerst was dat niet zoveel, maar later werd dat meer, omdat we grond terug kregen die uiteindelijk niet ingericht werd voor openbaar groen; dat was zo overeengekomen.’

‘Een tussenpersoon onderhandelde voor ons met de gemeente. Wel waren we daarbij steeds aanwezig. De eerste gesprekken verliepen niet zo prettig, wat gelukkig veranderde na wisseling van de tussenpersoon. De gemeente was geen prettige tegenpartij. Je was alert om te voorkomen dat je erin geluisd werd en men hield zich niet aan gemaakte afspraken, zodat we er dan zelf weer achteraan moesten.’

Gijs Hilhorst: ‘We wisten wat op ons afkwam. De gemeente wilde iets van ons hebben, goed- of kwaadschiks, wat we niet missen konden: onze boerderij, ons bedrijf. Ons doel was dat zo lang mogelijk vast te houden, want kwijtraken, dat was zeker. De gemeente had geen grond voor de boeren, alleen maar geld en dat wilden we er ook zoveel mogelijk uit halen. Ik heb zelf de onderhandelingen met de gemeente gevoerd, vanuit de hoogte: als directeur van een landbouwbedrijf wenste ik als zodanig ook alleen te spreken met de betreffende wethouder of de directeur Grondbedrijf van de gemeente. Mijn insteek was dat ik hier wilde blijven wonen en me niet weg laten jagen door de overheid, die van mij grond ‘kreeg’ voor de bouw van 250 woningen.’
‘Ik bleef er wonen, maar daar was ook alles mee gezegd. Ik was mijn familie en buren die gingen verhuizen kwijt. Ik was mijn oude vertrouwde omgeving kwijt en kon niet meer zo maar bij iemand binnen lopen om wat (soms een uur lang) te praten of zeuren over iets of niets. Nu woonden er vreemden met wie ik op een ander niveau moest communiceren. Vroeger kwamen de ooms en tantes elke week bij elkaar voor een babbel. Wil ik nu familie, broers en zussen, ontmoeten dan moet ik naar Friesland in de buurt van Oosterwolde, want daar is een aantal van hen terechtgekomen. Dat gemis wordt steeds sterker, vooral ook omdat mijn familie toch altijd een beetje ‘familieziek’ is geweest en nog steeds is. Mijn boerengrond was ik kwijt, maar we bleven er wonen. Ook al had ik mee willen verhuizen naar Friesland, dan was dat gebeurd zonder de kinderen, want die waren toen in de leeftijd van om en nabij de twintig jaar; die wilden niet weg uit Hoogland. Dan had ik daar gezeten alleen met mijn vrouw en een gespleten gezin.’

‘De ‘goede kant’ van het gebeuren was wel, dat ik nu ik 55 jaar was, kon gaan rentenieren en kon doen wat ik wilde. Dat ik niet doelloos verder hoefde, bleek al op de avond dat in de krant stond dat ik de boerderij verkocht had. Pastoor Van Reenen belde toen al op met de vraag of ik voorzitter wilde worden van Leo’s Oord. Dat heb ik toen ook meteen toegezegd. Daarnaast probeer ik de geschiedenis van Hoogland levend te houden.’

Wim van Dijk: ‘De annexatie kreeg pas in 1980-1981 gevolgen voor mijzelf en mijn bedrijf. Mijn boerderij moest wijken voor de bouwplannen van De Ham. Ik moest mijn boerenbedrijf verplaatsen en kwam terecht in Achterveld. Natuurlijk ging dat gepaard met enige weemoed, maar het was geen omzien in wrok.’

Ben Keizer: ‘Mijn woon- en werksituatie na de annexatie bleef gelijk aan die van daarvoor.’
= = = = = = = =
Weemoed
Gisteren reed ik met mijn man over de Al richting Amsterdam. Dan zie je links en rechts liggen wat ooit Hoogland was. Ik weet ook wel, niets blijft onveranderd, maar het vervult me telkens weer met diepe weemoed dat heel het dorp (met Hooglanderveen erbij), het land van mijn jeugd, zo drastisch, dramatisch mag ik wel zeggen, op de schop is gegaan. Ouder worden betekent dat je dingen achter je moet laten en dat ze nooit weerom zullen keren. Dat geldt niet alleen voor mensen, maar in dit geval ook de omgeving, het land waar je bent geboren en opgegroeid. In gedachten zie je boerderijen en de huizen nog staan, met de mensen die er woonden, en de wegen en straten die er langs liepen. Alles is weg, voorgoed weg.
Nellie van Vulpen
= = = = = = = =

Als je nu terugkijkt, ben je dan milder geworden?

Truus van Middelaar: ‘Ik ben niet milder geworden. Ik heb toen gedacht: Hier gaat iets vreselijk mis en ik vind die annexatie nog steeds heel erg.’

Gijs Hilhorst: ‘Nee, ik ben zeker niet milder geworden. Je gaat erin berusten, je moet wel. Wat ik door het gebeuren met de gemeente wel heb moeten ervaren is, dat waar je denkt dat de overheid er is om het individu te beschermen, je tot de bittere conclusie moet komen dat het individu zich tegen de overheid moet beschermen.’

Wim van Dijk: ‘Ik mis de schoonheid en de rust van het Hooglandse dorpsleven van toen.’

Ben Keizer: ‘Je kunt de klok niet terugzetten; gedane zaken nemen geen keer. Wel wekt het denken aan Amersfoort nog steeds onlustgevoelens op. Daaraan kan ruim baan gegeven worden op de jaarlijkse herdenking van de annexatie op 31 december bij het grafmonument.’