2010-2-1 De hulpdienst van Hoogland 1975-1999

“We waren altijd op pad’
GERARD RAVEN

In de jaren zestig ontstaan er in veel steden hulpdiensten. Vrijwilligers helpen gezinnen en senioren die even in nood zijn vóórdat de gezins- en bejaardenzorg het overnemen. Maar ook vullen zij het gat tussen de hulp van buren en familie en de beroepszorg. In 1964 krijgt Amersfoort een Hulpdienst. Vanaf 1969 ontstaan daarnaast kleinere hulpdiensten die in één woon­wijk werken. Ze zijn tenslotte allemaal opgegaan in de organisa­tie die nu Ravelijn heet. Ook Hoogland heeft zo’n Hulpdienst gehad. Hoe kwam die tot stand, wat heeft hij bereikt en hoe is het werk geëindigd?

1 Opbouw

In 1966 komt Tilly Peet-Bakker met haar man Gerrit en hun jonge tweeling naar Hoogland. Gerrit begint als huisarts in een keet aan de Berkenweg, maar bouwt tenslotte een huis met praktijk aan de Hamseweg. De verzuiling is hier nog sterk aanwezig. Het protestantse gezin wordt in het katholieke dorp eerst met de nek aangekeken, ook door collega Willem Verbeek. Tilly is medisch analiste en dok­tersassistente en dat past geweldig bij de praktijk. Gerrit is ook arts bij het Oranje-Groene Kruis en samen doen ze de consultatiebureaus. Ze wisselen uit welke gezinnen ook een bezoek van de ander kunnen gebruiken. Tilly neemt een bloemetje mee op kraambezoek en vindt het normaal om langdurig zieken te bezoeken. ‘Een huisarts kon toen 24 uur per dag gebeld worden, dus dat waren we al gewend. We vingen elkaar goed op.’

Eind 1967 valt Tilly van haar paard. Haar arm is op drie plaatsen gebroken. Maar ze krijgt hulp van andere leden van de hervormde gemeente, waarvan het gebouw verderop aan de Hamseweg staat. De een haalt boodschappen en de ander doet de baby’s in bad. ‘Daar was ik erg dankbaar voor. Zo kwam ik een paar jaar later zelf op het idee om mensen te helpen. Ik zag dat in de nieuwbouw­wijk De Bieshaar niemand elkaar kende.’ Inmiddels is het 1975 en is Hoogland geannexeerd door Amersfoort; Tilly is nu 35. Het idee van een Hulpdienst slaat aan in de hervormde gemeente en die benadert ook pater A. van Dorst. De katholieken helpen elkaar al vanouds, maar voor de nieuwbouw is een hulpdienst een goed idee. Van Dorst weet wel iemand. Annie Schimmel-Koenis (45): ‘Misschien werd ik juist gevraagd omdat ik geen Hooglandse van geboorte was.’

Annie is in 1967 aan De Bik komen wonen door haar huwelijk met een Hooglandse bakker. ‘Ik voelde me vreemd, kon geen woord verstaan.’ Al in 1974 wordt zij weduwe en blijft zij achter met haar kleine kinderen. Zij is dan 44 jaar. Gelukkig is ze inmiddels secretaris van de plaatselijke afdeling van de Katholieke Plattelandsvrouwenorganisatie: ‘ze hebben me door mijn verdriet heengetrokken’. Het verzoek van de kapelaan komt niet meteen goed aan. ‘Ik was na de dood van mijn man nog niet in staat te helpen, maar Gerda Mulder trok me over de streep.~ Gerda Mulder-Dekker (52) uit Park Schoonoord komt ook in het bestuur, net als Henny Mosterd-Bakker (44) van de Kolkrijst in de nieuwbouw. Het zijn allemaal nieuwe Hooglan­ders. Zo leert Annie Tilly kennen, die om de hoek woont.
Het wordt een succesteam.

V.l.n.r. Tilly en Annie met Lies van der Meer van Het Wisselkraampje (zie pag.39) 1980 (AS).

Doktersvrouw zet eigen praktijk op
In september 1975 geven de dames al tweemaal hulp aan een gezin. Annie: ‘Mijn eerste klus was de was doen bij een zieke vrouw. Ik vond het eng, zomaar bij een vreemde.’ Dan beleggen de dames een voorlichtingsavond in de katholie­ke pastorie. Er komen twintig vrouwen op af. Annie: ‘Die vrouwen gingen gewoon meedoen, misschien door ons grote enthousiasme.’ Hoe anders dan bij de Hulpdienst Liendert, waar men juist lang aarzelde. Ook informeren de Hooglandse dames bij zuster Donata van de Hulpdienst Amersfoort. Meteen schrijven ze de Amersfoortse koepelorganisatie Stichting Uitvoering Taken van Sociale Dienstverlening over hun plan. Als ze daar ook onder mogen vallen kun­nen ze subsidie binnenhalen om een kantoortje te huren.

De volgende maand haalt Jan Burgering ze met rode loper binnen, als chef Maatschappelijke Aangelegenheden en Volksgezondheid van de gemeente. Daarna gaan de dames naar Donata en voorzitter Bernard Bless van de Hulpdienst Amersfoort, maar die temperen juist hun optimisme: je moet eerst jaren zonder geld je bestaansrecht verdienen. Wel legt Donata uit hoe de organi­satie moet worden opgezet. Het Amersfoortse Hulpdienstbestuur houdt ook de boot af: Donata moet niet nóg meer belast worden en Hoogland kan veel beter een eigen identiteit opbouwen zonder inmenging van buitenaf. Eén aspect staat bij beide organisaties hoog in het vaandel: zij zijn er voor iedereen. De verzuiling komt in deze moderne tijd echt niet meer binnen.

Oktober gebruiken de initiatiefnemers verder om een startsubsidie van de Hooglandse kerken te vragen. In kerkboden en kranten vragen ze vrijwilligers voor een vakantieweek met gehandicapten. En daarna gaat het werk rustig van start. Op 22 januari 1976 wordt de eerste bestuursvergadering gehouden. De dames willen het professioneel aanpakken en voeren gesprekken met de Hulpdienst Liendert, het Rode Kruis, de Sociaal-Pedagogische Dienst en de Telefonische Hulpdienst in Hilversum.

In februari komen de vrijwilligers voor het eerst samen in Concordia. Het bestuur legt uit wat de bedoeling van de Hulpdienst is. Na de pauze gaat men al op het toerustings­pad: in kleine groepjes praat men over twee praktijkvoorbeelden. Men maakt graag gebruik van cursussen die koepelorganisaties aanbieden. Twee bestuursleden doen gesprekstechniek en een ander later rouwbegeleiding. Eén koepel adviseert opnieuw om een eigen stichting op te richten en op 13 september gebeurt dat ook. Ook hoort men dat Liendert steun krijgt van een opbouwwerker; die moet maar eens in Hoogland komen praten (dat gebeurt pas in februari ’78).

Begin 1976 is het werk nog klein: acht vragen. Maar over het hele jaar wordt 351 maal hulp verleend, meestal in het huishouden. Met 2.036 telefoontjes en 444 bezoeken doet men het verbluffend goed. Zo gaat dat in een dorp. Vergeleken met de ‘grote zus’ Amersfoort presteert Hoogland al in haar eerste jaar uitzonderlijk goed. Zij is daarmee de grootste wijkhulpdienst. Toch stelt zij in december vast ‘dat wij anders werken, niet zo groots’ als in Liendert. Het betreft overigens ook in Hoogland vooral vrouwenwerk; voor een man die zich aanbiedt klusjes te doen is er nog weinig te doen.

Ook beseft de Hulpdienst haar grenzen: zij moet bij een bepaald probleemgezin niet het beroepswerk overnemen, maar alleen aanvullende hulp geven. Nazorg bij psychische nood probeert men zolang het kan. In maart ’77 wil het bestuur problemen ‘doorspelen naar huisarts of maatschappelijk werk en niet zelf gaan dokteren’. Later zegt iemand de gezinshulp op omdat de Hulpdienst voordeliger is; het bestuur concludeert dat het alerter moet zijn om dit soort misbruik tegen
te gaan. In juni 1978 discussieert het nog eens over langdurige hulp: ‘Het blijft echter oppassen of de Hulpdienst dan niet een stukje taak van de professionele hulpverlening overneemt.’ Dat doet zich vooral in de zomer voor, wanneer gezinsverzorgsters met vakantie zijn. Het is zaak de buren en familie goed in te schakelen. Over de samenwerking met artsen, gezinszorg en maatschappelijk werk is men erg tevreden. De Hulpdienst Amersfoort is een hartelijke collega en geeft waar nodig advies en steun; zo gaan Tilly en Annie er in maart’ 82 op werkbezoek om ideeën op te doen en de samenwerking te bespreken.

Hulp in actie
De Hulpdienst Hoogland heeft een echte no-nonsense-aanpak. Annie: ‘We kon­den alles laten liggen als er hulp nodig was; ik liet gewoon de stofzuiger staan. Ik kwam bij een zieke vrouwen haar invalide man aan de Zandkamp. Zij las graag Libelle en Story, maar haar man vond dat niet goed. Daarom verborg ik de bladen onder haar kussen. De man was heel verbaasd dat ik voor niets kwam werken. Na zes weken kwam hij voorrijden en toeterde. Hij bracht me een kaas­je, want het was hem opgevallen dat ik daar van houd:

Snel zijn de dames een bekende verschijning in het dorp en de drempel is weg. Tilly: ‘Mensen hielden je aan op straat. Annie en ik waren eigenlijk altijd op pad. Je kon strijken en tegelijk een gesprek voeren. Ook deden wij soms slaap­wacht bij een zieke; daarom werd me gevraagd: “Bent u die mevrouw die bij andere mensen slaapt?” Zo heb ik de raarste dingen meegemaakt.’

Al snel gaan vrijwilligsters twee dagen per maand helpen in verpleeghuis Birkhoven in Amersfoort, maar ze worden daar niet echt serieus genomen door het beroepspersoneel. Veel aanvragen komen op het laatste moment. Het bestuur van de Hulpdienst blijft er een jaar aan trekken, maar in september ’78 is het wederzijds onbegrip zó ver opgelopen dat zij er mee stopt. Twee dames blijven
er bezoekwerk doen en helpen, maar doen dat voortaan rechtstreeks.

Al meteen mag de Hulpdienst de hulpsecretarie van de gemeente gebruiken, het oude gemeentehuis bij De Tolick. Maar dat vindt men toch geen ideaal kantoor. Tilly: ‘Even hebben we geprobeerd spreekuur te houden bij Henny Mosterd aan de Kolkrijst. Maar de Hooglanders kwamen niet: dan zou een ander hen zien komen. Dus telefonisch ging beter. Henny was geweldig in administratie, maar geen hulpverlener. Ze wilde het té goed doen. Ik moest precies vertellen wat ik bij iemand gedaan had, zodat ze dat op haar kaart kon vermelden. Maar ik wilde niet alles kwijt. Ons devies was: horen, zien en zwijgen. Wij waren er geweest, dat was genoeg.’

Nog wat voorbeelden uit iets later tijd. In 1979 staat een dakloze bij Annie voor de deur. Hij mag een kamer van de leegstaande hervormde pastorie gebruiken. Die wordt in een bliksemactie ingericht (zie ook pag 47). De Hulpdienst is ver­baasd over een nieuwe hervormde bejaardensoos; zoiets bestaat immers al jaren in Concordia op neutrale grondslag en die opzet spreekt de Hulpdienst meer aan. Toch gaat zij vervoer naar de hervormde soos regelen vanuit Hooglanderveen. Eénmaal lukt het niet vrijwilligers te vinden om een kamer te behangen en als die tenslotte toch komen is het al gebeurd: ‘een hele vervelende situatie’. Ziekenbezoek vindt men in 1982 een goede zaak, maar het mag geen verplichting worden en moet per geval worden bekeken.

Het eerste geld
De Hulpdienst moet wachten op geld van de kerken en de gemeente; die komen pas in 1977 en 1978 over de brug. Daarom verzinnen Tilly en Annie een list. Zij organiseren op 12-13 november 1976 een fancy-fair in Concordia. Jenny Verheuvel coördineert en de middenstand laat zich van zijn beste kant zien. Annie: ‘Wat een plezier hadden we eraan! Ook onze kinderen werden ingescha­keld. Er deden zeker tachtig vrijwilligers mee en er waren heel veel bezoekers. Ik ging helemaal uit mijn dak omdat we zoveel geld hadden opgehaald. Elke keer moest ik weer een zak vol wegbrengen! Zo werden we bekend in Hoogland. Het was een echt dorpsfeest. Ze hebben het allemaal zó leuk gevonden!’ Tilly: ‘Wat hebben we een werk gehad. Maar iedereen sprak erover.’ Voorlopig zijn de financiële zorgen opgelost. Er is f 8557,01 in kas.

Annie: ‘Ik deed als penningmeester veel moeite om aan subsidie van de gemeente te komen. Een raadslid zei over de kilometervergoeding: die krijg je nooit. Ik: dat zul je wel zien, dat geld zullen we krijgen. Ik meen dat we de eerste keer
f 300 kregen. Ik ging elk jaar voor controle van de boeken naar de Kredietbank aan de Teut in Amersfoort. Dat was nodig voor de gemeentesubsidie.’ Voor
1981 krijgt men al f 6 000. In juli van dat jaar komt het bericht dat de subsidie wordt verlaagd in een algemene bezuinigingsronde, maar het bestuur wil geen activiteiten schrappen. Uiteindelijk krijgt men zelfs méér geld en dat loopt verder op tot f 10 000 in 1989.

Vrijwilligersbeleid
De secretaris houdt kaarten bij van de hulpvragers en de vrijwilligers, naar het voorbeeld van de Hulpdienst Amersfoort. In 1981 krijgt iedere vrijwilliger ook bezoek of een enqueteformulier om het bestand op te schonen; dat zal later nog tweemaal gebeuren. Een jaar later komt er een gestencilde adreslijst van mede­werkers.

Naar Amersfoorts voorbeeld worden er ook thema-avonden gehouden. In okto­ber ’76 spreekt zuster Donata in Concordia. Het volgende jaar vertelt een maat­schappelijk werker dat je moet zwijgen over wat je ziet en meemaakt. Maar daar­na stopt men hier mee. In september 1981 vindt een eerste gezellige koffieochtend voor vrijwilligers plaats in Concordia, waarmee het bestuur een rechtstreeks con­tact schept. Zij wil dat voortaan elke twee maanden doen. De eerste keer zijn er 26 vrijwilligers. Zij krijgen zo meer begrip voor de organisatie en voor de moeite die het kost iemand voor een klus te vinden. Men mist nu het thema weer en dat wordt een vast onderdeel; vanaf ’89 ook op de jaarvergaderingen.

In september 1984 vertelt de nieuwe huisarts Frans Boonekamp bijvoorbeeld over verslavingen, waarmee hij veel belangstellenden trekt. Kort daarna verhuist de groep een tijd naar De Katerijst. Dit is het tijdelijke wijkcentrum in een barak aan het Kraailand (in de nieuwbouwwijk De Bieshaar), die door opbouwwerkers maar vooral door vrijwilligers wordt gerund. De huur van de Katerijst is immers maar de helft van Concordia. In 1988 haalt men de cursus Vrijwilliger op pad van de landelijke koepelorganisatie binnen; het worden drie ochtenden in De Faam. Het was ‘zeer leerzaam’, vonden de vrijwilligers. In 1990 volgt de cursus Vrijwilliger, kun je het aan?, waarvoor vijftien mensen zich opgeven.

Het eerste lustrum van de Hulpdienst wordt in mei 1981 opgeluisterd met een theatraal ‘sprookje voor volwassenen’, Klein Duimpje en de Zeven Reuzen. In 1983 gaan de vrijwilligers gezellig uit naar Münster, waarvoor ieder wat bijbe­taalt. Dat uitje wordt een traditie die tot 1990 in stand blijft. Het tienjarig jubi­leum wordt in 1986 met negentig aanwezigen gevierd In den Gloeiende Gerrit. Het eerste bestuur vertelt over de oprichting in de vorm van een samenspraak en actrice Nel Kars brengt haar Vrouwencarré. Een jaar later mogen alle vrijwilli­gers naar het optreden van het Fun Theater dat de Hulpdienst Amersfoort orga­niseert. Het is een satire op het werk van de hulpdiensten.

In 1990 spreekt het bestuur nog eens uit dat vrijwilligerswerk onbetaald moet blijven. Dat is een discussie die steeds weer oplaait, omdat de nieuwe Thuishulpcentrale wél een vergoeding geeft. Deze zorgt voor oppas van gehandi­capte kinderen en dementerende ouderen, om de mantelzorgers te ontlasten. Zij heeft in 1990-’91 zelfs even een aparte contactpersoon in Hoogland, Marja Leijtens-Smit Roeters. Daarna wordt het werk vanuit Amersfoort gecoördineerd. De THC is tenslotte met ingang van 2002 gefuseerd met de Hulpdiensten.

Promotie en hagel
De publiciteit gaat in het begin vanzelf, maar daarna moet er natuurlijk aan getrokken worden. In september ’78 blijkt de situatie nog niet optimaal te zijn. Tilly heeft een avond besteed aan voorlichting bij de pro­testantse kerkenraden, maar die hebben er niets van doorgegeven aan de leden. De redactie van Kerkespraak (hervormd) brengt eerst veranderingen aan in de kopij, maar belooft beterschap. Zij gaat ook elke maand een vraaggesprek afnemen met iemand van de Hulpdienst. Daarnaast kan de Hulpdienst in het katholieke parochieblad publiceren en heeft zij een vaste rubriek in het Hooglandse huis-aan-huisblad.


Stencils mogen de vrouwen draaien met de machine van jongerencentrum De Neng aan de Engweg. Vanaf 1981 stappen zij over op de faciliteiten van het sociaal-culturele bureau IOSKA in Amersfoort. Verder maakt de Hulpdienst zelf affiches, die bijvoorbeeld worden opgehangen bij alle artsen en wijkcentra. In november 1983 wordt de folder Weet u gedrukt en huis aan huis verspreid. Drie jaar later gebeurt dat opnieuw en worden 3000 exemplaren gedrukt. Daarna blijft men het elk jaar herhalen; in ’89 zijn zelfs 6000 stuks nodig.

De jaarvergadering in Concordia is een mooi propagandamiddel. Ook bij elk Hooglands evenement is wel een kraam van de Hulpdienst te vinden. Het ideale moment is de jaarlijkse Open Dag van het welzijnswerk; hier presenteren vereni­gingen en maatschappelijke organisaties zich. Al de eerste keer kan de Hulpdienst veel aan bezoekers vertellen en een aantal meldt zich als vrijwilliger. Die dag wordt in oktober 1978 gehouden in sporthal De Bieshaar; daarna in De Katerijst. Op de Open Dag van 1980 staat men buiten. In de kraam van de Hulpdienst kun je samen een dorp bouwen door lapjes in de vorm van huisjes, boompjes en beestjes op een kleed te hechten. Ook krijgt iedereen een boekenlegger. Maar een storm teistert de kramen zodra ze zijn opgebouwd. Moedig houdt men stand. Als er zelfs hagel in de stands valt vluchten de vrouwen naar binnen …

De laatste Open Dagen worden in september 1984 gehouden. Maar de Hulpdienst blijft kritisch: in 1981 wil zij als neutrale organisatie niet op de presentatiedagen van de parochie staan. In september’ 86 staan de dames met bon­bons en snoepjes op een winkelbraderie aan de Hamseweg, om het tienjarig bestaan van de Hulpdienst te vieren.

2 Projecten

Wisselkraampje
Intussen bouwt men het werk uit met enkele verrassende activiteiten. Die vallen maar ten dele in de doelstelling van een hulpdienst, maar daar maakt men zich in Hoogland niet druk over. Elk daarvan heeft een eigen commissie, of zoals men het later noemt een bestuur.

Jannie Smallenbroek en een vriendin bekijken het werk van het Wisselkraampje. Achter Jannie Greet Vos en Bep Oostveen. Rechts zittend Tiny Wils. Foto Hooglands Nieuwsblad 26.2.1988 (JS)

Een gouden greep is in februari 1978 het Wisselkraampje. Het wordt opgezet door Jannie Smallenbroek-Kurvink: ‘Leuk om te organiseren en mee te doen’, herinnert zij zich.

Vlnr Lies van der Meer, Nymphia Schouten en Janny Mertens, ca 1980

Haar man Riemer bedenkt de naam. Maar al binnen het jaar moet zij afhaken wegens ziekte en Lies van der Meer-Zuidema neemt het over. Zij leert de vrouwen schilderen en borduren: van niets iets te maken. En dat houdt zij vol tot op de dag van vandaag, maar nu als bezoekster. De andere gastvrouwen zijn Thea Arnold, Janny Mertens en Nympha Schouten. Elke donderdag­morgen van 9.45 tot 11.45 uur (dus in schooltijd) kun je je handwerken maken en werk van jezelf laten zien, koffie drinken en een praatje maken in De Neng. Dat contact is de sleutel van het succes, omdat het eenzame vrouwen bereikt en men zich vrij voelt problemen te vertellen. In de beginfase zijn er elke keer zo’n 25 vrouwen, in 1981 gemiddeld 35 en daarna zakt het iets in naar ca 25 in 1990. Goede doelen mogen zich om beurten presenteren. Ook de kledingbeurzen zijn een vondst.

 

Demonstratie sierknippen, ca 1980 Vlnr Tiny Wils (kunstknipster), Gerda Mulder (secretaris) twee bezoeksters (LM)

Janny Mertens is zo’n vrouw voor wie het Wisselkraampje belangrijk is. Zij is in 1961 uit Amsterdam hierheen verhuisd en heeft haar contacten eerst alleen in de straat en op school. Ze is vier jaar lang gastvrouwen herinnert zich: ‘De com­missie van vier personen organiseerde glassnijden, kaarsenmaken, kledingbeurs, stekjesruilbeurs. We verkochten tegen kostprijs. Mijn hobby is verkleedkleren maken. Alle soorten Hooglandse vrouwen kwamen daar. Ik deed er nieuwe con­tacten op en een goede vriendin, Thea, die aan de Fluitekamp woonde in de pas gebouwde wijk De Bieshaar. ‘ En ook dit: ‘Een oude dame uit die wijk keek zó uit naar het Wisselkraampje dat ze erg teleurgesteld was als het niet doorging. Ze zei: “Ik heb de datum op mijn kalender met zwart omrand”.’

Lies blijkt een andere visie te hebben op de werkwijze dan haar collega’s; zij vindt ook dat het te informeel gaat. In sep­tember 1982 moet het bestuur de commissie aan de oorspron­kelijke doelstelling herinneren: het gaat toch om het contact. Maar de meningsverschillen zijn niet op te lossen. Het bestuur moet nog die maand de ‘moei­lijke en zeer pijnlijke beslissing’ nemen de gastvrouwen te ont­slaan. Dat geeft heel wat com­motie; de commissie voelt zich weggestuurd zonder eerlijke argumenten en de bezoekers sturen ook boze brieven.

Maar het werk gaat door: er komt een nieuwe commissie. In 1986 blijkt het Wisselkraampje vooral actief met verschillende kledingbeurzen, vier maal per jaar. De belangstel­ling voor de creatieve ochtenden loopt terug, reden om Lies te vragen deze nieuw leven in te blazen. Daarna is er weinig meer over te lezen in de bestuurs­verslagen, omdat de commissie vrij zelfstandig opereert. Het tienjarig jubileum wordt in februari 1988 gevierd met een vrijwilligersavond waarvoor 100 uitno­digingen worden verzonden, plus een open dag met modeshow.

Lies van der Meer en Janny Mertens bij de opening van De Katerijst, ca 1980 (LM)

Als de Hulpdienst in 1992 gaat fuseren met de andere hulpdiensten in Amersfoort (waarover later meer) wordt het Wisselkraampje verzelfstandigd (maar we trekken de lijn nog even door). Volgens Lies was dat geen probleem: ‘Tevoren kregen we elk jaar f 200 om materialen te kopen en dat viel nu weg.’ Maar de huur van De Neng was al eerder afgeschaft en er is geen contributie.
In 2001 brandt De Neng af. Alle materialen in de eigen kast gaan daarbij verloren, plus het fotoalbum. Het Wissel kraampje wordt tijdelijk gevestigd in wijkcentrum Het Katshuis in Kattenbroek. Maar na drie jaar komen de dames graag terug naar Hoogland. Ze mogen als eerste groep weer in De Neng!

Inmiddels zijn de gasten vooral van middelbare leeftijd of ouder, meest uit Hoogland maar ook uit Schothorst en Kattenbroek. Er worden kaarten gemaakt, maar ook handwerkjes en andere cadeautjes, die ook geruild worden. Ank de Ridder coördineert het werk: zij koopt materialen in en nodigt mensen uit om hun hobby te komen demonstreren. Maar na al die jaren weet de groep er zelf ook veel van. En soms komt er ook een man.

Tegenwoordig komen er gemiddeld veertien vrouwen samen; ze zijn 58 jaar of ouder. In 2008 is het dertigjarig jubileum gevierd. Lies: ‘Het is net als in een huwelijk: je groeit steeds meer naar elkaar toe. Het is saamhorig, een gezellige vriendinnenclub die ook nieuwe gezichten makkelijk opneemt.’

Braderie op Kraailand, ca 1984. Het Wisselkraampje was ook aanwezig om bekendheid te krijgen (LM).
Het bekende gidsje van de Welkomsgroep (AR)

Welkomstwerk
Gelijk met het Wisselkraampje wordt in februari ’78 een eerste contactavond van de Welkomstgroep gehouden. Coördinator Fop Bos haakt aan bij het welkomstwerk van de kerken. Dit is al eerder opgezet in de nieuwe woonwijken in Amersfoort-Oost. Die eerste avond melden zich twintig vrijwilligers; de Dorpsraad en de Raad van Kerken beloven ook mankracht. De formule is eenvoudig: aanbellen, de Gids voor nieuwe inwoners geven en later ook uitnodigen voor een kennismakingsavond.

Eerst heeft men het katholieke boekje, maar men wil iets van zichzelf. Dat kost een jaar: ‘Hoewel alle kommissieleden … harde werkers waren, moet worden vermeld, dat het verzamelen van de benodigde gegevens voor het boekje een … werk was’ (Jaarverslag 1978). Alle dorpelingen krijgen het. Dat kan dankzij een gift van de Rabobank, die in ruil hiervoor de adressen van nieuwe bewoners krijgt. In januari ’79 is er een contactavond van de Hulpdienst over het welkomstwerk, waarop het boekje wordt gepresenteerd. Per wijk is er nu een coördinator die op verhuiswagens let en zorgt dat men dezelfde avond aanbelt. Het volgende jaar heeft men veel werk aan de nieuwe inwoners van De Bieshaar-Zuid. De eerste kenningsmakingsavond met dia’s van het dorp en een presentatie van de Hulpdienst wordt zeer gewaardeerd. Elk jaar maakt men het blauwe boekje opnieuw, maar tussentijds zijn alweer inlegvellen nodig. In 1982 blijkt het echter ‘zeer moeilijk’ nieuwe medewerkers te vinden en dat blijft zo.

De genoemde gift van de Rabobank is hard nodig, omdat de Hulpdienst in 1978 f 1800 meer heeft uitgegeven dan ontvangen. Dat betekent interen op de reserve van de fancy-fair en dat kan geen jaren meer doorgaan. Verschillende bestuursleden moeten nog wennen aan een sponsor, omdat zij geloven in vrijwilligerswerk. Maar het volgende jaar wil men toch ook donateurs gaan werven. Omdat de adressen vervolgens niet doorkomen haakt de bank af en dat leidt tot geldzorgen. Verschillende nieuwkomers hebben zelfs na drie weken nog geen boekje ontvangen. In 1980 gaat de Welkomstcommissie zelfstandiger opereren, zodat het bestuur van de Hulpdienst meer op afstand komt. Datzelfde jaar moet men echter de teugels weer wat aanhalen en worden alle vrijwilligers bezocht.

Op de eerste contactavond praatte men al over de begeleiding van buitenlandse gezinnen die hier komen wonen, naar het voorbeeld van een werkgroep die samenkomt in de Bergkerk in Amersfoort. De Hulpdienst wil die een cursus laten geven. In juni ’79 vindt de eerste vergadering plaats voor deze tak van sport. Een vertegenwoordigster van de werkgroep in Amersfoort vertelt over ervaringen met Turkse en Marokkaanse gezinnen. Ook nodigt men later iemand uit van de Gemeentelijke Sociale Dienst (GSD), omdat Hoogland Surinaamse en Antilliaanse inwoners krijgt.

Kennismakingsavond voor nieuwe bewoners, ca 1980. Links Tiny Wils.

 

De Hulpdienst Hoogland en de GSD hebben dan al drie weken een Antilliaans gezin intensief begeleid bij aankopen om het huis in te richten. Later volgen nog drie van zulke gezinnen, maar die gaan de gekregen spullen ruilen of besteden het budget anders dan bedoeld. In het blauwe boekje komt een inlegvel in verschillende talen. Omdat veel gezinnen al enkele jaren in Nederland zijn blijkt verdere begeleiding niet nodig te zijn.

In juni 1981 is er een geslaagde medewerkersavond van het Welkomstwerk in De Katerijst. De vrijwilligers zijn voornamelijk vrouwen en zij hebben belangstelling om elke twee maanden bijeen te komen. In 1984 wordt dat jaarlijks. Ook hier wordt de vrijwilligerslijst geregeld opgeschoond.

In april’ 86 gaat men overleg voeren met de kerken voor de toekomstige nieuwbouw in De Bik. In oktober zijn de eerste tweehonderd woningen klaar, die allemaal de folder van de Hulpdienst bezorgd krijgen. Ook gaat men weer speuren naar verhuiswagens. Op een avond voor nieuwe bewoners het volgende jaar geven zes nieuwe vrijwilligers zich op.

Dat najaar willen alle commissieleden stoppen met het werk, op één na. Een onprettige samenloop van omstandigheden. Het bestuur zoekt naar vervanging, want ‘het Welkomstwerk is té belangrijk om te laten verwateren’. Tegelijk worden vijfhonderd blauwe gidsjes beschikbaar gesteld om in de welkomstmappen van de kerken te doen die in de nieuwe wijk Zielhorst worden verspreid.

Al vanaf het begin is het moeilijk om regelmatig adressen van nieuwe inwoners te krijgen van de gemeente. Daarom gaat er in februari ’86 weer een brief over uit; de kerken krijgen ze immers wél. Het helpt niet. Twee jaar later stellen de kerken hun gegevens beschikbaar, maar zo mis je wel de rest. Opnieuw gaat het bestuur praten met de gemeente. Pas in het tweede gesprek begrijpt Burgerzaken wat de Hulpdienst doet en gaat het roer om. Met gejuich worden in april de eerste adressen ontvangen, maar al snel stagneert de informatie weer. Daarom gaat men opnieuw samenwerken met de Vereniging Dorpsbelangen Hoogland en de Raad van Kerken. Het werk begint in De Ham. Op 5 juli 1989 is er een eerste welkomsavond in het Driespan met een kraam van de Hulpdienst.

In januari ’90 stelt men sip vast dat de inhoud van het informatieboekje grotendeels in de gemeentegids staat, behalve de artsen en dienstverlenende instellingen in Hoogland; het is dus beter het boekje daarop te concentreren. Daarna loopt het werk goed. Als het kantoor wordt betrokken (zie hieronder) nemen de coördinatoren de administratie over en dat kost hen weinig tijd. Ook de bezorging verloopt voorspoedig en men wil nu zelfs wel het rode boekje van de Raad van Kerken meenemen. Het Welkomstwerk is bij de fusie van 1992 overgedragen aan de Hooglandse partners en het vindt nog steeds plaats, tot in Vathorst.

Heen en Weertje
In 1979 ontstaan zelfs drie nieuwe commissies. Het Heen en Weertje is de eerste. Deze zamelt tweedehands artikelen in en deelt ze weer uit. Dat eerste jaar laat coördinator Jaap Modderman met vijftien mensen 450 vrachten rijden. Vijf woningen worden zo’n beetje helemaal ingericht. Jaap: ‘Aanvankelijk was de opslag gesitueerd in een stal bij een boerderij in Hoogland-West. Later mocht gebruik worden gemaakt van de toen leegstaande pastorie aan de Hamseweg tegenover de De Inham. Een dakloze mocht hier tijdelijk een kamer betrekken en deze werd ook voorzien van meubeltjes. Helaas bleek later dat hij de meubels ging verkopen. Nadat een andere ruimte voor hem was gevonden moest hij weer weg.’

Het jaar daarop gaat men samenwerken met collega’s uit Amersfoort, die een groter depot hebben. Annie: ‘Ik had een vijfdeurs auto en bracht elke vrijdag spullen naar iemand van het Wit-Gele Kruis in Amersfoort.’ Tilly wint een wedstrijd voor de radio en kan met de prijs een aanhangwagentje aanschaffen. Maar zij herinnert zich ook dit: ‘jaap Modderman sjouwde van alles. Hij luisterde niet naar onze waarschuwingen. “Nu kan ik het nog doen, want over anderhalf jaar zit ik in een rolstoel.” Dat gebeurde ook.’ Jaaps handicap zit hem in de weg. In maart 1980 kan hij niets meer dragen en moeten anderen het overnemen. In september gaat Caritas Amersfoort rijden en opslaan, waarmee het Heen en Weertje langzaam leegloopt. Het volgende jaar wordt de aanhangwagen verkocht.

Jaap Modderman wordt intussen afgevaardigde van de Hulpdienst naar de Werkgroep Buitenlandse Werknemers in Amersfoort. En voorzitter van de WAO-groep Eemland, wat eind 1981 uitmondt in de Vrijwilligers Vakaturebank in Amersfoort. Dat idee had hij al in januari 1980 geopperd (samen met het opknappen van meubels), maar de Hulpdienst Hoogland durfde het niet aan: ‘Het streven is loffelijk, maar voorlopig wordt dit veel te groots’. Het opknappen van meubels wordt later een tweejarig project van de Vakaturebank, waaruit de eerste Kringloopwinkel ontstaat. De Vakaturebank zelf zal in 2003 ook opgenomen worden in Ravelijn.

Open Ochtenden
Yvonne van Ouwerkerk organiseert vanaf oktober 1979 de Open Ochtenden, viermaal per week in De Katerijst. Dit gebeurt naar het voorbeeld van Liendert Leefbaar en in samenwerking met het opbouwwerk en Het Trefpunt. Dat laatste is een zelfstandige buurtgezelligheidsorganisatie die is voortgekomen uit de fancy-fair van de Hulpdienst.

De gemeente heeft voor de ochtenden liefst f 15.000 over, maar begin 1980 lopen ze nog niet. Er komt maar een handvol mensen. Het gebouw is moeilijk te vinden en de ruimte is niet gezellig omdat het een klaslokaal lijkt. De koffie moet f 1 kosten en dat vindt men te duur. Meer succes is er op maandag en vrijdag, wanneer wordt gewerkt aan een wandkleed voor een kale muur in het ‘klaslokaal’. Op de Open Dag van dat jaar wordt het onthuld. De donderdag wordt geschrapt omdat de vrouwen dan naar ’t Wisselkraampje gaan. (Dinsdag is er yoga en woensdag een thema van Het Trefpunt.) Het ontbreekt niet aan vrijwilligers, want er staan dertig gastvrouwen klaar. De opkomst stelt echter zó teleur dat men dit werk stopt. Het Trefpunt wordt in 1981 opgeheven.

Vrijwilligsters en bezoeksters maakten tijdens de Open Ochtenden dit wandkleed in De Katerijst. Hier de onthulling op de Open Dag van 1980. Vlnr Tille Peet, Nymphia Schouten, mw.Vermeer (echtgenote van de burgemeester die de opening verrichtte) Emmy Visser, Marijke Overbeek en Yda de Boer (gastvrouw) (LM)

Kerst-Inn
De derde activiteit is de Kerst-Inn, met versiering, spelletjes, hapjes en drankjes. Het is een idee van de beheerscommissie van De Katerijst en Jaap Modderman coördineert ook dit werk. Het Hulpdienstbestuur heeft vanaf het begin twijfels; is er wel behoefte aan? (De Hulpdienst Amersfoort had inderdaad al in 1973 ontdekt dat het massale dan niet zo trekt.) Maar de eerste keer in 1979 komen er 160 mensen en is er financiële steun van de kerken! Dat neemt alle twijfels weg.

Voor Tweede Kerstdag 1981 wordt er niet meer huis aan huis een uitnodiging gebracht, maar hangen er wel weer affiches. Ook deze actie is ‘goed geslaagd’. Omdat het bezoekaantal wel was teruggelopen besluit men het volgende jaar het niet opnieuw te doen.

Club zonder Drempels
In 1979 laat de Hulpdienst een nieuw staaltje van improvisatievermogen zien. Jaap Moerland (niet te verwarren met Jaap Modderman) zit in een rolstoel en plotseling overlijdt zijn vrouw. Hij heeft elke dag en avond hulp nodig voor zichzelf en zijn kinderen. Tilly Peet: ‘We maakten een schema van verpleegkundigen om hem thuis te helpen; het liep als een trein.’ Die 21 vrouwen worden gevonden in samenwerking met Kruiswerk Eemland.

De nood van gehandicapten laat het echtpaar Peet niet los. In 1981 is Tilly’s man Gerrit betrokken bij de oprichting van de Lions Hoogland, die een project wil adopteren. Jaap is ook lid en komt met het idee van een rolstoelsoos, met informatie, gezelligheid en spelletjes. In juni staat de Hulpdienst zo op de Informatiemarkt Gehandicapten van de Lions, waar al tien rolstoelers zich inschrijven en nog twaalf adressen worden genoteerd. In september richten zij met vijftien rolstoelers de Club zonder Drempels op en kort daarna wordt de doelgroep uitgebreid tot alle gehandicapten. De Lions zorgt voor het vervoer, de Hulpdienst voor helpende handen tijdens de bijeenkomsten. Lies van der Meer zet ook hier meer dan 25 jaar haar creatieve talent in. Het bijzondere is dat het clubbestuur geheel uit cliënten bestaat. Jaap wordt coördinator. De club komt elke veertien dagen op woensdagmiddag samen; eerst in De Dissel, later in De Neng en tegenwoordig in ’t Duysthuisje (Vathorst).

De Hulpdienst organiseert in 1982 een bingo-avond voor dit werk. Tilly: ‘We gingen talloze gebouwen langs, maar allemaal vol drempels.’ Tenslotte vinden
zij De Flint wél geschikt. Er worden veel cadeaus ingezameld en de avond levert liefst f 4 000 op, zodat de club als zelfstandige stichting verder kan gaan. Tilly blijft 25 jaar voorzitter van de gehandicaptensociëteit, tot 2007. De club draait nog steeds zonder subsidie.

Hooglanderveen
Al in januari 1976 had zich een vrijwilliger uit Hooglanderveen gemeld; maar dat was toen een brug te ver. Men zou daar beter zelf een hulpdienst kunnen vormen, was de gedachte. Maar sinds de Club zonder Drempels denkt men anders. In juni 1983 benadert het bestuur Agnes van Bekkum om een afdeling op te richten. Zij is de vrouw van aannemer Jan van Bekkum. Eerst is Agnes niet enthousiast, maar na enige gesprekken gaat ze om. Ze wordt coördinator, maar wil geen bestuurslid zijn. Mede door haar wordt ook Ingrid ter Steeg van de Dorpsraad Hooglanderveen actief, die het vrij snel van Agnes overneemt. Als fysiotherapeut is Ingrid het eerste bestuurslid met een professionele achtergrond.

Er komen berichten in de Amersfoortse Courant en de Hooglanderveense Informatiekrant HIK. En een voorlichtingsavond, een Open Dag in De Dissel, een praatje voor de bejaardensoos van verzorgingshuis St Jozef en een bezoek aan de Vrouwenvereniging Hooglanderveen. Maar ook die brengen de schapen nog niet over de dam. In 1984 zijn er maar een paar hulpvragen voor zeven vrijwilligers met hun eigen koffieochtend. De negatieve houding van pastoor Batenburg helpt natuurlijk niet echt. Het dorp kent nog een intensieve burenhulp, maar door de vergrijzing verwacht men wel dat de vraag zal toenemen.

Inderdaad zijn er het volgende jaar iets meer hulpvragen van nieuwe bewoners. Te weinig voor de kleine maar zeer enthousiaste groep vrijwilligers, die daarom ook in Hoogland invalt. In maart 1985 komt het eerste signaal dat het wat begint te leven. Samen met de Belangenvereniging Hooglanderveen gaat men ook hier welkomstwerk doen en folders verspreiden (eerst met een vermelding, later een apart exemplaar). In 1987 zijn er zeventien vragen, een jaar later een kleine zeventig voor zes vrijwilligers. Het volgende jaar is er een laatste Open Avond in De Dissel. Het werk gaat door, maar de latere voorzitter Truus Hendriks herinnert zich: ‘Elke bestuursvergadering vertelde Ingrid over het werk. Rode draad was het gebrek aan hulpvragen; dat bleef zo tot de fusie van 1992.’

Mannen
In tegenstelling tot Amersfoort zijn er in Hoogland maar vijf of zes heren bij de vrijwilligers. Bestuurslid Bep Oostveen-Meinecke herinnert zich: ‘Er was ook weinig vraag naar kluswerk: iets ophangen, de tuin doen. De vragen waren vooral huishoudelijk van aard of bezoeken van zieken en senioren. Niek Tabak heeft het heel lang volgehouden. Ook mijn man deed wel eens iets, zoals katten voeren bij vakantie.’

Omdat het werk groeit komt er in 1981 een vijfde bestuurslid. Het moet ditmaal een katholiek zijn en nu moet er ook maar een man komen, Anton van ’t Klooster (1921-1997). Hij is lid geweest van het parochiebestuur en boer van Ooster Calveen aan de Calveenseweg, maar heeft het bedrijf overgedaan aan zijn zoon en is net verhuisd naar een rijtjeshuis in De Bieshaar. Bep herinnert zich hem goed. ‘In het begin dacht ik: wat moeten we met die man? Hij trad niet op de voorgrond en deed weinig zelf. Hij was een man van weinig woorden, maar luisterde heel goed. Hij kon opmerkingen maken waar niemand bij stil had gestaan. We hadden veel steun aan hem; hij dacht echt mee. Ook stelde hij graag zijn boerderij beschikbaar voor een vrijwiligersochtend, met koffie en koek en een rondleiding. Hij reed ook wel eens iemand, maar dat moest je hem dan wel vragen.’

Bestuursleden Gerda Mulder, Annie Schimmel en Henny Mosterd, 1983. Rechts Henny’s man Paul Mosterd. (AS)

3 Van pionieren naar delegeren

Metaalmoeheid
Net als zuster Donata in Amersfoort overkwam valt het jarenlange werk vooral het bestuur zwaar. Dat komt doordat de vier eerste bestuursleden hun eigen telefoonnummers op de folder hebben gezet. Bij nacht en ontij kun je dan opgebeld worden en dat pleegt ook een aanslag op de gezinnen van de dames. Tilly Peet: ‘De continue bereikbaarheid hebben Gerrit en ik nooit als een belasting ervaren; mijn man heeft me altijd gesteund in dit werk. De kinderen wel: “Wie eet er nu weer mee? Wie is er nu weer zielig?” Twee boerenjongens van een jaar of tien hadden thuis alleen een kraan bij de deel. Ze mochten de ene week bij mij douchen en de andere week bij iemand anders. Mijn kinderen: “Weer die … ? ‘” Ook Annie Schimmels kinderen reageren zo. Of een dochter van Gerda Mulder: ‘0 nee, niet weer een hulpvraag daar aan de eetkamertafel, hè!’ Het leek soms of het kind dan zelf niet meetelde, omdat dat geen problemen had.

Annie: ‘We hadden energie voor twintig; geen berg was te hoog. Het was zo’n mooie tijd, waar ik veel inspiratie van heb gehad. Maar het werd voor ons allemaal teveel. Ik heb het idee dat het op was bij alle vier. Henny Mosterd had twee zwaar gehandicapte kinderen in huis genomen, waarmee de Hulpdienst ook fors werd belast.’ Tilly: ‘Alles deden we. Het was heel warm. Je kon alles tegen elkaar zeggen. Ik moest stoppen wegens medische klachten. Het was niet de Hulpdienst, maar alles bij elkaar werd het me teveel.’ Eerst vertrekt Annie en voorjaar 1983 kondigt ook Tilly Peet aan dat zij wil stoppen.

De andere bestuursleden schrikken daarvan. Secretaris Gerda Snijders vindt de ‘Hulpdienst sterk achteruitgelopen en ziet [de] “kapitein” als eerste ’t zinkende schip verlaten’. Bep Oostveen ziet de Hulpdienst ‘met [de] huidige gang van zaken niet zitten’ en vraagt Tilly nog een jaar aan te blijven. Anton van ’t Klooster meent dat de hulpdienst heeft geleden door teveel verschuivingen in het bestuur. Dat voorjaar bezint het bestuur zich op de terugloop van de vragen vergeleken met de begintijd: hebben we nog wel recht van bestaan, of weet men ons niet te vinden? Twee nieuwe bestuursleden krijgen nauwelijks hulpvragen door, omdat hun telefoonnummers nog niet vermeld staan in de krant.

Penningmeester Dorien Brentjens observeert dat het bestuur te geïsoleerd opereert en de contacten met de Hulpdienst Amersfoort en de professionele zorg is kwijtgeraakt. De meeste hulpvragen blijken via dokter Peet te komen; de andere huisartsen verwijzen weinig en de zorgorganisaties zelfs niet. Tilly geeft toe dat haar contact met zuster Lensink van het Wit-Gele Kruis niet optimaal is, waardoor mogelijk één hulpvraag niet was doorgegeven. Het bestuur besluit daarop de samenwerking met de zorginstellingen weer aan te halen. Een spreekuur in De Katerijst wordt echter afgewezen, omdat dit teveel verplicht en de schijn van beroepszorg geeft.

Nieuw élan
Tilly blijft vooralsnog aan, maar wordt ziek en moet daarom later in het jaar toch afhaken. Bep Oostveen wordt voorzitter. Dat is een geheel ander persoon: ‘Ik ben in 1979 vanuit Amersfoort in Hoogland komen wonen en meteen bij de Hulpdienst gekomen. Ik was toen huisvrouwen viel in als verkoopster van damesmode. Iemand nam mij mee naar een bijeenkomst en ik gaf mij op als
vri jwilliger.’

In Concordia geeft Tilly Bep bij de overdracht van het voorzitterschap een prachtige hamer. Zelf had ze de vergaderingen altijd geopend ‘met een willekeurig voorhanden zijnde suikerpot of kopje’. Na het vertrek van de pioniers wordt het moeilijk het enthousiasme vast te houden. Annie: ‘De activiteiten waren door anderen eigenlijk zo niet te doen. We waren een echt team.’ En Tilly: ‘In de jaren’ 80 gingen steeds meer vrouwen werken. De kinderopvang en de zorgsector werden professioneel opgezet. Terwijl ons devies was: we zijn er meteen.’

Voor betere afstemming treden de voorzitters Mia Wijnolz van Het Wisselkraampje en Marijke van Over beek van de Welkomstdienst in september 1983 toe tot het hoofdbestuur (die term was een jaar eerder ingevoerd ter onderscheid van de commissiebesturen, die de projecten doen). Opmerkelijk, want in 1980 was zo’n constructie nog stellig afgewezen. De statuten worden er zelfs voor aangepast. Inmiddels is het aantal commissies wel teruggelopen tot twee, dus het is ook te overzien. Iets later kan men zelfs melden dat het hulpwerk ‘erg goed’ draait, al horen we geen cijfers.

In augustus 1984 verbaast de Hulpdienst zich over het plan van de katholieke pastor Iet Schomaker om een verzuilde bejaardenzorg op te zetten, samen met Maatschappelijke Dienstverlening Eemland (zelf ontstaan uit een fusie van een katholieke organisatie met Humanitas). De Hulpdienst wil hierbij niet helpen. Als in oktober 1986 de gezamenlijke diakonieën om hulp vragen is men positiever, maar ook hier wordt het neutrale karakter van de Hulpdienst nog eens benadrukt.

Annie Baats is de nieuwe leidster (later het hoofd stedelijk bureau) van de hulpdienst Amersfoort 1987. Ze heeft in het kantoor aan de Groenmarkt even geen werkplekje kunnen vinden (AR)

In oktober 1987 staat alles in het teken van de nieuwe woonwijk De Bik, die in snel tempo wordt opgeleverd. Truus Hendriks-Boon is sinds een jaar de enthousiaste coördinator van de wijkcommissie Bik City. Zij is maatschappelijk werkster in verpleeghuis Birkhoven. Als buitenstaander ziet zij de Hooglandse verhoudingen scherp: ‘Het cultuurverschil met de stad was groot; dat zag je bijvoorbeeld in de sfeer van het Wisselkraampje. Het bestuur van de Hulpdienst Hoogland bestond uit gezellige vrouwen. Het kwam allemaal vanuit het hart, er was gemeenschapszin, heel actief. Dat kon ik waarderen. Je voelde je thuiskomen, dat je opgenomen werd door die gemeenschap.

Het was ook wel wat kneuterig, maar dat vond ik okee als het hier zo leefde.’ Truus zet meteen een goede samenwerking met de Hulpdienst op door vrijwilligers te werven en hulpvragen door te geven. Bep en haar collega ’s zitten opnieuw op een dood punt. Doordat de beroepszorg bezuinigt komt er steeds meer intensief werk bij de Hulpdienst terecht: stervensbegeleiding, zware handicaps of gewoon ingewikkelde situaties. Ook de andere hulpdiensten in Amersfoort ervaren dat.

Hoogland groeit door en ook Zielhorst wordt nu gebouwd. Er moet dus een coördinator komen met een centraal telefoonnummer. Zelfs het in dienst nemen van personeel wordt nu niet uitgesloten. Het valt op dat hierbij niet de hulp wordt ingeroepen van de nieuwe leidster van de Hulpdienst Amersfoort, Annie Baats. Die is immers wél gevraagd of haar artikel over de zorgzame samenleving mag worden overgenomen in het kerstnummer van het Hooglands Nieuwsblad. Met een advies van het Centraal Punt Bejaardenzorg Amersfoort komt men nog niet verder. Tenslotte beseft het bestuur dat zij het uitvoerende werk moet delegeren. Als nieuwe doelstelling formuleert zij: ‘bijzondere taken op het gebied van maatschappelijk werk’, vooral ‘daadwerkelijke hulp aan gezinnen en personen in omstandigheden waar directe hulpverlening noodzakelijk is’. Bep: ‘Het voornaamste was dat het werk werd gedaan. Wij gingen voorop, maar de vrijwilligers moesten het uiteindelijk doen. Je kunt niet op alle plaatsen tegelijk zijn.’

Met nieuwe energie volgen enkele bestuursleden in februari 1988 een cursus beleid. Op 3 mei wordt een aparte Hulpdienst Zielhorst opgericht door de pastorale voorbereidingscommissie (dus niet in 1989, zoals in mijn boek over Ravelijn staat). Men start de hulpverlening in november, maar het wordt geen bloeiend bedrijfje. In 1994 zal het werk terugkeren bij Hoogland, dat Kattenbroek er al bij doet en nu Hulpdienst Amersfoort-Noord gaat heten.

In 1988 besluit het bestuur nogmaals om te stoppen met uitvoerend werk. Het wordt tijd voor een eigen kantoor en betaalde coördinatoren. Daarvoor sleept men samen met het Centraal Punt Bejaardenzorg Amersfoort een aanvullende subsidie van liefst f 11 450 in de wacht, in het kader van Flankerend ouderen-beleid! Zeventig procent van de verleende hulp in Hoogland geldt immers senioren.

Intussen moet het bestuur versterkt worden. Daarvoor kiest zij een originele oplossing. De Hulpdienst belegt in De Faam tweemaal een overleg met RK Caritas, protestantse diakonie, Vereniging Dorpsbelangen Hoogland en Belangenvereniging Hooglanderveen. Via hen wil zij bestuursleden werven, en inderdaad komen er zo drie bij!

Bep Oostveen geeft de voorzittershamer aan Truus Hendriks. november 1 988 in Concordia. Op de rechter­foto speldt Truus Bep een corsage op (TB).

 

Bep Oostveen wordt in november ’88 opgevolgd door Truus Hendriks. Truus herinnert zich nog goed hoe dat ging: ‘Bep wilde stoppen als voorzitter en zag mij wel in die rol. De bestuursleden waren moe van alle werk en zochten een frisse wind. Ik bracht hen perspectief. Bep kon de Hooglandse schaal aan door de steun van de andere bestuursleden. De vrijwilligerswereld was voor mij iets heel anders dan de beroepszorg. Ik heb eerst tijd genomen om er in te groeien en ieder te prijzen voor haar bijdrage. Ik zag al dat het professioneler kon. Zo was men het contact met de zorgsector kwijt; Tilly Peet had daar waarschijnlijk de kennis en relaties voor gehad, maar de volgende generatie niet. In die tijd verliepen contacten meer tussen twee mensen (bijvoorbeeld met de wijkverpleegster) en niet in de vorm van afspraken tussen organisaties. Er ging toen ook veel via de huisarts.’

‘Ik was ook ambitieus, wilde de Hulpdienst moderniseren door goed bestuur, goede coördinatoren en met oog voor het eigene van de wijk. Ik heb de verga­deringen geprofessionaliseerd, maar was verder voorzichtig met al teveel veranderingen, want dat paste niet. Ik heb niet geprobeerd de vrijwilligershulp zelf te professionaliseren, wel om hen geleidelijk naar de fusie te leiden. We hadden al bijeenkomsten om de samenwerking met Annie Baats van de Groenmarkt en de andere wijkhulpdiensten aan te halen.’

Een apart bureau en coördinatoren
Er zijn begin 1989 nog steeds drie bestuursleden tevens coördinator en dat blijft ook zo tot de fusie. Maar nu komt er wel versterking. Een maand nadat de subsidie is overgemaakt start de Hulpdienst met spreekuren in de zaal Bakhuis van Concordia, op 17 april. Op voorstel van het Centraal Punt Bejaardenzorg Amersfoort is ook mbo-stagiaire Gerda Kerkhof twee ochtenden per week aanwezig. Zij neemt de telefoon op en blijft na haar afstuderen nog tot mei ’90 komen. Men heeft nu een nieuw rond telefoonnummer. Bij afwezigheid draait een antwoordapparaat; men verwijst naar de Groenmarkt als er sprake is van een dringende situatie. Van daaruit weet men de vrijwilligers ook te vinden. Bovendien gaan de coördinatoren samen vergaderen.

Hulpvragen april-oktober 1989
autovervoer 200
boodschappen 18
wandelen 15
oppassen 14
overig 16
263

Dat jaar signaleert het bestuur zelf dat de taakverdeling onduidelijk is en over teveel schijven gaat. Men spreekt dan af dat Truus de media doet en de coördinatoren de promotie en informatie voor de eerste lijn. De coördinatoren maken een notitie met rechten en plichten van vrijwilligers en herzien de tekst van de folder. Die zomer blijkt de vervanging niet mee te vallen en daarom neemt Amersfoort het de volgende zomer helemaal over; er zijn dan trouwens weinig vragen.

Het aantal vrijwilligers was gegroeid naar ruim 100 in 1980, maar in 1990 is dat nog maar 70, plus de zes in Hooglanderveen. Toch kan men de hulpvragen makkelijk aan. In februari signaleert men immers een scherpe terugval van hulpvragen, ondanks de promotie. Het bestuur geeft vrijwilligers toestemming in Zielhorst en Schothorst-Noord te helpen, omdat er overcapaciteit is. Vanaf mei wordt bij afwezigheid telefonisch meteen doorgeschakeld naar Amersfoort. Er zijn even twee stagiairs die om beurten dagelijks om 9-11 uur in Concordia zitten. Na hun vertrek valt men terug op de donderdagen; dat is ook voldoen­de, omdat er nu heel weinig hulpvragen via het spreekuur komen. Dat hele jaar zijn er in totaal maar 146 vragen. Bezoekwerk doet men niet; hiervoor is De Zonnebloem. En voor vervoer is een begeleider vereist, om te voorkomen dat het een goedkope taxi wordt.

In december ’90 verhuist men naar De Neng, omdat de gemeente wil dat alle hulpdiensten in de wijkcentra zitting houden. Daarvoor en voor andere activiteiten hoeven ze geen huur meer te betalen.

Begin 1991 zijn er bijna geen vervoervragen meer en ook de andere activiteiten ‘kabbelen voort’. In oktober valt een hard besluit: de groep vrijwilligers wordt teruggebracht tot de harde kern. ‘Beter twintig actieve dan zeventig waarvan een groot deel desgevraagd toch net niet kan.’ Begin 1992 staan er nog steeds weinig aanvragen in het logboek.

Vrijwilliger en oud-bestuurslid van Hoogland Niek Tabak drinkt koffie in het kantoor aan de Groenmarkt. ca 1995 (AR).

4 Samenwerking op commando?

Op weg naar fusie
Intussen is de rust toch wat verstoord doordat het Centraal Punt Bejaardenzorg Amersfoort in december 1987 een inventarisatie heeft gemaakt van het gehele vrijwilligerswerk in Amersfoort, kennelijk in opdracht van de gemeente. Op dat moment beseft het bestuur van de Hulpdienst Amersfoort aan de Groenmarkt al dat de coördinatoren van wijkhulpdiensten teveel zelf moeten doen, omdat er niet voldoende vrijwilligers zijn. ‘Er is een betere organisatie nodig in totaal Amersfoort.’ Men ziet ook in dat het karakter van het werk hiermee zal veranderen. Eind 1988 verschijnt de gemeentelijke nota Vrijwillige hulpverlening. De wethouder wil meer lijn in de subsidiëring van vrijwilligersorganisaties als de hulpdiensten. Wat hem betreft kunnen ze beter fuseren tot grotere, sterkere organisaties, maar daar schrikken de hulpdiensten nogal van. Wat blijft er dan over van hun eigen gezicht, hun werk in de wijk, dicht bij de cliënt en de vrijwilliger, kortom de menselijke maat? De meningen zijn verdeeld; ook de Groenmarkt is vóór zelfstandige wijkhulpdiensten. Men ziet wel in dat de samenwerking moet toenemen, want overal komt men dezelfde problemen tegen: door bezuinigingen verschuiven de grenzen van het werk en er zijn zorgen over subsidie en huisvesting. Ook is het beter gezamenlijk naar buiten te treden, zowel naar de gemeente als naar de bevolking.

Subsidies 1989 bestemming
Groenmarkt 122.500 personeel, huur, organisatie
Hoogland 10.000
Vermeerkwartier 4.500
Leusderkwartier 4.000
Van Randwijck Regio 4.000 huisvesting
Schothorst Samendoen 2.400 activiteiten
Zielhorst 0 4.000 aangevraagd
Liendert 0
Soesterkwartier 0

De gemeente neemt wat gas terug: fusie hoeft niet, maar de subsidiëring gaat vanaf 1990 via de Groenmarkt, zodat de wethouder feitelijk toch één loket overhoudt. Zo worden in 1988 al twee overlegorganen gevormd, het Bestuurlijk Overleg Hulpdiensten Amersfoort (BOHA) en het Coördinatorenoverleg. De voorzitters zijn twee Groenmarkters, respectievelijk bestuurslid Leo Grootkop en Annie Baats. Truus Hendriks gaat er trouw heen. Arie Morren van het kerkelijk bureau van de hervormde gemeente doet de financiën van de Groenmarkt, maar gaat dat nu ook voor de wijkhulpdiensten doen. Hij helpt de penningmeesters om voor 1991 eensluidende begrotingen te maken. Hoogland heeft in die tijd nog steeds een afwijkend hoog budget: in oktober ’89 vraagt Arie een subsidie aan van f 16 685, terwijl de andere wijkhulpdiensten tussen de f 2000 en 6000 nodig hebben. De afrekening 1989 is inderdaad f 16 751. In oktober ’90 blijkt men nog te rekenen met f 11 000, waarvan liefst f 7 000 voor huisvesting. Zoals gemeld is dit laatste bedrag echter niet meer nodig door de verhuizing naar De Neng.

Het BOHA bevordert samenwerking en afstemming van beleid. Het blijkt al snel een beproefd middel om de problemen van de acht hulpdiensten in kaart te brengen en samen aan te pakken. Een simpel voorbeeld: het gelijktrekken van de kilometer-vergoedingen. Al in november 1989 tekenen de acht een intentieverklaring tot nadere samenwerking. In januari ’91 blijkt zóveel onder­ling vertrouwen te zijn gegroeid dat de nieuwe Groenmarktvoorzitter Ton Gijzel en zijn collega ’s willen praten over verdere samenwerking. De vol­gende maand gaat een pr-groep van de BOHA de hulpdiensten helpen om meer op één lijn te komen. Truus: ‘Ik heb veel vergaderd in Amersfoort en nota’s geschreven over de fusie. Ik had vertrouwen in Ton. De wijkbesturen waren minder deskundig en slagvaardig en door al die besturen ging veel energie verloren.’

Ton Gijzel, 1987 (AR)

In april schrijft Ton met Truus en Jeanne Kal (Leusderkwartier) de nota Een samenhangend geheel van vrijwilligerswerk binnen de thuiszorg in de gemeente Amersfoort, waarmee men kiest voor fusie. Daarna gaat het snel. In september blijkt Schothorst Samendoen al te zijn opgeheven. Ook het Hooglandse bestuur ziet in dat ‘hoewel het gelet op het verleden als een verlies ervaren wordt, het opgaan in één stichting onvermijdelijk is’. Belangrijke overwegingen zijn ook dat secretaris en penningmeester van Hoogland te kennen hebben gegeven dat zij willen stoppen en dat er maar één coördinator is overgebleven, Annet Heijnen. Het is ook tijd voor nieuwe gezichten. Truus: ‘Het Hooglandse bestuur besefte dat de fusie nodig was, meer dan sommige andere wijkhulpdiensten. Hoogland accepteerde de fusie, maar sommige bestuursleden met pijn in het hart. Men was ambivalent, omdat ze hun kindje verloren. Daarvoor waren ze teveel voorzetting van de pioniersfase. Die schaal paste bij het dorp en die wilden ze het liefst in ere houden. Anderen zagen in dat we het toch niet volhielden. ‘

Maar het samengaan heeft ook zijn prijs. Truus: ‘Wisselkraampje en Welkomstgroep gingen in goede harmonie niet mee in de fusie, omdat ze niet pasten bij een hulpdienst. Ze waren typerend voor Hoogland, echt dorpse initiatieven. Maar het was moeilijk nieuwe vrijwilligers te vinden voor deze activiteiten.’

Vertegenwoordigers van de wijkhulpdiensten Hoogland en Vermeerkwartier eten een ijsje nadat besloten is tot fusie. Soest 1992. Vlnr Wielske van der Veen. Niek Tabak. Wil van Spaendonck. Ingrid ter Steeg. Lenie Hassink (AR)


Hoogland gaat verder

Met ingang van 1992 fuseren de acht hulpdiensten tot de Stichting Vrijwillige Hulpdiensten Amersfoort (VHA), waarbij de wijken vertegenwoordigd zijn in het bestuur. Truus: ‘Het VHA-bestuur was groot, maar Ton leidde de vergaderingen goed. Ik zat er namens Hoogland, maar had ook de ambitie een goede centrale organisatie op te zetten. Daarin kon ik goed samenwerken met Ton. Ik wilde het goede van Hoogland in de VHA behouden. Het Hooglandse bestuur ging verder als wijkcommissie. Ik weet nog dat ik hen verslag uitbracht van de VHA-vergaderingen. Maar er waren nieuwe gezichten nodig en het viel niet mee die te vinden, waardoor het geleidelijk doodbloedde.’

Door de fusie stopt het Hooglandse archief hier. Dat van de VHA geeft nauwelijks informatie over Hoogland, dus moeten we het daarvoor verder hebben van herinneringen van betrokkenen. Elke wijk krijgt een coördinator. In Hoogland wordt dat eind 1991 Ans ten Broek, die ook maatschappelijk werkster is, in de thuiszorg. Truus: ‘Het was moeilijk een vervanger te vinden. Ans was geschikt vanwege haar professionele achtergrond, die ik nodig vond voor de overschakeling na de fusie.’ Ans: ‘Net als Truus keek ik dus anders naar de Hulpdienst dan de bestuursleden die alleen vrijwilligerswerk deden. Ik was een nieuwe bewoner van Kattenbroek, import, dus kon ik me ook niet veel voorstellen bij de Hooglandse dorpssfeer. Ik was net gestopt met werken omdat ik moeder geworden was. Ik wilde vrijwilligerswerk doen, liefst in de individuele hulpverlening. Ik zag een advertentie in [KerkespraakJ, het blad van de hervormde gemeente Hoogland. Als coördinator kon ik toch iets in mijn vak doen. Ik ging naar De Neng en Annet Heijnen nam mij aan.’

‘Ik werkte eerst samen met Annet, die mij inwerkte. Zij kende alle vrijwilligers en omdat veel hulpvragen terugkeerden wist zij wie er eerder geweest was. Ik had niet het idee dat er een bestuur fungeerde, al had ik wel kennis gemaakt met Truus Hendriks.’ Kort daarna blijft Ans als enige coördinator over. Zij zit één ochtend in De Neng en heeft twee ochtenden telefoonwacht elders. Daarmee is de aanwezigheid in de wijk gewaarborgd.

Ans: ‘Ik werd niet betaald, maar mijn kind kon donderdagmorgen wel gratis naar de peuterclub in De Neng. We hadden daar dan een inloopspreekuur, gelijk met het Wisselkraampje. Het was er erg gemoedelijk, echt vrijwilligerswerk. Ingrid ter Steeg en COLTie Westra kwamen er ook koffiedrinken en bijpraten. De telefoonwacht deed ik thuis; de vragen kwamen via de Groenmarkt. Ik heb een keer thuis telefonisch een hulpvraag bemiddeld met een huilend kind op de achtergrond. Ik vond dat niet professioneel overkomen. Die hulpvraag was kennelijk een spoedgeval. De Groenmarkt belde mij gewoon op als er een vraag binnenkwam. Ik belde de hulpvrager dan terug om meer details. De vrijwilligers stonden op een adreslijst met hun specialisatie erachter. Daarnaast hadden we een logboek waarin we konden schrijven hoe de hulpvraag was bemiddeld. Er was toen geen kaartsysteem meer nodig, omdat het aantal vragen niet zo enorm meer was.’

Opnieuw wordt in de bestuursvergadering van februari ’92 gemeld dat er weinig hulp vragen zijn, maar genoeg om te blijven doorgaan. Ans: ‘Dat vond ik niet zo storend, omdat ik vrijwilligerswerk deed. Bovendien was het wel intensief om er goede vrijwilligers bij te zoeken. Het waren vooral autoritten voor dagbehandeling in het Sint-Pieters- en Bloklandsgasthuis, maar ook boodschappen doen als medicijnen ophalen. De twintig vrijwilligers waren gedreven; zij deden dan ook vaak dienst.’

‘Door mijn beroepsachtergrond vond ik het werk niet moeilijk of zwaar. Soms was er wel een hulpvrager die rare vragen stelde als een bakje knijpers halen. Dat soort “misbruik” voelde ik natuurlijk meteen aan. Ik vond het wel heel eng om een live telefonisch vraaggesprek met Omroep Amersfoort te doen; dat was nieuw voor mij.’

De vrijwilligers komen geregeld samen in De Neng, maar worden ook centraal uitgenodigd. Ans: ‘De kerstbijeenkomsten in de Sint-Joriskerk vond ik altijd erg geslaagd en sfeervol. De vrijwilligers van Amersfoort-Noord kwamen elkaar daar tegen en het was heel gezellig.’ Daarnaast vergaderen de coördinatoren centraal. Ans: ‘Het Coördinatorenoverleg werd gehouden in kantoor Groenmarkt. Ik vond het gezellig en zinvol. De hulpdiensten hadden een heel verschillende achtergrond: in elke wijk speelden weer heel andere problemen. Ik nam als enige mijn kind van 1-2 jaar mee; er was speelgoed van de oppasdienst van de Joriskerk.’

Bert Weggelaar in gesprek met … Ans Raven

Ruim drie jaar terug kwam ik met m’n man en drie kinderen in Hoogland wonen. We kwamen uit Oegstgeest. Ik had daar veel contacten en ik wist dat ik die erg zou gaan missen. Om dat op te vullen, reageerde ik snel toen er een oproep van de VHA was voor een wijk coördinatrice. En dat is een goede keus geweest.

‘t Is leuk werk; we doen het met z’n vieren. Elk een week in een periode van vier. We vullen elkaar ook goed aan. Zo bel ik bijvoorbeeld meest overdag, een paar anderen doen dat ’s avonds en dan tref je toch weer andere mensen.

Als ik de telefoon opneem en ik hoor wat er gevraagd wordt, dan gaat er al een rijtje namen door m’n hoofd. Ik zoek dan als een scanner welke vrijwil­liger hier het best bij past. Ik heb ongeveer twee jaar nodig gehad om me goed in te werken. Het duurde even voor ik alle vrijwilligers kende, want de meeste contacten gaan per telefoon.

Donderdags vergaderen we met z’n vieren. Eens in de maand of twee maan­den gaan we een dagje uit om bijvoorbeeld een tentoonstelling te bezoeken. Dat is altijd heel gezellig. We melden ons dan voor die dag af bij de Groenmarkt.

Op het ogenblik kunnen we met onze mensen de vraag gemakkelijk aan. Sommige vrijwilligers zouden zelfs meer willen doen. Ons werkterrein beslaat: Hoogland, Hooglanderveen, de wijken Zielhorst, Kattenbroek en Nieuwland komt daar nog bij. Met name in de oudere kernen Hoogland en Hooglanderveen was men er aan gewend elkaar te helpen, ook zonder Hulpdienst.

Ans Raven. 1993 (ARD) Uit het VHA-blad Over en Weer 1:1 (1996)

Met ons werk is het belangrijk om ’t goed af te bakenen, zodat je bijvoor­beeld niet op het terrein van de thuiszorg komt. We moeten daarom duide­lijk aangeven wat de taak is, zowel naar degene die hulp vraagt als naar de vrijwilliger. Een voorbeeld van wat wij doen en wat anders overal buiten zou vallen is het activeren van een oudere man, door hem te begeleiden naar en in het zwembad. Het doet hem goed en ook z’n vrouw fleurt op met een paar gezellige mensen over de vloer.

Ik vraag me af of de bewoners van onze wijken wel voldoende op de hoogte zijn met ons werk. Ik denk dat ze ons meer zullen inschakelen als ze ons beter zouden kennen. Ik zou daarom een koffer met voorlichtings- en informatiemateriaal willen hebben, wat posters en versiering om bij gelegenheid in een marktkraampje de mensen te informeren. Dat ga ik aankaarten!

Laatste jaren
Omdat Truus een nieuw project in haar werk heeft moet zij haar bestuursfunc­tie overdragen. Tenslotte wordt dat Ans ten Broek, die als coördinator is gestopt omdat zij een tweede kind heeft gekregen. Gelukkig zijn er al drie ande­re coördinatoren voor Hoogland gevonden.

In februari 1993 besluit het bestuur van de VHA dat op het drukwerk alleen het centrale adres en telefoonnummer komen. Wel mag men in de wijk een eigen nummer ernaast houden. Veel hulpvragen komen nu eerst op de Groenmarkt. Hoogland doet het intussen nog steeds goed: qua telefoonkosten steekt men met kop en schouders uit boven de andere wijken.

Begroting van telefoonkosten 1993
Hoogland f 2 050
Schothorst 1 100
Kruiskamp en Randenbroek 500
Liendert (met Rustenburg en Schuilenburg) 500
Kattenbroek 450
Leusderkwartier 450
Zielhorst 450
Vermeerkwartier 400
Soesterkwartier (wijkgebouw) 0
Totaal 5 900

Ans ten Broek: ‘De bestuursleden waren vaak wijkcoördinatoren die teveel op de inhoud ingingen. Later werd er wel meer bestuurd. Ik zat er toen namens Amersfoort-Noord, maar meer als inwoner dan dat ik een portefeuille had. Ik voelde me niet verantwoordelijk voor de coördinatoren en wist niet welke hulp­vragen daar binnenkwamen. Ook nooit naar gevraagd.’

Intussen blijft het aantal telefoontjes rond 1995 alarmerend laag. Eerst wordt dat nog niet opgemerkr, doordat een buitenstaander stiekem lange gesprekken naar Suriname voert. De dames haalden altijd hun telefoon weg, maar dat bleek niet voldoende … Ans ten Broek: ‘Toen de hulpvragen dramatisch terug­liepen heb ik olie op het vuur gegooid: we moeten de VHA maar opheffen. Destijds hadden we pas één structureel project: Terminale Zorg. Maar we wisten dat er wel hulpvragen waren en zo kwamen er meer projecten.’ Die zijn gericht op een specifieke doelgroep. Dat heeft alles te maken met een verschuiving van de vraag van kort- naar langdurende hulp. En dat levert dan weer nieuwe span­ningen op. Ans: ‘Ik heb zelf altijd bevochten dat vrijwilligers binnen hun eigen grenzen moesten blijven en niet als beroeps behandeld mochten worden, want dan horen ze niet meer bij ons thuis. Toen we begonnen met het project Ex­psychiatrische Patiënten [1996] vond ik dat we teveel op terrein kwamen dat betaald hoort te worden. In die tijd was dat veel meer een item dan nu; door de bezuinigingen is dat gewoner geworden.’

In juni 1998 stellen de coördinatoren van Amersfoort-Noord vast dat er te weinig vragen zijn om in de wijk door te gaan; de spreekuren zijn over­bodig geworden. De meeste wijken willen stoppen. Het Soesterkwartier wil doorgaan, maar daar doen de twee coördinatoren zelf het werk omdat er nau­welijks vrijwilligers zijn. Het centrale Coördinatoren­overleg meent dat ‘het coördinatiewerk in de wijken zoals het tot nu toe gebeurde zich zelf heeft over­leefd’. Beter kan men álle vragen op de Groenmarkt laten binnenkomen en doorspelen aan een coördina­tor. Hiervoor kan men vrijwillige telefonisten inscha­kelen, die tevens de inloop ontvangen. Zo gaat coör­dinator Jansje de Jong uit Hoogland dit werk doen en later volgt Ans Raven.

Op een combivergadering van bestuur en coördinatoren in januari 1999 is er nog wat laatste verzet. Ans Raven herinnert zich dat de coördinator van het Vermeerkwartier het ervoer alsof haar functie werd afgepakt. Maar een maand later besluit het bestuur tot opheffing van de wijken. De VHA zal daarna zoals gemeld nog fuseren mer de Thuishulpcentrale en de Vrijwilligerscentrale en heet sinds 2003 Ravelijn.

5 Nabeschouwing
Wat heeft 24 jaar Hulpdienst in Hoogland en Amersfoort-Noord uiteindelijk opgeleverd? Men kan wijzen op kleine aantallen, maar vrijwel elke hulpvrager werd toch maar geholpen. Bovendien had deze hulpdienst de hoogste productie van alle wijkhulpdiensten van Amersfoort. Lange tijd werd het werk geken­merkt door een no-nonsense-aanpak: gewoon doen wat je hand vond om te doen. Daarin leek het sterk op de visie van zuster Donata, de pionier van de Hulpdienst Amersfoort.

Donata werd in 1987 opgevolgd door een maatschappelijk werkster en al een jaar later gebeurde dat ook met de Hooglandse voorzitter. Dat leidde voorzich­tig tot een professioneler aanpak, die immers op gespannen voet stond met de ‘dorpse’ methode van de vrijwilligers. Juist die zakelijker visie leidde tenslotte tot de opheffing van de wijkhulpdiensten.

Interessant is dat de laatste jaren het wijkgerichte werk weer helemaal terug is in zorg en welzijn. Ook Ravelijn is actief in de achterstandswijken. Mogelijk wordt dat later uitgebreid naar Hoogland en Amersfoort-Noord.

Bijlagen

Bestuur Stichting Hulpdienst Hoogland (vanaf 1983 hoofdbestuur, vanaf 1986 Hoogland – Hooglanderveen)
1975-1983 Tilly Peet-Bakker, vz
1975-1982 Annie Schimmel-Koenis, pm
1975-1981 Henny Mosterd-Bakker, sc
1975-1982 Gerda Mulder-Dekker
1976-1979 Mw Huisman
1981-1982 Jenny Verheuvel-Kolman, sc
1981-1987 Anton van ’t Klooster
1982-1984 Dorien Brentjens, pm
1982-1985 Gerda Snijders-Heymen, sc
1982-1988 Bep Oostveen-Meinecke, 1983 vz
1983-1985 * Mia Wijnoltz
1983-1986 **Marijke van Overbeek
1983-1992 Corrie Westra, pm
1984-1992 Ingrid ter Steeg-van Huijstee, namens Hooglanderveen
1985-1989 Jopie van der Wolf-Bosman, sc
1985-1988 *Ria Houtveen
1986 **Tinie Poelman
1986-1987 **mw H. Kortenbosch
1987-1989 **Niek Tabak
1988-1992 Truus Hendriks-Boon, vz
1988-1990 *Tiny Eijssen
1988-1992 Paul Zwaan, 1989 sc
1988-1990 Rika Zwart
1990-1992 **Annet Heijnen
1990-1992 *Ank de Ridder

* namens ’t Wisselkraampje
* namens Welkomstwerk

vz = voorzitter
sc = secretans
pm = penningmeester

Bestuursleden Stichting Vrijwillige Hulpdiensten Amersfoort namens Hoogland
(1994 Amersfoort-Noord)
1992 Truus Hendriks-Boon (1)
1992-1993 Ingrid ter Steeg
1993 Truus Hendriks-Boon (2)
1993-1994 Jenny Buitenhuis
1994-1999 Ans ten Broek

Coördinatoren hulpverlening
1975-1992 neventaak van bestuursleden
1989-1990 Gerda Kerkhof (blijft na stage)
1992-1993 Ans ten Broek
1992-1993 Corrie Westra
1992-1999 Jansje de Jong
1992-1999 Ans Raven
1992-1999 Anniebets van Verseveld

Braderie op het Kraailand. Open dag 1980 (LM)


Bronnen

Archief Eemland, Archief Ravelijn invnrs 40-51: Archief Hulpdiensr Hoogland 1975-1992
Vraaggesprekken
Truus Boon, 20 november 2009
Ans ten Broek, 13 novem ber 2009
Lies van der Meer, 6 november 2009
Janny Mertens, 17 augustus 2005, 9 juni 2010
Jaap Modderman, 12 november 2009
Bep Oostveen-Meinecke, 5 mei 2010
Tilly Peet-Bakker, 20 juni 2008
Ans Raven, verschillende gesprekken in 2008 en 2009
Annie Schimmel-Koenis, 20 juni 2008
Jannie Smallenbroek-Kurvers, 4 september 2009
Gerard Raven, Ravelijn. 45 jaar vrijwilligerswerk in Amersfoort en omgeving 1964-2009 (Amersfoort
Wil Robijn, “Alles mag, maar niets hoeft”. ’t Wisselkraampje voelt zich thuis in Katshuis’, De Stad Amersfoort/Amersfoort Noord 27 april 2001
Knipsels verzameld door Jannie Smallenbroek

Fotoverantwoording
AR Archief Ravelijn
ARD Ans Raven
AS Annie Schimmel
JM Janny Menens
JS Jannie Smallenbroek
LM Lies van der Meer
OW VHD-blad Over 6 Weer (1996-2002)
TB Truus Boon

Tijdlijn
1975 oprichting Hulpdienst Hoogland
1976 eerste fancy-fair brengt f 8557 op
1978 start Wisselkraampje
1978 eerste contactavond Welkomstgroep
1979 start van Heen en Weertje, Open Ochtenden, Kerst-Inn
1981 oprichting Club zonder Drempels
1981 eerste koffieochtend voor vrijwilligers in Concordia
1983 start werk in Hooglanderveen
1983 eerste vrijwilligersuitje
1983 folder Weet u voor het eerst verspreid
1989 spreekuur in Concordia, 1990 De Neng
1992 fusie
1999 einde wijkorganisaties

Fusieschema
1964-1992 Hulpdienst Amersfoort
1969-1992 wijkhulpdiensten Amersfoort
1975-1992 Hulpdienst Hoogland
1992-2001 VHA Vrijwillige HulpdienstenAmersfoort
1989-2001 Thuishulpcentrale
2002-2003 Salus
1982-2003 Vrijwilligers Vakaturebank/Vrijwilligerscentrale
2003­ Ravelijn

Hulpvragen in 1976 Hoogland Amersfoort
huishoudelijk werk 164 359
autoritten (naar ziekenhuis e.d.) 134 894
karweitjes 49 98
kinderopvang 4 25
huisbezoeken door coördinatoren 352 527
bezoeken aan coördinatoren 92
informatieverstrekking 62 680
inkomende telefoongesprekken 671
uitgaande telefoongesprekken 365

Voorbeelden uit 1976
‘Natte karweitjes’ voor een vrouw met uitslag aan de handen.
Gratis babyuitzet vinden en gedragen kleding doorgeven.
Kindermatras voor hond zoeken (geleverd door collega in Liendert).
Vrijwilligster doet breiwerk.
Ziekenbezoek in Elisabethgasthuis.
Huishoudelijke hulp voor echtpaar waarvan de man op sterven ligt.
Vier weken warm eten voor een invalide dame.
Onderdak voor een hond, omdat het baasje in het ziekenhuis ligt (samen met
Hulpdienst Amersfoort).
Seniorenvervoer
Verstrekken van informatie.