2011-1-1 Het glas van Hoogland

Mysteries rond een gegraveerd glas van ca 1715
GERARD RAVEN, CONSERVATOR MUSEUM FLEHITE

Onlangs heeft Museum Flehite een gegraveerd glas verworven met het opschrift De heer en vrouwe van HoogeZand en Seldert. Het glas van Hoogland is in verbazingwekkend mooie staat. Het is zonder twijfel het topstuk uit het Hooglandse erfgoed. Het onderzoek voerde mij langs verschillende mysteries: een nieuw wapen van Hoogland, de man die de aanslagen op Willem van Oranje en Maurits beraamde en de pronkzucht van een rijk echtpaar.

Boven: Het bestuur tekent de bruikleenovereenkomst met het museum.

Museum Flehite kocht.het van een gerenommeerde antiquair die gespecialiseerd is in gegraveerde glazen. Het heeft nu een vaste plaats in de mooiste zaal, bij de andere gegraveerde glazen en naast het grote stadsgezicht van Withoos. De Historische Kring Hoogland hield een tientjesactie en Henk en Rika Zwanen burg-van Odijk verdubbelden de opbrengst, waarmee meer dan de helft van de kosten binnen was en de Kring eigenaar werd. De Oudheidkundige Vereniging Flehite en het Dr Hendrik Muller’s Vaderlandsch Fonds zorgden voor dekking van het resterende tekort. Volgens de antiquair is het glas steeds vererfd.

De overdracht op 17 januari: Henk en Rika Zwanen burg. Cees van Loen. Piet Jonkman. voorzitter van de Oudheidkundige Gerard Raven (foto’s Peter Kok).

Beschrijving
Het is een groot wijnglas van 21 cm hoogte, met een trechtervormige kelk die aan de onderzijde is afgerond. De stam heet in vaktaal Silezisch en heeft zes zijden, de voet met omgeslagen rand is licht conisch (afgeschuind). Op de kelk een radgravure (met een draaiend rad) van een gekroond wapen met rondom, in een banderol de inscriptie De heer en vrouwe van Hoogeland en Seldert. Details in de gravure zijn gepolijst. Het wapen wordt gehouden door een griffioen en een leeuw. Van dit type loodglas is lang gedacht dat het altijd uit Engeland werd geïmporteerd en hier van versiering werd voorzien. De laatste tijd meent men dat het ook wel hier werd gemaakt.

De zijkanten van het glas en rechts het glas van Woudenberg.

Op het glas staan verschillende familiewapens. Martin Spaans van het Centraal Bureau voor Genealogie (CBG) identificeerde de drie wapens, al heeft hij de combinatie van de drie nooit eerder gezien. Linksboven en rechts onder dat van de familie Teeckman, in de andere kwartieren dat van de familie Van Hoornbeek (de familienamen werden overigens beide met k en ck geschreven). Dat klopt, want mr Jan Frederik Teeckman was vanaf 1714 heer van Hoogland en hij was gehuwd met Wilhelmina van Hoornbeek. Vermoedelijk waren zij zó trots op hun titel dat het glas kort daarna is gemaakt. Ditzelfde wapen van Teeckman komen we ook tegen op een vroedschapsglas van Amersfoort uit 1718/9 in Museum Flehite: een keper met gekapte valk.

Hooglands wapen ontdekt
Maar echt opzienbarend is het hartschild, het centrale wapen, met drie kronen en een druiventros. Dit zou dan het wapen van het gerecht Hoogland zijn, net zoals bij het afgebeelde glas van Woudenberg (ca 1756). Museum Flehite heeft dit tijdelijk te leen van de Oudheidkamer Woudenberg. Daarop zijn de wapens te zien van het echtpaar Jacob Hendrik graaf van Rechteren en Margaretha Maria Pijnssen van der Aa, maar ook van hun gerecht. Voor het derde wapen zijn de drie hanen van de familie Groenewoude ‘geleend’ en dit is een van de vroegste voorbeelden ervan. De tekst op de achterzijde luidt: Vivat lang leeft de heer en vrouw van Woudenberg.

Hartschild en gemeentewapen.

Hoogland is later samengevoegd met Emiclaer, waarna dit in 1795 de gemeente Hoogland werd. (Dit gerecht lag ten oosten van Hoogland; de grens liep ongeveer langs de Zevenhuizerstraat.) Het hartschild lijkt echter totaal niet op het gemeentewapen dat in 1941 is vastgesteld: een Bourgondisch kruis met twee rode lelies en (vooruit dan, toch nog enige gelijkenis) twee rode kronen. De gemeente Hoogland had al in 1816 om een wapen gevraagd, maar kon kennelijk geen oud exemplaar overleggen. Het hartschild van het glas was dus totaal vergeten. Na 125 jaar heeft de Hoge Raad van Adel zelf iets bedacht. De lelies verwijzen naar de heren van Amersfoort, de kronen naar de Amersfoortse familie De Koning, nog bekend van de Coninckstraat in de binnenstad. Deze was in de Middeleeuwen heer van Emiclaer. Uit de gegevens van Dick van Wageningen (zegelexpert van Archief Eemland) blijkt wel dat er een wapen is geweest van schepen Johan de Koning uit 1389, die naast twee kronen een gaande wolf en drie lelies toont, maar de andere wapens van deze familie hebben alleen twee of drie kronen. De drie kronen komen we overigens ook nog tegen bij drie andere families.

Dit roept dus twijfels op over de authenticiteit van het hartschild als wapen van Hoogland. Is het wel van Hoogland? Het was vanouds niet gebruikelijk dat gerechten een eigen wapen hadden; zij voerden gewoon dat van de familie die de heerlijke rechten had. Zo ontstond ook het wapen van Woudenberg. In het leenstelsel werd immers altijd gedacht in termen van personen, niet van geografie. Is dit dan het wapen van de familie Van Weede, die deze heerlijke rechten in de Middeleeuwen bezat? Hoogland werd in die tijd immers Wede genoemd en deze familie voerde zes lelies als verwijzing naar de familie Van Amersfoort, waarvan men beweerde af te stammen. Op de website van het CBG zijn wapens van veel verschillende takken van de familie te vinden, maar ze lijken in niets op het wapen van Hoogland. Ook de zegelstempels van andere takken van de Van Weedes in Archief Eemland hebben andere wapens. De beide wapens lijken ook niet op die van andere aanzienlijke Utrechtse geslachten die het voor het zeggen hadden in Hoogland.

Van Hogelande
Gelukkig wist Martin Spaans het wapen te identificeren als dat van de familie Van Hogelande: in zilver een blauwe druiventros met een groen blad, en in een blauw schildhoofd drie gouden kronen. We vinden het wapen al bij Ewout Lievensz van Hogelande, burgemeester van Middelburg in 1523-1530. Ik neem aan dat zijn familie oorspronkelijk uit dorp Hogelande kwam, ten westen van Middelburg. Het werd verlaten nadat de Sint-Maartenskerk eind 16e eeuw was verwoest, maar de buurtschap bestaat nog steeds en de ruïne van de kerk is in 1965 gerestaureerd tot kapel. Vermoedelijk had Ewout twee broers, Jasper en Balthasar Lievensz van Hogelande. Jasper (Middelburg ca 1482-1546) voerde het wapen ook en maakte carrière als raadsman en president aan de Hoven van Holland en Utrecht in de periode 1515-1539. Balthasar Lievensz was advocaat aan het Hof van Holland, vermeld 1535 en overleden 1550. Zijn blazoen moet hetzelfde zijn geweest, omdat we het tegenkomen bij een afstammeling. Balthasar bezat 21 morgen in Reierskoop in Arkel (ZH). Daarvan is een deel later in handen gekomen van Cornelis François van Heemskerk van Beeckesteijn (1632-1713), vermoedelijk door vererving. Dat zou verklaren dat hij het wapen Van Hogelande in zijn zestien kwartieren had. Zijn familie kwam uit de omgeving van Velsen (NH). Tenslotte is het wapen ook gevoerd door een Johan van Hogelande, eveneens verbonden aan het Hof van Utrecht, vermeld 1569 en overleden 1578.

We zijn dus inmiddels een stuk dichter bij Amersfoort gekomen. Er is nóg een connectie, want de Utrechtse Paulusabdij had in de 16e eeuw ook landerijen in het Zeeuwse dorp Hogelande. Een probleem dat zich bij het onderzoek voordoet is dat er in Nederland nu eenmaal wel méér land hoog ligt, zodat er verschillende plaatsen zijn die Hoogland heten of variaties daarop. Zo kende de stad Utrecht een stadsgerecht Hogelande, dat vermoedelijk niets te maken heeft met de Zeeuwse familie. Dit was immers in de Be eeuw al de immuniteit (gebied met eigen rechtspraak) van het kapittel van Sint Jan, ook genaamd Bleyenburg. We kennen de naam beter van de villa Hoogelande die hier rond 1825 verrees en nog steeds staat.

Familiewapen Van Hogelande (Centraal Bureau voor Genealogie; het kerkje van Hoogelande (foto Lydia Edelkoort).

Hetzelfde wapen Van Hogelande komt verder voor als één van de zeven kwar­tieren van Christophe d’Assonville, baron van Boechout (Arras/Atrecht 1528­1607 Brussel). Hij was de rechterhand van Philips II en daarna van diens landvoogden en Alva. Hij zat ook achter de moord op Willem van Oranje door Balthasar Gerards in 1584. Maar bovendien beraamde hij de aanslag op prins Maurits, die in 1594 mislukte! Een verband met de familie Van Hogelande heb ik echter niet kunnen vinden. Tenslotte werd het wapen gevonden in één van de acht kwartieren van Laurens Langen, overleden in het jaar 1553. Over hem kon ik niet meer achterhalen.

Samenvattend kunnen we concluderen dat Teeckman een Hooglands wapen nodig had en dit bewust of onbewust van een andere familie heeft geleend. Misschien kende hij die uit de stad Utrecht, waar hij vaak genoeg kwam. Afgezien van de naam Hogeland is er geen enkele band. Dus Hoogland is liefst tweemaal verblijd met een ‘verzonnen’ wapen!

Anonieme gravure, ca 1675 (Het Utrechts Archief)

De familie Teeckman
Nu we alles weten van het glas zelf is het interessant om meer van Jan Frederik Teeckman zelf en zijn achtergrond te weten te komen. Ik begin bij zijn overgrootvader ds Arnold Teeckman (1594­1666), vanaf 1620 predikant te Utrecht en in 1648 onderhandelaar voor het Sticht bij de Vrede van Münster. Hij was gehuwd met Margaretha Paas en is de enige Teeckman van wie een portret bewaard is gebleven.

Zijn zoon was ds Johannes Teeckman (ca 1622-1672), predikant te Amersfoort in 1654-1671. Hij was gehuwd met Barta (ook Barbara) van Steenbergen; zij hadden in ieder geval al een zoon Willem en zeven kinderen werden nog in de Joriskerk gedoopt. Johannes kocht in 1660 het buiten Daalwijk aan de Vecht, waar een baksteenfabriekje bij hoorde. Zijn weduwe verkocht het weer in 1682. Uit het familiegeld van 1675 weten we dat Barta toen woonde aan de Singel bij de Latijnse school, dus de Zuidsingel bij de Herenstraat. Arnold Teeckman rond 1650.

Van pand Zuidsingel 46 (op de plek van het nieuwste- of linkerdeel van het klooster van Onze Lieve Vrouw van Amersfoort) komt inderdaad een wapenbord van ca 1700, dat zich al langer in Museum Flehite bevindt. Het heeft twee griffioenen als wapendragers. Helaas is het wapen weggekapt in de Franse Tijd, maar de keper en valk zijn nog wel herkenbaar. Interessant is nog dat de buurman Cornelis Sinapius was, schout van Hoogland in 1656-1677.

Het Schoutenhuis vlak voor de sloop, 1901 (Archief Eemland) Wapenbord fam. Teeckman ca 1700 (Museum Flehite)

Wapenbord Schoutenhuis

Johannes’ en Barta’s zoon mr Willem Teeckman (ca 1650-1720) werd in 1676 al raad en twee jaar later schepen van Amersfoort; daarna is hij nog negenmaal voor een jaar benoemd. Hij trouwde in 1680 in de Joriskerk met Julia Coyet uit Maarssen (ook aan de Vecht). In die kerk zijn vijf kinderen gedoopt, waar­onder Jan Frederik. Twee jaar later kocht Willem de steenbakkerij van zijn moeder. Ook werd hij rond die tijd schout van Zuilen en Westbroek en in 1684 komen we hem tegen als advocaat. In 1687 werd hij burgemeester van Amersfoort; ook die functie heeft hij nog zevenmaal vervuld. In 1689 was hij heemraad van waterschap De Slaag. Na de dood van Julia hertrouwde Willem in 1694 met Judith van Zon, een rijke Amsterdamse weduwe. In 1703 hoorde hij bij de bestuurders die werden afgezet wegens ‘plichtsverzuim’: ze hadden geprotesteerd tegen de vriendjespolitiek bij benoemingen van regenten in Amersfoort. Deze plooierijen deden zich ook op andere plaatsen in Nederland voor; de Amersfoortse leiders werden zelfs geëxecuteerd maar Willem kwam er beter af. Een jaar later was hij vertegenwoordiger van het Burgerweeshuis. Hij werd begraven in de Joriskerk.

Jan Frederik is geregeld verward met zijn oom mr Johan Frederik (1659-1722), die in 1669 vicaris was van de vicarie van het Bruine Kruis in de Joriskerk. Van 1690 tot zijn dood was hij continu schout van Amersfoort, wat hem niet tegen­hield om diverse langdurige geschillen met het stadsbestuur uit te vechten. Hij was getrouwd met Maria Cruys. Mogelijk was hij de man die het wapenbord aan de Zuidsingel plaatste; in ieder geval moet het wapen in het vroedschapsglas naar hem verwijzen. In 1703-1722 was hij ook regent van het Sint-Pietersgasthuis.

Mr Jan Frederik Teeckman jr (1686-1736)
Jan was dus van aanzienlijke familie en behoorlijk bemiddeld. Net als zijn vader en oom studeerde hij rechten. In 1712 sloot hij in de Joriskerk ook nog een goed huwelijk met Wilhelmina of Willemijntje van Hoornbeek (1691-na 1737), de rijke jonge weduwe van Cornelis de Wit uit Amsterdam. Zij was 21, hij 26. De naam Hoornbeek is in Amersfoort bekend door het Hoornbeek College. Dit is genoemd naar een familielid waarvan me niet duidelijk is gewor­den hoe dicht hij bij Willemijntje stond: Johannes Hoornbeek (1617-1666), hoogleraar theologie in Utrecht en Leiden. Een andere familielied was Isaak van Hoornbeek (1655-1727), die vanaf 1720 als raadpensionaris van Holland veel te maken had met de belastingen en zo ook met de marine. Het echtpaar Teeeckman kreeg twaalf kinderen, van wie er zeven in de Joriskerk zijn gedoopt en enkelen jong overleden.

Eén van de kinderen was Vincent Maximiliaan (1718), vernoemd naar doopge­tuige Vincent Maximiliaan baron van Lockhorst, heer van Ter Meer (Maarssen). Zijn naam doet ook denken aan Vincent Maximiliaan van Tuyll van Serooskerken, die later in de 18e eeuw op Coelhorst woonde. Twee man-nen van adel, maar Lockhorst was de belangrijkste omdat hij vanaf 1710 raad ter Admiraliteit van Amsterdam was namens het Sticht. De admiraliteit zetelde op het Prinsenhof aan de Oudezijds Voorburgwal (later in gebruik als stadhuis). Jarenlang drukte hij zijn stempel op het bestuur. Wel kwam hij in 1724 in con­flict met Isaak van Hoornbeek, waarna hij niet meer welkom was in Den Haag.

Intussen maakte hij volop gebruik van zijn rechten om ambtenaren te benoe­men. Veel Utrechtse notabelen vonden via hem een baantje voor hun jongere zoons. Geen wonder dat we Jan Frederik in 1736 tegenkomen bij de marine, maar vermoedelijk was hij er al veel langer in dienst. Zijn laatste functie was commies op het konvooikantoor. Dit was een vrij verantwoordelijke baan: hier kwamen de gelden binnen die de marine in de havens hief op in- en uitvoer­rechten, waarmee alle normale activiteiten werden gefinancierd. Jan Frederik was vermoedelijk verantwoordelijk voor het toezicht op de inning in Amsterdam zelf en voor de financiële verantwoording. Het ligt niet voor de hand dat dit een sinecure was: Jan Frederik moest hard werken en hij had dan ook een woning in Amsterdam, terwijl zijn gezin in de provincie Utrecht bleef.

Ook Jan Frederiks jongere broer Willem Julius (1688-na 1731) heeft zo een baantje gekregen: in 1723 was die eerste klerk van ‘s Lands Zeernagazijn, het enorme depot van scheepsbenodigdheden dat wij nu kennen als het Nederlands Scheepvaartmuseum in Amsterdam. Willem Julius trouwde in 1707 in de Joriskerk met Eva Magdalena Coolhof uit Amsterdam. Toen Jan Frederik heer van Hoogland werd en dus de dorpsbeambten mocht benoemen maakte hij Willem Julius meteen tot schout. Bovendien wist hij hem het schoutambt van Emiclaer te bezorgen. Niet zo gek, omdat de twee schoutambten in voorgaande eeuwen heel vaak waren gecombineerd. In 1716 vinden we Willem Julius nog terug toen hij het huis Molenstein kocht buiten de Koppelpoort; hij nam er meteen een hypotheek van f400 op, maar verkocht het weer in 1723.

Het Princenhof.
Tekening door Jan Spaan, ca 1767 (Stadsarchief Amsterdam)

 

 

 

Heerlijkheid gewoon gekocht
Teeckman had geld, maar geen adellijke titel. Zijn zwager Hercules van Hoornbeek was heer van Werkhoven. Daarom ging de 28-jarige Jan Frederik graag in op het aanbod van de Staten van Utrecht om een ambachtsheerlijkheid te kopen. De Staten verkochten de gerechten omdat zij geld nodig hadden na de Vrede van Utrecht van 1713, die de provincie over twee jaar gaat herdenken. De oorlog had immers een flink gat in de schatkist geslagen. Ook de heerlijk­heid Woudenberg werd zo verkocht. In verschillende bronnen wordt voor Hoogland de datum van 22 juni 1714 genoemd, maar in het gerechtsboek van Hoogland staat onder 10 juli het Statenbesluit van 26 juni ingeschreven. Het bedrag wordt hierbij niet vermeld. Henk van de Hoef heeft bij het samenvatten van deze inschrijving gedacht dat Teeckman deze kocht van de erven Van Noordwijk, maar het was de rentmeester van de Staten.

De nieuwe heer van Hoogland kreeg een aantal belangrijke voorrechten voor zichzelf en zijn nakomelingen. Daarbij waren de inkomsten van het gerecht en het benoemingsrecht van schout, gadermeester (belastingambtenaar), secretaris, schepenen, kosters, doodgravers, gerechtsbode en schipper. In 1717 liet men er enkelen weg, maar lezen we ook van de koster-doodgraver, voorlezer, zanger en één kerkmeester in Leusden. De Staten behielden de benoeming van de predi­kant (die er overigens niet was) en de waards/ieden (polderbestuurders). Inderdaad benoemde Jan Frederik meteen zijn broer tot schout en in november volgden de nieuwe buurmeesters en schepenen. Hij was zó verguld met zijn nieuwe titel dat hij niet alleen het glas liet maken, maar in 1716-’18 ook een herenbank in de Joriskerk. In de kerk is inderdaad een herenbank te zien, maar zonder een familiewapen.

Waarom stond op het glas Hoogland, maar ook Zeldert, terwijl in gerechtsstukken gesproken wordt van Hoogland, Overzeldert, Neerzeldert en De Slaag?
Dit had te maken met de verwarrende juridische situatie. Oorspronkelijk waren dit afzonderlijke gerechten. HooglandIWede was een gerecht van de bisschop, die het in leen had gegeven aan de familie Van AmersfoortNan Stoutenburg. Dit leen kwam in de 14e eeuw in handen van de heren van Ijsselstein en de familie (Van Zuylen) Van Nijevelt. De Van Weedes hadden het weer in onder­leen. Toen in 1528 de wereldlijke macht van de bisschop verdween kwamen de rechten aan de Staten. Overzeldert was een gerecht van de bisschop en Neerzeldert van de Paulusabdij, maar al in 1498 werden Zeldert en De Slaag als één gerecht genoteerd. Henk Deys meldt in zijn boek dat de Staten in 1714 ook de heerlijkheid Neerzeldert verkocht hebben, maar dit moet dan toch als onderdeel van Hoogland zijn geweest.

Jan Frederik kwam met de benoeming van zijn broer tot schout van Hoogland en Emiclaer al meteen in conflict met Maria Foeyt, vrouwe van Emiclaer. Terecht vond zij dat hij in Emiclaer niets te vertellen had, maar zij maakte zich toch wel zorgen over zijn invloed. Zij legde de vraag voor aan de Staten, die nog dat jaar de uitspraak deden dat Emiclaer niet onder de ambachtsheerlijk­heid Hoogland viel; wel Over- en Neerzeldert en De Slaag. Maria was er nog niet gerust op; na langdurige onderhandelingen gaf zij toe als zij wel mee mocht praten. Deze juridische schermutselingen schijnen vriendelijk te zijn gevoerd; Maria kreeg ook royale financiële genoegdoening. Vanaf 1716 vinden we de nieuwe benoemingen van buurmeesters en schepenen in beide gerechten, door Teeckman en Foeyt in goede harmonie gedaan. Willem Julius kreeg vervolgens voor elkaar dat zijn schoutambt erfelijk werd. Bij de laatste afspraken van 1723 beloofde hij Maria f125 per jaar te betalen als recognitie. Het verrast me daarom om in hetzelfde jaar een schout Hoffman tegen te komen; een verklaring zou zijn dat Willem Julius juist dat jaar vermeld wordt in zijn marinebaan in Amsterdam en mogelijk vertrokken was.

In 1717 voerde Jan Frederik een proces om de kapel van Coelhorst met Jordaan Gerard van Westrenen, ‘heer’ (eigenaar) van Coelhorst. De Staten gaven Teeckman gelijk. Daarna voerde de heer van Hoogland in 1717-1726 een uitgebreid proces met de geërfden van Coelhorst. Teeckman beweerde dat Coelhorst gewoon tot Hoogland behoorde, terwijl de boeren stelden dat zij al eeuwenlang hun zaken zonder schout regelden. Het Hof van Utrecht durfde geen uitspraak te doen, maar de boeren kregen ook geen aparte schout.

 

 

Reconstructie van Huis Emiclaer op grond van de opgravingen van de stads­archeologen in 1992.

 

Teeckman als verzamelaar van landgoederen
Nu Teeckman heer van Hoogland was wilde hij er ook een buitenhuis hebben. Daar kwam Maria Foeyt hem te hulp: die woonde toch in Utrecht en verhuur­de hem vanaf 1 mei 1715 voor zes jaar huis Emiclaer, vlak bij het gelijknamige winkelcentrum van nu. Het was rond 1650 gebouwd en is in 1826 gesloopt. Het was vermoedelijk vrij eenvoudig; misschien verklaart dit dat Jan Frederik vrij snel verhuisde naar het buiten Hofslot, in De Birkt tussen Amersfoort en Soest. Daar woonde hij in ieder geval in 1716-1717. Hofslot is in 1877 ver­brand en niet meer opgebouwd. In 1718 kocht hij nog 1 morgen tabaksland en -schuren buiten de Bloemendalsepoort, waarop hij meteen [1200 hypotheek nam. Het valt op dat bij al dit soort transacties ook Willemijntje genoemd wordt; de eigendommen van een vrouw werden door haar man beheerd, maar misschien lezen we hier iets terug van haar invloed omdat zij aardig wat geld had ingebracht. Hetzelfde was het geval bij de transacties van zijn broer Willem Julius en diens vrouw. In 1719 volgde de aankoop van 6 morgen land genaamd De Kolkrijst, kennelijk zonder het rechthuis. Hierop rustte de plicht om elk jaar 11 schepel rogge aan het Sint-Aagtenklooster in Amersfoort te betalen, naar ik aanneem een oude tiend. In 1724 kocht Jan Frederik nog eens 4 morgen weiland bij de Eem en de Oude Eem en een verkoop van 1/2 morgen maatland dat hieraan grensde of er deel van uitmaakte.

Op 31 juli 1728 verkocht Teeckman Hofslot voor [8.000, plus liefst [3.000 aan tuinornamenten! Kennelijk had hij er heel wat in geïnvesteerd. De verkoop had vermoedelijk te maken met zijn aankoop van twee andere landgoederen in juli van dat jaar: Endeihoef (Maarssen) voor [6.500 en Hoogerhorst in Hoogland­West, dat liefst [12.000 kostte. Hoogerhorst kocht hij samen met Willem Julius, inclusief recht op een herenbank in Soest (die bank is in de Oude Kerk trouwens niet meer te zien). Het bedrag zal mede zo hoog zijn geweest omdat er liefst 50 morgen land bij hoorde. Hoogerhorst kochten zij van hun Amsterdamse marine­relatie Hendrik Lijnslager. Deze officier was met zijn 35 jaar al kapitein ter zee (kolonel) en zou later opklimmen tot vice-admiraal. Zijn familielid Harmen was in 1723 al doopgetuige geweest van een kind van Jan Frederik. Toch is het de vraag of de laatste vaak op Hoogerhorst was; het lag net als Maarssen aan een rivier, maar een veel minder mooie en er was hier een relatief bescheiden heren­huis naast de boerderij. Dat zou verklaren waarom het goed al in 1731 is ver­kocht. In 1758-1759 is het herenhuis gesloopt; alleen de brug, het toegangshek en vermoedelijk het koetshuis zijn nog bewaard gebleven.

 

Huis Hoogerhorst op een tekening van Bouërius van Nidek naar de situatie een eeuw eerder. ca 1730. Het lijkt wel een kasteel. maar de situatie is mooier voorgesteld dan deze was (Museum Flehite).

 

 

Intussen maakte Teeckman zich nog steeds geen zorgen over zijn financiën. In 1734 nam hij een hypotheek van fl[10.000 op de heerlijkheid en het land De Kolkrijst. In 1735 kocht Jan Frederik nog de hofstede Bruynenburgh te Maarssen, beter bekend als Cruydenborgh. Dit lag naast Endelhoef, dat nu de mogelijk sjiekere naam Endelhoven kreeg; al snel werden hiermee beide landgoederen bedoeld. En in februari 1736 volgden twee hypotheken; een van fl 8.500 op Endelhoven, de tabaksschuur en 1 1/2 morgen en een streepje maatland van 200 roeden bij de Bloemendalsepoort, 6 morgen De Kolkrijst, de heerlijkheid en zelfs het recht van medeaanstelling van de schout van Emiclaer. De ander was f4.500 en even makkelijk werden dezelfde onderpanden genomen. Bij elkaar dus hypotheken voor liefst f23.000!

Verkoop en het begin van de gemeente Hoogland
Toen de 50-jarige Teeckman op 6 december 1736 overleed is hij mogelijk in Amsterdam begraven; niet in Amersfoort. Die dag noteerde de Amsterdamse ambtenaar en dagboekschrijver Jacob Bicker Raye: ‘dat hij een schoone vrouw, veel kinders daar hij de naam van vader van draagt, en zeer veel schulden naliet’. Het gerucht van de schulden klopte wel, maar de romances van Willemijntje zijn moeilijker te controleren … Zij bleef achter met de kinderen, waarvan de jongste 13 was. In 1737 werden de heerlijkheid Hoogland én Endelhoven bij executie verkocht; het is niet bekend waar het gezin ging wonen. Kennelijk liep het allemaal nog goed af, want haar zoon Jacob Constantijn (1721-1784) was schatrijk en liet bij zijn overlijden in Amsterdam uitgebreide bezittingen na.

Voor Hoogland verscheen een nieuwe magnaat ten tonele, mr Adriaan Wittert (1692-1748). Op 2 december 1737 kocht hij de ambachtsheerlijkheid Hoogland, Over- en Neerzeldert en De Slaag voor f20.000, inclusief het recht om de schout en de gadermeester van Emiclaer aan te stellen. In de koop waren ook begrepen het gerechtshuis De Kolkrijst met monopolie van bakkerij en 6 morgen, plus de landerijen in Amersfoort: 1 morgen tabaksland met schuur en een streep maatland van 200 roeden. In 1738 wist Adriaan ook de heerlijkheid Emiclaer van Maria Foeyt te kopen voor f6000 en voegde hij de gerechten samen. Hij legde daarmee de basis voor de gemeente Hoogland.

Betekenis
Het glas is zonder twijfel het mooiste erfstuk van Hoogland. Het is daarom van meer dan symbolische betekenis dat de Historische Kring Hoogland zich de trotse eigenaar mag noemen. Het is voorzien van een wapen en daarom mooier dan dat van Leusden, dat in 2004 is aangekocht. Daar komt bij dat van een agrarisch dorp als Hoogland nauwelijks kunstvoorwerpen bekend zijn. Museum Flehite heeft verder een Romeins kruikje, het bodeteken van de Malen van Hoogland (ca 1800) en de ambtsketen van de burgemeester (ca 1952).

Bronnen
Centraal Bureau voor Genealogie: documentatie familiewapens op www.cbg.nl
Archief Eemland:
Archief gerecht Hoogland (bnr 67) 777, protocollen 1714
Archief Hervormde Gemeente Amersfoort (bnr 167) 698, stukken herenbank 1716-1718
Gegevensbank van Amersfoortse zegels
DTB Amersfoort
Familiegeld Eemland 1675
Henk van de Hoef, Het gerecht van Hooglandt. Excerpten van prothocollen 1690-1796 (typoscript Amersfoort 2001)
H. Blaauw, Cruydenborgh & EndeIhoef (Maarssen 1997)
].R. Bruijn, De Admiraliteit van Amsterdam in rustige jaren 1713-1751 (Amsterdam-Haarlem 1970)
G.J.M. Derks en W.A. Heurneman, Soest in de zeventiende en achttiende eeuw (Soest 2010)
H.P. Deys, De Gelderse Vallei. Geschiedenis in oude kaarten (Utrecht 1988)
Gijs Hilhorst, “Emiclaer”, van heerlijckheid tot stad ([Amersfoort] 1993)
Gijs Hilhorst, Gerard Monkhorst en Gerard Raven, ‘Hoogland-West. Geschiedenis en natuur van een opmerkelijk landschap. Wandel-en fietsroute en historische achtergronden’, De Bewaarsman 7 (2001) 21-100
H.Th. Hormann, Gezagsdragers Amersfoort 1405-1795 [Woudenberg 1998]
].c. Kort, ‘Repertorium op de lenen van de hofstede Arkel in het land van der Leede, 1307-1646’,
Ons Voorgeslacht 39 (1984), ook te vinden als pdf op het web
Gerard Raven, ‘Vivat Amersfort! Gegraveerde glazen van Eemland’, Kroniek (juni 2004)
Gerard Raven, ‘Revolutie op het Hogeland. Het einde van de heerlijke rechten van Hoogland en Emiclaer 1795-1848’, De Bewaarsman 5 (1999) 104-107,6 (2000) 75-84
Sententien tot laste van Pieter van Houten ende Richard Saab, midsgaders Willem Teeckman … (Utrecht 1703)
].A.S.M. Suijkerbuijk, Inventaris van het archief van Isaak van Hoornbeek, 1720-1727 ((Nationaal Archief, Den Haag 1977)
Nellie van Vulpen, ‘Maria Foeyt (1674-1746), vrouwe van Emiclaer’, in Y. van den Akker e.a. (red.),
Utrechtse biografiën. Het Eemland I (Utrecht 1998) 67-71
E.B.F.F. Wittert van Hoogland, Bijdragen tot de geschiedenis der Utrechtsche ridderhofsteden en heerlijkheden I (Den Haag 1909)
Genealogische en landgoeddetails op internet