Hendrikje Folkerts en haar proces van 1595
GERARD RAVEN
Afgelopen zomer bracht de stichting Levende Historie in Amersfoort een bloedstollend proces uit 1595 tot leven. Op de Hof stond een podium met drie rechters, een aanklager en een verdediger. Op ontroerende manier onderging de jonge Hendrikje Folkerts haar proces en doodvonnis. Komende zomer is Hendrikje op wonderbaarlijke wijze weer terug op de Hof, om het allemaal nóg eens mee te maken. Echte Hooglanders mogen dit niet missen! Hier vast de historische achtergronden.
Hendrikje was de 17-jarige dochter van Folkert Dirksz en ene Reyer; mogelijk was zij getrouwd met een Thonis. Folkert was een katholieke boer van 62 uit Nieuwland; hij woonde achter boerderij Sneul. In 1595 veroordeelde het Hof van Utrecht verschillende mannen en vrouwen voor hekserij. Niet iedereen was daar blij mee: Balthasar Becker streed tegen deze achterlijke ideeën en was ervan overtuigd dat Hendrikje het slachtoffer was geworden van een gerechtelijke dwaling. Maar hij had de tijd tegen. De 16e eeuw was er een van oorlog, werkloosheid en hongersnood. Dat was een prima voedingsbodem voor het idee dat mensen bezeten waren, zelfs bij geleerde stedelingen.
Vijf generaties heksen
De beschuldiging van hekserij bleef maar aan Hendrikjes familie kleven. Al in 1550 ontliepen haar oma Neel (toen 23) en haar grootmoeder een veroordeling. Toen Neel 64 was kwam het allemaal weer terug. Met haar dochter Reyer en kleindochter Maria moest zij in 1591 weer voor de rechtbank verschijnen. Neel en Reyer werden verbrand op de Amersfoortse Berg. Maria had een belastende verklaring tegen hen afgelegd. Dat gebeurde wel vaker onder de extreme druk die op kinderen werd uitgeoefend. Zij werd alleen verbannen. Ook Reyers zus Geertje is toen misschien verbrand.
Vier jaar later waren Hendrikje, haar vader en haar vier broers (8-14 jaar) aan de beurt. Folkert had een man uit Nijkerk geholpen hooi naar Amersfoort te brengen en daarna was één van de paarden overleden. Toen een ander paard ook ziek werd dwong men Folkert om het te zegenen; dat deed hij met de woorden ‘God segene u paard, u goed en u bloed’. Het paard werd inderdaad beter. Maar de schout van Hoogland hoorde ervan en zo kwam de zaak aan het rollen. Bij ondervraging zei Hendrikje van niets te weten, maar haar broer Elbert (13) kwam zonder dwang met een ernstige beschuldiging tegen zijn vader en broer Hessel (14). Hendrikje, Hessel en enkele buren bevestigden deze, terwijl Folkert zijn martelingen had doorstaan zonder toe te geven! De waterproef was onduidelijk, maar nieuwe martelingen deden hem bekennen dat hij een verbond met de duivel had gesloten. Als hij een zwarte wambuis aantrok werd hij een wolf en beet hij dieren in het veld. Folkert werd gewurgd en verbrand.
Linksvoor: Kathelijne Jongeling speelt Hendrikje Folkerts (foto Tilly du Pui, Archief Eemland)
Hendrikje geeft toe
Bij een nieuw verhoor werd Hendrikje ook met marteling gedreigd. Daarop vertelde zij dat de duivel haar vroeger was verschenen, als een mens met klauwen. Hij beloofde haar grote rijkdom, waar ze mee akkoord ging. Twee jaar later kreeg ze van hem een strookje groen papier om kwaad mee te doen. Ook danste ze als een kat op de Metgensbleek ten zuiden van de stad, samen met haar vader, broers en de oudere Marie Barten. En tweemaal was ze een wolf en beet ze twee koeien van de buren dood. Sinds een jaar of drie, vier had ze geregeld sex met de duivel en een jaar geleden liet ze het hagelen. Ze beschuldigde ook een man en een vrouw. Hij werd ter dood veroordeeld en zij pleegde zelfmoord, want haar moeder was al eerder als heks verbrand.
Niemand uit Hoogland deed een goed woordje voor Hendrikje. Geen wonder: een familie van vijf generaties heksen! En de schrik zat er toch al goed in. Men had eerder dat jaar grote overstromingen gehad en er zwierven inderdaad wolven rond op het platteland. Maar Hendrikje is vermoedelijk niet gemarteld, zoals Marie. Beiden werden zij op 1 augustus uit de kerker van het stadhuis in Utrecht gehaald en gewurgd. Daarna zijn ze verbrand op het Vredenburg. Haar jongere broers werden allen gegeseld en moesten toekijken wat er met Hendrikje gebeurde….
Daarna zijn de heksen uitgestorven. Geleidelijk werd het leven normaler en waren er geen zondebokken meer nodig. De laatste verhalen dateren van 1651. Toen ergerde het Hof zich zó aan dorpelingen van Achttienhoven en Westbroek dat het strenge straffen beloofde voor dit soort beschuldigingen.
A. Pietersma, ‘Hendrikje Folkerts (ca 1578-1595). Als heks de vuurdood gestorven’, in Y.M. Van den Akker e.a. (red.), Utrechtse biografieën. Het Eemland 2 (Utrecht1999) 79-83