door Eef Boersen
Tot ca 1950 bestonden er nog nauwelijks veevervoerders met vrachtwagens of trailers. In het midden van ons land oefende Hannes Veldhuizen daarom voor de oorlog het beroep uit van paardenvervoerder. Maar iedereen noemde hem Hannes Spar; bijnamen kwamen toen veel vaker voor dan tegenwoordig.
Wanneer een boer een paard wilde kopen voor zijn bedrijf kon hij er soms in zijn eigen omgeving geen geschikte bemachtigen. Dan ging hij meestal per trein naar de paardenmarkt in Nijkerk, Utrecht, Purmerend of Zwolle. Hannes Spar bracht hem dan zijn paard thuis.
Hannes ging meestal per spoor naar die markt, maar als het kon ook lopend. Dit hing af van de datum en de afstand. Hij zocht de boeren op die een paard gekocht hadden om een opdracht te krijgen. Hij kon er maximaal vijf vervoeren. Hannes deed elk paard een hoofdstel om, en bond ze met dik touw aan elkaar vast middels de ringen. Hij liep er zelf naast of zat op één van de dieren. Zo ging het naar de dichtstbij gelegen boerderij en daarna naar het volgende adres.
Tegen de avond zocht Hannes onderweg een boer op. Hij meldde zich en gaf te kennen dat hij bij hem de nacht wilde doorbrengen in de hooiberg. Bij koude weersomstandigheden sliep hij op de deel, in het hooi tussen de warme koeien. De paarden die hij nog bij zich had liet bij in het weiland overnachten. Hannes genoot in de loop der jaren veel bekendheid door zijn ‘zwervend’ beroep. Daarom kreeg hij onderweg altijd eten en drinken aangeboden, waarvan hij uiteraard gretig gebruik maakte. Zo kon het gebeuren dat een boer Hannes ontmoette met enkele paarden, ergens in de Eemlandse polder tussen Spakenburg en Eemnes tijdens de hooibouw. Hij vroeg: ‘Hannes, waar kom je vandaan en waar gaat de reis naar toe?’ Waarop hij antwoordde: ‘Ik kom van Zwol en ik moet naar Abcou’.
Het waardeloze spaargeld
Uiteraard verdiende Hannes wel wat geld met zijn paardentransporten, maar zijn manier van leven en werken had weinig van doen met geldzaken en het bankwezen. Hij merkte pas te laat dat minister van Financiën Pieter Lieftinck het Nederlandse geld- en belastingstelsel na het einde van de Tweede Wereldoorlog ordende door de 1-meivergelijking (1 mei 1940 t.o.v. 1 mei 1945). Toen pas kwam mijn vader Jan Boersen (kassier van de Boerenleenbank, tevens boer) te weten dat Hannes zijn geld altijd in zijn portefeuille bewaarde in de binnenzak van zijn duffel (dikke zware korte winterjas).
Het was ruim vierduizend gulden! Hij was dus (wat platvloers uitgedrukt) een ‘rijke stinkerd’, zeker wanneer men zijn outfit in aanmerking nam. Via een nogal ingewikkelde procedure kon de kassier Hannes’ oude oorlogsgeld inwisselen tegen nieuwe biljetten. Ondanks het dringend advies om zijn geld op een spaarboekje te zetten bleef Hannes van mening dat hij het geld beter zelf kon ‘bewaren’ dan de bank. (Wie zijn spaarboekje verloor kreeg echter van de bank een nieuw boekje met dezelfde hoeveelheid geld erop.)
Portefeuille verloren
Geruime tijd later kwam Hannes erg verdrietig bij de Boerenleenbank, om te vertellen dat hij zijn portefeuille verloren was, uiteraard met inhoud. Hij vroeg of hij weer nieuw geld kon krijgen, net als de vorige keer. De bank moest hem teleurstellen. Hannes verliet het kantoor verdrietig en boos. Zó boos dat hij voor de kassier nooit meer een paard van de markt naar zijn boerderij wilde vervoeren.
Toch kwam Hannes meer dan een halfjaar later weer terug, nu aanmerkelijk blijer en vrolijker. Als hij tijdelijk zonder werk zat, omdat de tijdsduur tussen twee paardenmarkten wat langer was, sliep hij ook wel in schooierslogementen, tegenwoordig meer bekend als opvang voor daklozen. In het logement in Hilversum deed hij huishoudelijke klusjes, zoals vaat wassen. Zo voerde hij de hond, die daar nog aan de ketting lag, en voorzag het hondenhok van nieuw stro. In dat hok vond hij toen zijn portefeuille met inhoud terug! Hannes herinnerde zich het advies van de kassier. Deze kreeg er een dag later een nieuwe spaarder bij met als inleg vijfduizend gulden…
Zelf bewaren
Enige jaren later brak de tijd aan dat Hannes moest worden opgenomen in het gesticht: een wat ouder woord voor bejaardencentrum. Hij kwam op de mannenzaal van het nonnenklooster van Hooglanderveen. Omdat men niet beter wist dan dat Hannes altijd een arme zwerver was geweest, kon hij terecht op kosten van het Rooms-Katholiek Armbestuur. Enige weken na zijn opname bij de zusters ging Hannes naar de bank om zijn geld op te nemen. Hij kon het wel weer zelf bewaren, nu hij voor de rest van zijn leven onderdak had…
Amper een jaar later kwam Hannes te overlijden. Dat moet geweest zijn tussen 1946 en 1950; in de burgerlijke stand was dit niet te vinden. Hij werd begraven op kosten van het armbestuur. Niemand is te weten gekomen waar Hannes zijn geld heeft achtergelaten, want het werd niet teruggevonden in zijn kastje op de mannenzaal. Een merkwaardig historisch verhaal, maar helaas zonder happy end.