2013-1-1 De pont van Zwarte Willem 1947-1968

Heen en weer… heen en weer…
De pont van Zwarte Willem 1947-1968
JOOP PIEKEMA

Bijna vijftig jaar geleden ging de pont van Hoogerhorst over de
Eem uit de vaart. Wie was Zwarte Willem eigenlijk en wat was
zijn ervaring met het veer?

‘Man, ga uit het water, het is levensgevaarlijk, je wordt hartstikke ziek!’ Ik
hoor het mijn vader nóg roepen. Ik zat als kind bij hem in een roeibootje dat
hij bij Zwarte Willem had gehuurd. Het was een heerlijke zomerdag, rond
1955, en we dobberden op de Eem nabij de Kleine Melm in Soest. Toch vormde
dit vredige tafereeltje niet de jeugdherinnering die mij altijd zou bijblijven.
Het was de zwemmer. Hij had zich in het water gewaagd. Water dat stonk naar
verrotting en bederf, en zwarter was dan zwart… Zwaar vervuild door de
Scheepjeswol Fabriek in Veenendaal. Met mijn vaders stem nog nagalmend in
zijn oren, zag de zwemmer nu ook zélf wel in, hoe onverstandig hij had gehandeld.
Zo’n geestesproces noemen we voortschrijdend inzicht. Hij ging meteen
het water uit…
Zwarte Willem – zijn eigenlijke naam was Willebrordus van den Heuvel – verhuurde
niet alleen roeibootjes. Hij bediende ook de veerpont naar de buren aan
de overkant, de gemeente Hoogland. Twintig jaar lang trok hij de pont heen en
weer, van 1948 tot 1968.

Zwarte Willem
Willebrordus van den Heuvel werd op 4 augustus 1903 in Hoogland geboren
als zoon van Wilhelmus van den Heuvel (geboren 11 maart 1862 te Hoogland)
en Klasina Brouwer (geboren 31 maart 1863 te Leusden). In 1928 vestigde hij
zich aan de Eemweg 4 te Soest, beter bekend als het veerhuis ‘de Kleine Melm’,
waar hij het café overnam van tapper Reijer van den Hoef. Daar is hij zijn verdere
leven blijven wonen. Hij trad op 28 september 1932 te Soest in het huwelijk
met Maria Cornelia Allegonda de Haas (geboren 29 oktober 1905 te
IJsselstein). Samen kregen ze drie kinderen. Zijn bijnaam ‘Zwarte Willem’ heeft
hij mogelijk te danken aan zijn borstelige wenkbrauwen, donkere haar en
gebruinde kop.

Een echte veerpont
Op 21 april 1947 vroeg Willem van den Heuvel bij Gedeputeerde Staten een
vergunning aan voor een pontveer in de Eem. Tot voor kort had Van den
Heuvel een roeibootje gebruikt om aan de Kleine Melm ‘over te zetten’. Nu
had hij een pont in gebruik genomen, die voortbewogen werd met een trekkabel.
Aan de Soester kant van de Eem was in het water een trapsteigertje
gebouwd tegen de beschoeide walkant. Aan de andere zijde legde de pont aan
tegen een schuin oplopend steigertje, dat eveneens in het water was uitgebouwd.
Tussen beide steigers bleef nog zo’n 35 meter vaarruimte over. De trekkabel
kon gelost worden om de scheepvaart te laten passeren. Via de veerpont
werden passagiers en vee overgezet van Soest naar Hoogland en omgekeerd.
Precies een jaar na de aanvraag werd de vergunning verleend. Willem van den
Heuvel moest dan wel zorgen dat de aanlegsteigers in goede staat verkeerden en
dat de pont bij donker afgemeerd was tegen de betonbeschoeiing aan de Soester
zijde van de Eem. Als de pont niet voer, diende de pontketting gevierd op de
bodem van de rivier te liggen. Tot slot betaalde Zwarte Willem nog f 1,-
belasting aan de provincie Utrecht.

Passagiers
Natuurvorser Rinke Tolman maakte dankbaar gebruik van de pont. Dat blijkt
uit zijn bijdrage voor weekblad De Spiegel van 19 mei 1956: ‘[…] stonden wij
op de los- en laadplaats de Kleine Melm bij ‘t veerhuis. Fel flonkerden de
meanders van de Eem. […] Sjaan, de struise dochter van Zwarte Willem, de
pontjesbaas, wreef binnenshuis de vloeren en meubels glimmend glad en haar
wangen bellefleurig rood. Ook dit was het voorjaar. “Ja”, zei haar moeder
toen, die ons overzette. “Wij zijn met de schoonmaak bezig. Daar staan twee
maanden voor.” Verbouwereerd antwoordde ik alleen maar: “O”. Maar met
schrik in mijn hart stelde ik mij tijdens de korte overtocht voor, dat mij zoiets
moest overkomen: acht, negen weken te moeten leven in een sfeer van ontreddering
en onredelijkheid.’
In 1964 zette Willem van den Heuvel nog steeds voetgangers en fietsers over,
voor twintig cent. Voor ander verkeer waren noch de pont noch de weg naar
Hoogland geschikt. Vooral op zondag was het druk, want een gedeelte van de
Hooglanders ging in Soest ter kerke. Passagiers konden voor drank en versnaperingen
terecht in de oude herberg van Willem van den Heuvel. Overnachten
zoals in de tijd van joffer Bartolotti (rond 1700) was niet meer mogelijk. In
november 1964 kwam een schipper die een vracht van 268 ton richting
Amersfoort vervoerde, bij de Kleine Melm in de problemen. Door moeilijkheden
met de schroef dreef het schip naar de kant en werd de pont van Zwarte
Willem geramd, waardoor hij lek raakte.

Niet meer rendabel
Twee jaar later, op 24 november 1966, overwoog Willem van den Heuvel te
stoppen met het pontveer. Het was niet meer rendabel, vooral niet nu de provincie
een aansprakelijkheidsverzekering eiste voor f 500.000,- per gebeurtenis.
Hij kon alleen doorgaan als de gemeente subsidie zou verlenen van f 25,- per
week. De gemeente zag wel in dat de pont belangrijk was voor natuurminnaars.
Maar daar bleef het bij. Over de subsidie hoorde Willem van den Heuvel nooit
meer iets.
Toch ging Van den Heuvel nog een tijdje door. In de Soester Courant van 23
juli 1968 verscheen een stukje onder de kop ‘Met de pont over de Eem’, met
een foto van de pont in bedrijf: ‘In deze tijd van kunstmanen, snelwegen, viaen
aquaducten doet het weldadig aan om op een mooie zomerdag, oog in oog
te staan met een in bedrijf zijnde ouderwetse veerpont. En wanneer die pont
dan ook nog de enige verbinding is tussen de oevers van een echte rivier, waar
langs beide zijden de koeien rustig grazend voortgaan, dan zijn alle factoren
voor een “echt” Hollands landschap volop aanwezig. Terwijl de pont aan de
Grote Melm, als zodanig geen werkelijke openbare dienst meer doet, – alleen de
landbouwers met landerijen aan de andere zijde van de Eem maken er gebruik
van – vormt de veerpont aan het einde van de Eemstraat, bij het café Willem
van den Heuvel een schakel in de alleen voor fietsers en wandelaars aantrekkelijke
route naar Hoogland en omgeving.’ Maar weldra zou de pontbaas de leef-
tijd van 65 jaar bereiken. Tijd dus voor de – in die jaren nog bescheiden –
AOW-uitkering.

Het pontveer verleden tijd
Per 1 november 1968 stopte Willem van den Heuvel definitief met zijn veerdienst
vanwege de hoge kosten van onderhoud en de toestand van de pont.


Foto gemaakt bij het afscheid van de pont, 26 september 1968.
Aan dek zien we rechts Willem van den Heuvel, met aan zijn linkerzijde
de bekende Soester journalist G.S.T. van de Poll
(collectie Gemeentearchief Soest).

Op die datum verscheen in de Soester Courant een laatste interview met hem.
De bijgeplaatste foto is op dezelfde dag gemaakt als die, welke we eerder tegenkwamen
in de krant van 23 juli 1968 – sterker nog, we zien op de pont dezelfde
mensen staan! Het woord is aan de gewezen pontbaas: ‘Ik heb het nu twintig
jaar gedaan, nu wil ik eindelijk eens een beetje tijd voor mezelf hebben.’ Het
pontje, dat eigenlijk oud en aan vervanging toe was, was voor f 300,- te koop.
Bij de gemeente was er geen animo dit stukje folklore in ere te houden. En voor
Willem van de Heuvel was het niet lonend meer. Een kwartje per mens of beest
was niet voldoende om alle reparatiekosten te dekken.
Van den Heuvel: ‘Vaak was het hier zo druk, dat ik niet eens de tijd kreeg om
me te scheren.’ Maar intussen beschikten veel mensen over een auto en was het
veer niet meer zo nodig. De twee keer dat het pontje door een aanvaring was
gezonken had Van den Heuvel op moeten draaien voor de berging en nieuwe
kabels. Van den Heuvel: ‘Nee, ik doe het niet meer, en de gemeente kennelijk
ook niet, want op een verzoek om subsidie is de gemeente nooit ingegaan.’ Het
overzetten was niet altijd even makkelijk gegaan. Bij laag water was er een
plank nodig om van de pont op de wal te komen. Van den Heuvel: ‘Dat is nu
allemaal verleden tijd. Ik hoef nu niet meer door weer en wind de Eem over en
word ook niet meer uit m’n bed gehaald.’

Fietsbrug
De natuurminnaars hebben er veertig jaar op moeten wachten. Er is lang over
gesproken. Maar de vaste oeververbinding, de fietsbrug, is er dan toch gekomen.
We kunnen nu al spreken van een ‘oeverloos’ succes! Voorspellers durven
het zelfs aan om te zeggen dat de brug, tengevolge van regelmatig terugkerende
verkeersopstoppingen, al spoedig verbreed zal moeten worden!

Bronnen
– Archief gemeente Soest 1929-1975, dossiernrs. 2305 en 4066, stukken betreffende de veerpont
over de Eem aan de Kleine Melm, 1947-1949, 1966, 1968.
– Bevolkingsregisters gemeente Soest
– E. Heupers, ‘De Grote en Kleine Melm te Soest’, Maandblad Oud-Utrecht 37 (1964) 13-20
– Rinke Tolman, ‘Wat stelden maart en april ons teleur!’, De Spiegel, 19 mei 1956
– Soester Courant
Een eerdere versie van dit artikel is verschenen in Van Zoys tot Soest jrg. 29 nr. 1 (2008) 23-29. Dit
artikel is voor De Bewaarsman bewerkt.
Heen en weer… heen en weer…. 5