De kooiman werkte er al voor 1600
RIA HILHORST EN GERARD RAVEN
De kooikerij was een typisch ‘oud-Hollands’ bedrijf. De kooiker kon met het vangen van eenden zijn gezin goed onderhouden, want in het waterrijke Nederland zijn die altijd erg talrijk geweest. De Hooglandse polder Duist is daar een mooi voorbeeld van. De eendenkooien hebben ook nu nog steeds in grote trekken dezelfde vorm als vroeger. Ze bestaan uit een plas water met één tot wel negen gebogen slootjes, de vangpijpen, die in een vanghok eindigen. Langs deze vangpijpen zijn circa 2 meter hoge rietschermen aangebracht. Deze zijn afgedekt met netten of gaas, vroeger met gebogen elzen- of wilgentakken om het wegvliegen van de vogels te voorkomen. Het geheel ligt te midden van een hoog opgaand waterrijk kooibos. De eendenkooien werden niet alleen uitgegraven en beplant, maar ook aangelegd rondom oude dijkdoorbraken. Een eendenkooi heeft een omvang van gemiddeld 2 ha, waarvan de kooiplas, het wed genoemd, een grootte heeft van circa 0,75 ha. Het merendeel van de kooien is gegraven en heeft een zo genoemd ‘rogge-ei-model’, waarbij in vier veel voorkomende windrichtingen een vangpijp is aangelegd. Meer details zijn t e vinden in het artikel van Evert van Andel.
Zeven eendenkooien
Duist ligt rechts van de polder De Haar, gescheiden door de Zevenhuizerstraat. In 1974 is dit gebied bij de gemeente Bunschoten gevoegd. Duist ligt aan de oostkant tegen de grens met de provincie Gelderland. Het oostelijk deel was bekend onder de naam Boven-Duist, het westelijk deel werd Beneden-Duist genoemd. Het uitgestrekte weidegebied is door de aanleg van nieuwbouwwijk Vathorst veel kleiner geworden. Het gebied ligt grotendeels beneden NAP en stroomde vroeger geregeld over. Het is doorsneden door evenwijdige sloten.
Zeven eendenkooien in de Duist in 1666 (Museum Flehite)
Soms is er wat moerasland met poelen en plassen. Al met al een aantrekkelijk gebied voor allerlei soorten watervogels. Vanouds hebben hier wel zeven eendenkooien gelegen. Op de bekende polderkaart van 1666 liggen er twee in de Neerduist en vijf in de Bovenduist, naast vele andere in Hoogland. De kooien zijn herkenbaar als plassen met vier uitlopers. De topografische kaart van 1870 heeft op precies dezelfde plekken plassen (weliswaar zonder uitlopers) en zelfs op de kaart van 1931 liggen nog drie eendenkooien met groen eromheen. Of de kooien toen nog in gebruik waren, is echter niet duidelijk.
Vroegste vermeldingen
Eerder in dit blad stond al een artikel over Daan Gerritsz, de kooiman (ca 1655-1703), stamvader van de familie Van de Kooy. Hij had een kooi in De Haar. Maar er is zelfs nog een veel ouder voorbeeld in een (waarschijnlijk nooit gepasseerde) akte van 1627. Daarin gaat het over ‘d’helft van 11 deimten [6 ha] lants daer een koye up staet, gelegen in den poldre genaempt de Duyst buyten Amersfoort’. Agnieta Thimans, weduwe van Bartholomeus Hendriksz, vermaakt dit aan haar kinderen overeenkomstig de bepalingen van het testament van hun oom Johan Woutersz, dat in Amsterdam was verleden in 1591. Hier hebben we het bewijs dat er in 1591 al een eendenkooi in de Duist aanwezig was.
Bronnen
J. van den Boom, ‘Daan Gerritsz, de kooiman (ca1655-1703). De oorsprong van de familienaam Van de Kooy’ 4 (1998) 20-24
Evert van Andel, ‘De Eemnesser eendenkooi’, Historische Kring Eemnes 28 (2006) 63-74 in te zien via www.sabine.nu
J. Belonje, ‘Een eendenkooi in de Duist [1591-1627]’, Maandblad Oud-Utrecht 42 (1969) 37-38
Marc Hameleers, ‘De Kaarte van de Polders der Eemlandtsche Leege Landen etc. van Dirk Brekensz van Groenouw. De populairste polderkaart van Eemland 1666-1824’, Flehite. Historisch jaarboek voor Amersfoort en omstreken 12 (2011) 114-127