Een reactie
Jaap Voorburg
In het vorige nummer schreef Joop Piekema een mooi artikel over de pont van Zwarte Willem na 1947. Graag geef ik spontaan enkele aanvullingen, want mijn geheugen gaat verder terug. Het is namelijk ongeveer zeventig jaar geleden dat wij vanuit de Malewetering door de sluis de Eem in zwommen en soms doorzwommen tot het pontje.
Dankzij de oorlog was het water toen schoon. Na de bevrijding kwam de industriële bedrijvigheid weer op gang en daarmee de waterverontreiniging. Zelfs de Malewetering leverde een niet te verwaarlozen aandeel. Maar daar waren meer mensen schuldig aan, want wij vonden reeds kort daarna aangespoelde condooms. Dat was voor ons heel spannend, want goede seksuele voorlichting kregen wij niet. Wel had ik eens gehoord hoe pater Henri de Greve in het radiopraatje van de Bond Zonder Naam afgaf op “minderwaardige zaakjes in gummiwaren’. In elk geval begrepen wij wel dat je deze ballonnetjes niet moest opblazen.
De Eem is de enige rivier waarvan alle bronnen in ons land liggen, afgezien van water dat bij de Grebbesluis wordt ingelaten. Als gevolg daarvan zag Joop Piekema destijds de meest vervuilde rivier van Nederland, maar ook van West-Europa. Ik herinner mij ook een zomer waarin bij noordwestenwind het water ter hoogte van de Malesluis nog wel schoon was.
Voor en na de oorlog
In mijn geheugen is het pontje er altijd geweest. Op 17 september 1944 werd een doel in de buurt van het veerhuis door vliegtuigen beschoten, maar ik neem aan dat dit niet het pontje was, want dat was toen niet meer dan een roeiboot. Tijdens de gevechten in april-mei 1945 hadden de Duitsers ter hoogte van de Malesluis een voetbrug over de Eem aangelegd. Dat was een eenvoudige brug die op olievaten dreef. Deze brug sloot niet aan op een voor fietsen begaanbaar pad en is kort na de bevrijding weer opgeruimd.
Ik weet zeker dat vanaf juni 1945 mijn fietsroute naar de HBS in Hilversum via dat pontje liep. In de roeiboot was maar plaats voor een paar fietsen, die er alleen door de veerman op de goede manier in geplaatst konden worden. Het is maar één keer gebeurd dat wij niet overgezet konden worden, als gevolg van harde wind. Daarom zochten wij toen onze weg door de polder naar de Eembrug en kwamen we een uur te laat op school. Als de Eem was dichtgevroren kon er ook niet gevaren worden, maar zodra het enigszins mogelijk was legde Willem van planken een begaanbaar voetpad aan. Als het ijs sterk genoeg was moest je ook nog goed uitkijken, want rondom de daar liggende schepen werd het geregeld verwijderd door de schippers. Het spreekt vanzelf dat er bij Zwarte Willem een rustpunt was wanneer er geschaatst kon worden en dat er op het ijs een koek en zopie stond.
Bel en kerk
Aan de Hooglandse kant stond bij het pontje een grote verticale metalen buis, die mij deed denken aan de gascylinders die werden gebruikt bij het lassen. Daarnaast hing een metalen staaf om op die buis te slaan. Bij een westelijke wind kon je deze ‘bel’ bij ons thuis goed horen en hadden wij een indruk van de frequentie van het verkeer. Dat verkeer was overigens maar beperkt en kan, van de Hooglandse kant bezien, beter getypeerd worden met ‘halen en brengen’ dan met ‘heen en weer’.
Piekema veronderstelt dat er Hooglanders via het pontje in Soest naar de kerk gingen. Dat was niet het geval. Aan de Hooglandse kant van de Grote Melm woonde Toon Hilhorst op de boerderij Krachtwijk. Zijn vrouw kwam uit Soest. Zij gingen daar gewoonlijk wel naar de kerk. De bewoners aan de kant van Soest hadden een soort veerboot, om hun landerijen in Hoogland te kunnen bereiken. Evenals de roeiboot van Toon Hilhorst behoorde deze niet tot het openbaar vervoer, zoals het pontje van Zwarte Willem.
In die tijd hadden katholieken niet alleen te maken met de Tien Geboden, maar op school moesten wij ook De vijf geboden van de Heilige Kerk uit ons hoofd leren. Dat ging niet alleen over het vasten, maar er stond ook in dat je tenminste één keer jaar moest biechten en in de Paastijd de Heilige Communie ontvangen, het liefst in de eigen parochie. Als Toon Hilhorst rond Pasen naar de kerk in Hoogland fietste, zeiden mijn ouders: ‘Hij gaat zeker zijn Pasen houden’.
Joop Piekema, ‘Heen en weer… heen en weer… De pont van Zwarte Willem 1947-1968’, De Bewaarsman 19 (2013) 1-5