door Gerard Raven
Onlangs kreeg Museum Flehite twee haar- en borduurwerkjes geschonken. Ze zijn de stille getuigen van een tragische periode voor de familie Voorburg van boerderij De Lindeboom in Zevenhuizen.
Gerrit Voorburg en Stijn Boersen woonden op een monumentale boerderij, waarvan ook nu nog de historische voorgevel te zien is. Dit stukje land net ten noorden van de A1 is na de annexatie bij Hoogland gebleven; de andere boerderijen in Zevenhuizen horen nu bij Bunschoten.
Twee baby’s
Het echtpaar had al drie kinderen: Kees, Jan en Antoon. Theodorus Antonius (Dikje) werd geboren op 18 december 1927, maar overleed dezelfde dag. Omdat de baby namen had zal hij nog een nooddoop hebben gekregen, zodat hij op het kerkhof mocht liggen. Hij kreeg echter geen apart graf; zo ging dat meestal met baby’s. Broer Kees Voorburg: ‘Vader wist niet goed waar hij precies begraven lag, want er was geen steen’.
Naar 19e-eeuws gebruik was eerder een haarlok afgeknipt. Sinds de Romantiek waren sieraden met haar van een overledene populair; Museum Flehite heeft er meer. Er werden zelfs afbeeldingen van een treurwilg, een graftombe of een urn mee gemaakt, soms met een treurende weduwe erbij. Dikjes haarlok werd echter op een klein plateau verwerkt en ingelijst met een borduurwerk. Het haar is minder goed te zien, omdat de doorzichtige afdeklaag deels is vergaan en verkleurd. De familie denkt dat moeder Stijn het niet heeft gemaakt; het zal wel een familielid of vriendin zijn geweest.
Een jaar later was Stijn weer in verwachting en op 4 november 1928 werd het volgende zoontje geboren. Zoals gebruikelijk kreeg hij dezelfde doop- en roepnamen. Maar dit Dikje overleed na twintig dagen. Ook zijn haarlok werd ingelijst. Hier is de afdeklaag beter behouden, maar door verkleuring is het haar ook nauwelijks te zien.
Het zieke jongetje
Op 6 februari 1930 werd het derde Dikje geboren. Toen hij acht jaar was kreeg hij longontsteking en bronchitis en stikte hij. Hij ligt wél in het familiegraf.
De familie heeft nog een tafelbel die hij bij zijn bed had (om te waarschuwen dat hij benauwd werd) en de houten puzzelblokken waarmee hij gespeeld had. Kees: ‘Hoewel de ziekte en het overlijden ons nogal aangrepen werd er thuis later weinig over gesproken’.
Van dit Dikje is geen haar meer afgeknipt. Misschien raakte dat toen al wat uit de mode. Het is ook mogelijk dat Gerrit en Stijn twee lijstjes in hun slaapkamer wel genoeg vonden. Zij hebben daarna nog zeven kinderen gekregen, maar die kregen andere namen. De eerste daarvan was trouwens een meisje, Dora in 1931, daarna Gerbrand in 1932. Dora herinnert zich de Engelenmis van haar broertje; ze was toen zelf zeven: ‘Bij de uitvaart van een kind droeg je geen zwarte kleren. Maar aan de keukentafel werden wel zwarte ruitvormige lapjes op onze jassen genaaid, waar we nog een jaar mee gelopen hebben.’
Naar het museum
De haarlokken zijn blijven hangen tot de ouders overleden. Uiteindelijk kwamen ze bij Gerbrand Voorburg en zijn vrouw Rie, die ze met toestemming van hun broers en zussen aan Museum Flehite hebben gegeven. Daar zijn ze nu te zien in de aanwinstenvitrine. De Historische Kring Hoogland heeft geen mogelijkheid om zulke voorwerpen goed te bewaren.
Bronnen
Vraaggesprekken met Rie Voorburg-Voskuilen, Kees Voorburg en Dora Voorburg.
E.G.G. van Amstel-Bos, Sieraden uit de 19e eeuw (Lochem 1981)