2014-1-5 Van stopfles tot geldla

Herinneringen aan drogistengezin 1945-1970
HANS KEIZER

Mijn ouders Ries Keizer (1916-1995) en Cor van den Breemer (1914-1990) begonnen na de Tweede Wereldoorlog met een verfwinkel en later ook een drogisterij. Deze winkel stond aan de Hamseweg. Dat zegt veel, want ze kenden zo ongeveer iedereen en vrijwel iedereen kende hen. En in die tijd maakte een winkel veelal deel uit van het gezinsleven.

Je liep bij ons vanuit de gang de winkel in. Klanten werden vaak in de woonkamer ontvangen om bijvoorbeeld behang uit te zoeken. Na sluitingstijd kwamen ze achterom en werden ze in de gang geholpen. De klanten konden een blik in de woonkamer werpen als de deuren openstonden; dat kwam nogal eens voor. De meeste winkels in Hoogland waren zo; bij sigarenboer Jan van Dijk was de winkel slechts met een groot gordijn van de huiskamer gescheiden.

Ansichtkaart van de Hamseweg in de jaren dertig. Links het geboortehuis van mijn vader. Achter de twee ramen links van de voordeur lag de woonkamer waarin hij een verfwinkel en later ook een drogisterij begon.

Wij, de kinderen, maakten vanzelf mee wat zich in en rondom de winkel afspeelde. Aardige en merkwaardige klanten, nieuwe producten (die volgens mijn moeder niemand nodig had), vertegenwoordigers van allerlei slag. Een nieuwe winkelinrichting. De aansluiting bij de DA (Drogisten Associatie). De aanschaf van een auto. De verkoop van de zaak. Veel daarvan kwam onder het eten ter sprake. En rrring… rrring… daar kwam weer een klant onder etenstijd. Dan ging mijn vader naar de winkel na nog gauw een hap te hebben genomen, en legde mijn moeder automatisch een pannendeksel op zijn bord om zijn eten warm te houden. ‘Ga jie es kieke,’ zei mijn moeder soms zuchtend tegen mijn zussen Arda of Ria. ‘Dan kunne wulie tenminste ete.’ Op mijn broer Leo en mij werd nooit een beroep gedaan. We waren te jong en/of moesten ‘huuswerk maoke’. We hielpen wel geregeld met het prijzen van artikelen. Dat gebeurde meestal aan de keukentafel. Eerst de prijs (‘vierentwintig keer twee vijfentwintig’) op vellen plakkertjes schrijven, dan de plakkertjes op de artikelen drukken.

Mijn ouders begonnen de winkel kort na de oorlog (het jaartal is niet bekend) en ze verkochten hem in 1970. Tussen die twee momenten ligt een wereld van economische, technische, politieke en sociaal-culturele ontwikkelingen. Zo armoedig en kapotgeschoten als Nederland er na 1945 bij lag, zo herrezen en welvarend stond het er in 1970 bij. Die ontwikkelingen volgden mijn ouders natuurlijk wel, maar op afstand. Ze hadden hun handen vol aan de winkel, zolang ze wakker waren. De winkel was zes dagen per week open en met vakantie gingen ze niet; de paar dagen die ze wel eens in het huis van een neef in Brabant doorbrachten zou ik geen vakantie willen noemen. Ze hadden nooit anders gekend. Arbeiders en ambtenaren hadden vrije dagen (in de jaren vijftig ook maar een handvol), winkeliers niet. Ze waren al blij als de winkel goed liep en ze nooit ziek waren.
Zo’n winkel aan huis is eigenlijk heel kleurrijk: er gebeurt altijd wel wat. Maar daarnaast was het voor mijn ouders toch veel zwoegen. In 1970 hielden ze ermee op. We gingen in een rijtjeshuis wonen, mijn vader nam een rustige kantoorbaan en mijn moeder kreeg een wasmachine – eindelijk!

Dit is het eerste gedeelte van het gelijknamige boek van de auteur.
Hans Keizer, Van stopfles tot geldla. 90 bladzijden en 17 foto’s. De tweede druk kost € 14,95, inclusief verzendkosten, te bestellen via hans-keizer@online.nl.