2014-2-3 De hooigrijper

Een ambachtelijke uitvinding
JAAP VOORBURG

Hooien is een tijd van grote drukte en inspanning. Vervoer en opslag zijn zwaar werk, maar vooral ook vakwerk. Daarom was de hooigrijper een handige vernieuwing.

Men moet hooien als de zon schijnt betekent: de gelegenheid gebruiken als die zich voordoet. Spreekwoorden bevatten veel wijsheid, maar zijn soms maar gedeeltelijk waar. Het gezegde zou al veel beter zijn als je het werkwoord hooien zou vervangen door hooi maken. Dit wordt immers vooraf gegaan door het gras maaien en hiervoor is de zon niet nodig. Hooi maken is het werk waarbij je ervoor zorgt dat weer en wind zo goed mogelijk worden benut om het gras te drogen. Daarna komen het transport en de opslag en dat is goed mogelijk in het donker.

Een typerend beeld van de hooitijd in mijn jeugd zijn de volgeladen wagens hooi die in de avond door het dorp reden op weg naar Hamersveld of zelfs Achterveld. Uiteraard was aan dit langdurige transport veel zorg besteed, om zoveel mogelijk hooi goed op de wagens te laden. Het goed stapelen van het hooi was echt vakwerk, dat lang niet iedereen beheerste.

Op- en afsteken
De opsteker verzamelde zoveel mogelijk hooi aan de vork en gaf dit aan de lader op de wagen. Die maakte hiervan hiervan een soort halve rol en zette deze op een hoek. De afgeronde kant van het hooi kwam aan de achter- of voorzijde van de wagen. De ruimte tussen twee hoeken werd vanaf de hoeken zodanig opgevuld dat de volgende pluk (wis) gedeeltelijk op de vorige lag. Volgens hetzelfde principe werd elke laag ook vanaf de zijkanten naar het midden opgevuld. Soms vroeg een lader aan de opsteker om een grote wis voor op een hoek. Ook moest de opsteker soms kijken of de vracht nog goed recht was. Ik hoop overigens dat ervaren laders dit verhaal nog willen aanvullen en
verbeteren.

Ik heb namelijk nog nooit een wagen hooi geladen en mijn kennis berust uitsluitend op ervaring opgedaan bij het lossen van de wagens. Als je dat voor de eerste keer deed en ijverig midden op het voer hooi ging staan, dan stond je verkeerd. Het hooi midden op de wagen drukte namelijk min of meer op al het andere hooi. Je kon het alleen goed aan de vork krijgen als je werkte in de omgekeerde volgorde van de lader.

Haakgat
Dit afsteken was niet het moeilijkste werk, zolang er nog niet veel hooi in de hooiberg zat. Het werd in de loop van de tijd moeilijker, naarmate je het verder omhoog moest brengen en de wagen bijna leeg was. Dan werd het tijd om een haakgat te maken en hiervoor citeer ik uit het Hooglands zakwoordenboek: ‘Hoakgat – uitgespaard gat in het hooi aan de buitenkant van de hooiberg om het hooi van de wagen aan te pakken en het daarna naar het hoger gelegen gedeelte door te kunnen geven.’
Het werken in het haakgat was wel zwaar werk. De ruimte was immers maar klein en bij warm weer kon een fris windje hier niet doordringen. Je kon er alleen werken met een hooivork met een korte steel, die je dus altijd hoog moest optillen. Daarom moest je praktisch op je plaats blijven staan; dat wil zeggen dat je met het aangepakte hooi op je vork een halve slag moest draaien om het naar boven door te geven.

Een uitkomst
Het is daarom begrijpelijk dat er in vroeger jaren is gezocht naar oplossingen voor dit zware werk. In het nieuwe boek Monumenten in Hoogland wordt enkele malen de hooigrijper genoemd, onder andere bij boerderij Hoogerhorst.

Hooigrijper in 1966 (fotograaf H.J. van Hoorn 1920-2013).

Evenals bij de rosmolen het geval is, wordt ook bij de hooigrijper het paard ingeschakeld. In mijn jeugd heb ik wel eens geholpen op de boerderij van Piet van den Hengel. Piet was een broer van Wulf, die boer van Hoogerhorst was; wellicht heeft hij het systeem daar afgekeken. Bij een hooigrijper steekt een rail naar buiten die onder het dak van de hooiberg hangt. Hieraan hangt een kabel met daaraan een grijper met lange scherpe tanden. Deze worden in het hooi op de wagen gedrukt. Op het erf staat iemand met een paard dat aan het andere einde van de kabel is gespannen. Na een signaal vanaf de wagen gaat het paard trekken en wordt de grijper omhoog gehesen. Bij het dak aangekomen loopt de grijper langs de rail naar ongeveer het midden van de hooiberg, waar wordt gelost. Middels een systeem van katrollen en pallen wordt een goed verloop geregeld.

Het is belangrijk dat de persoon bij het paard en de man op de wagen goed contact met elkaar houden. Niet alleen voor een vlot verloop van het werk, maar ook om te voorkomen dat de grijper plotseling naar beneden valt en de man op de wagen treft.

Na de oorlog kwamen er veel praktischer oplossingen zoals transportbanden en hooiblazers. De hooigrijper paste in de tijd voorafgaande aan de motorisering en is in dat opzicht opnieuw vergelijkbaar met de rosmolen. In dit kader passen ook nog de gevallen waarbij het paard werd vervangen door een tractor.

Ik vermoed dat de hooigrijper niet in een landbouwmuseum gevonden zal worden. Maar juist daarom is het feit dat hij wel wordt genoemd in het Monumentenboek een illustratie van de zorgvuldigheid waarmee de monumenten zijn beschreven.