2014-2-4 Nr. 2028 in Kamp Amersfoort (1)

Herinneringen van Hannes Traa aan 1940-1945 deel 1
GERARD TRAA

Altijd had mijn vader gezwegen over zijn tijd in het verzet en in de gevangenis, waar hij letterlijk een nummer was. Tot ik hem een paar jaar geleden alsnog aan de praat kreeg. Het zijn zulke bijzondere verhalen dat ik er een boekje van heb gemaakt. In iets aangepaste vorm verschijnt het nu in dit blad.

Inleiding
Mijn vader Johannes Traa is geboren op 28 april 1913 en is nu dus 101. De oorlogsjaren zijn heel heftig geweest voor hem. Daarom wilde hij er maar weinig over zeggen. Dit kwam ook omdat ma dan zei: ‘Ik wil er niets over horen, hou er mee op’. Hij zei wel: ‘Ik heb nergens last van’, maar dat klopte niet. Het had hem diep geraakt. Misschien was dat de reden dat ma zo reageerde.

Als er op 4 en 5 mei veel oorlogsbeelden op de televisie kwamen had hij nachtmerries van zijn oorlogservaringen. Of was er méér, wat pa maar beter niet kon vertellen? Daarom dacht ik: ik ga proberen meer te weten te komen. En verder realiseerde ik me ook: ik moet het nu vragen, nu het nog kan. Na enkele maanden speurwerk en veel vragen bij pa, ben ik inderdaad veel te weten gekomen. Het ging soms moeizaam. Hij moest wel in de juiste stemming zijn. Pa wilde eerst niet meewerken, omdat hij ma beloofd had nooit iets op papier te zetten. Maar ik heb het toch gedaan; hij wist hiervan. Hij heeft door de tijd heen bijna alles verteld. Als het ‘te heet’ werd wist hij het niet meer. Op dinsdag 18 februari 2009 heb ik pa gevraagd of ik dit verslag ook aan andere familieleden mocht laten zien. Hij zei toen volmondig: ja.

Hannes in 1943.

De verdwenen paarden
Pa woonde op een boerderij gelegen aan de Veenweg 20 te Hooglanderveen. Zijn vader en moeder woonden bij hem in en hielpen met van alles mee. Toen de oorlog begon woonde broer Jan al op de Hogesteeg. Het was hard werken voor weinig geld. Eigenlijk hadden de boeren het geluk dat ze zelf nog wat konden verbouwen en soms iets verkopen of ruilen. Dit was bij pa zeker het geval.

Pa had twaalf koeien en een schuur met varkens en biggen. Het aantal varkens wist hij niet meer. Ook waren er kippen, konijnen en één paard. Bij de mobilisatie van september 1939 moesten de paarden worden ingeleverd voor het leger, maar pa wilde dit niet. Hij liet daarom één hoefijzer zó veranderen, dat het paard wat mank liep. Vervolgens liet hij de dierenarts een bewijs opmaken dat het paard kreupel was en het niet geschikt was voor transport. De dierenarts heette Wellensiek. Achteraf gezien heeft die veel goed, maar zeer gevaarlijk werk gedaan.

Ook de twee paarden van de Coöperatie moesten ingeleverd worden. Daar werkte Willem Steenbeek uit de Veenweg; hij kwam bij pa vragen of hij eenoplossing wist voor deze paarden. Pa zei: ‘Breng ze maar hier. Toen de paarden aankwamen, bracht pa ze naar het Tuutbosje, in het weiland aan de overkant van de Veenweg, helemaal op het einde van het land tegen dat van Jan en Arie van Valkengoed aan. Pa dacht dat zij niet zouden gaan hinniken, omdat ze met z’n tweeën waren. Eén paard vond hij te link. Maar ook dit was niet zonder risico. Pa ging er dagelijks heen. Hij bond dan een zak met voer aan het hoofd van het paard.

De Johanneshoeve met van links naar rechts: zijn vader Johannes, moeder Jacoba Sas en broer Jan (collectie auteur).

Evacuatie
Toen de oorlog uitbrak moesten de mensen van hier evacueren naar Edam, omdat Hoogland in de Grebbelinie lag. Ze moesten zich melden in de haven van Bunschoten. Veel Veners gingen er lopend naar toe; anderen gingen met vrachtwagens. Vervolgens moesten ze per boot verder.

Ook de koeien moesten weg. Pa leverde twaalf hele goede stamboekkoeien in. Ze werden loslopend helemaal naar de boot in Bunschoten gedreven. Na enkele weken kwamen ze weer terug bij het Zuidereind. Je kreeg hetzelfde aantal terug, maar het waren niet dezelfde koeien. Pa kreeg hele magere koeien. Je moest er maar genoegen mee nemen. Overigens was hier één koe blijven lopen, van buurman Cees van Wee. Het beest was ontsnapt. In de tussentijd had deze koe ook nog gekalfd!

De zus van pa, Coba, was niet geëvacueerd. ‘Ze wilde niet weg’, zei pa. Een andere reden kon hij niet bedenken. Zelf denk ik dat ze achter is gebleven om de varkens en kippen te verzorgen. Ze verzorgde niet alleen de dieren bij pa thuis, maar ook de dieren bij de buren. Zo had ze ook de achtergebleven koe onder haar hoede genomen.

Boomstammen rijden
Toen de paarden weer normaal bij de boeren mochten zijn en het paard van pa niet meer ‘kreupel’ liep, werd hij door de Duitsersopgeroepen om hout te gaan rijden in Hoevelaken. Verschillende boeren moesten zich met paard en wagen melden.
De verzamelplaats was in het Hoevelakense bos. Ze moesten boomstammen van sparrenhout rijden naar de schietstellingen verderop. Deze stellingen waren nodig om richting Amersfoort te kunnen schieten. Pa kwam expres met paard en stortkar, zodat hij maar weinig sparren kon meenemen. Een stortkar is veel te klein voor boomstammen. De Duitsers waren woest, maar pa wist zogenaamd niet beter.

Inlevering van de fietsen
In juli 1942 moesten de fietsen worden ingeleverd. De Duitsers hadden er namelijk te weinig. Ook pa heeft twee fietsen weggebracht. Ze moesten ingeleverd worden bij de christelijke school aan de Heideweg in Hooglanderveen.
Jaan, een andere zus van pa, was het daar beslist niet mee eens. Het was namelijk het enige vervoermiddel dat ze hadden. Op een gegeven moment, toen er geen controle was, heeft Jaan direct de fietsen mee teruggenomen. Pa en Jaan hebben ze vervolgens verstopt.

Philips – Type 208U – Bwjr 1944-’45

Radio
In het voorjaar van 1943 moesten alle radio’s bij de Duitsers worden ingeleverd, omdat veel mensen naar de Britse zender luisterden. Natuurlijk deed pa dat niet. Hij verstopte de radio in het aardappelveld. Ook die van neef Arie Traa uit de Roevoeterstraat ging mee het gat in. Pa had eerst een kist gemaakt waar ze in konden, want de radio’s moesten wel goed blijven. Ook Cees van Wee had een radio. Deze werd verstopt in het Tuutbosje. De radio’s werden dus niet meer gebruikt. Volgens pa zou dat toch moeilijk gaan, want er was niet altijd stroom.

Arbeidsinzet
Vanaf 6 mei 1943 moesten de mannen van 17 tot en met 40 jaar zich melden om in Duitsland te gaan werken voor de Arbeidsinzet. Veel mannen gingen toen onderduiken. Pa hoefde niet naar Duitsland, want hij moest de boerderij verzorgen. Hij moest daar wel toestemming voor vragen. Hij kreeg hiervoor een papieren bewijs, een Ausweis. Dit moest hij altijd bij zich dragen.

Sigaren
Pa is in de oorlog tabak gaan verbouwen, omdat er veel vraag naar was. Alles was immers op de bon. En aan tabak viel nog goed te verdienen. Hij kocht tabakszaad; dit was op enkele plaatsen verkrijgbaar. Als de bladeren groot genoeg waren, ging hij ze plukken. Daarna legde hij ze onder een laag gemaaid gras. Dit liet hij enkele dagen liggen, zodat de bladeren wat geler en rijper oogden. Dan volgde het drogen. Na een tijd werden de bladeren gesneden en gerold tot sigaren. Dat deed hij met behulp van een apparaatje. De sigaren werden thuis opgehaald door Amersfoorters.

Vleestransporten
De Duitsers moesten ook vlees hebben om te eten. Alle vleestransporten werden daarom gecontroleerd. Pa had een afspraak gemaakt met Gijs Koller voor het vervoer van de koeien. Als Gijs een goede koe in zijn vrachtauto had, bracht hij deze naar pa. Die laadde vervolgens een mindere terug. Pa had immers na de evacuatie veel minder goede koeien teruggekregen. Het prijsverschil betaalde hij aan Koller.

Voor diercontrole in deze omgeving waren de heren Frederiks en Roskamp aangesteld. De boeren moesten alle varkens stempelen. Roskamp was erg vóór de Duitsers. Hannes Smink had veel last van hem. Hij wist waarschijnlijk dat pa een pistool had, want hij heeft hem gevraagd om Roskamp dood te schieten. Pa zei dat hij daar niet aan begon, want dan zou Hannes ervan af weten. Ook Arie Hilhorst had veel last van Roskamp. Hij moest zich melden bij de politie. Ze wilden hem namelijk verhoren. Hij ging wel, maar deed net of hij niet goed bij zijn verstand was. Op kantoor pakte hij een sigaar en deed erg vreemd. Hij had ook twee verschillende kleuren sokken aan. Na enige tijd hebben ze hem laten gaan.

Graan
De boeren waren verplicht om een bepaalde oppervlakte aan graan te verbouwen. Ze mochten het niet zelf laten dorsen. Dat mocht alleen met een dorsmachine en er stond dan een controleur bij. Die hield bij hoeveel graan je gedorst had. Het moest vervolgens worden ingeleverd. Maar pa had van tevoren al een deel van het graan er uitgeslagen. Dat deed hij in een ton. Dit was mogelijk omdat het graan met de hand was gemaaid, gebonden en tijdelijk op de zolder werd opgeslagen. Hij verstopte een gedeelte van het gedorste graan in de bietenkuil. Willem Kleinveld uit de Veenweg had ook wat graan met de hand gedorst en dat ging ook in de kuil.

Bronnen
Dit is een iets bewerkte vorm van Gerard Traa, Nr 2028 1940-1945 (Hooglanderveen: eigen beheer 2009).
J.L. Bloemhof en Joost van der Spek, Amersfoort ’40-’45 II (Amersfoort 1990-1995, herziene editie 2005).
Geurt van Wee, Gebeurtenissen op De Broodheuvel en omgeving tijdens de Tweede Wereldoorlog 1940-1945 (typoscript 2009)

(wordt vervolgd)