2015-1-1 DE TWEEDE WERELDOORLOG

Hoogland in ’40-’45 voorwerpen

Catalogus met foto’s en beschrijvingen bij de tentoonstelling van 10 april-22 mei 2015, uitgegeven als themanummer van De Bewaarsman, 21e jaargang nummer 1, april 2015.

De tentoonstelling was opgebouwd rond negen thema’s:
1 Mobilisatie
2 Hoogland geëvacueerd
3 Een verwoestende schootsveldverruiming
4 Gevechten
5 Dagelijks leven
6 Jodenvervolging
7 Verzet
8 De nadagen van de oorlog
9 Bevrijding

Foto omslag: De Sint Martinuskerk na het opblazen van de toren op 19 april 1945. De foto is waarschijnlijk gemaakt door fotograaf Henk Willink, een Arnhemse evacué.

 

Voorwoord
Met de tentoonstelling Hoogland in ’40-’45 voorwerpen willen wij een blik werpen op een periode van vijf jaar waarin alles veranderde wat zo gewoon gevonden werd in het dagelijks leven. Sommige dingen radicaal, andere sluipenderwijs. Opeens bepaalden anderen hoe wij ons dienden te gedragen, wat wel en wat niet mocht, wie we wel en wie we niet mochten zijn. Want anders… Ontelbaren zijn het slachtoffer geworden, wereldwijd.
Dat nooit meer, was de stemming gedurende een lange periode na 5 mei 1945. Heden ten dage ervaren we hoe dun het lijntje tussen oorlog en vrede kan zijn. Hoe enkelen het lot van velen in handen hebben.
Deze tentoonstelling beoogt de herinnering aan een barre tijd levend te houden.
Opdat ook de huidige generatie zich ervan bewust is en blijft, dat vrede en welvaart geen vanzelfsprekendheden zijn, maar bewaard en bewaakt moeten worden. Voor onszelf en ons nageslacht.
De tentoonstelling is gemaakt door de werkgroep Hoogland in ’40-’45 voorwerpen en bestaat uit Ans Bruins, Ruud Hopster, Peter Kok, Cees van Loen en Marian Melissen-van de Wolfshaar. Gerard Raven van Museum Flehite gaf advies en leende de vitrines uit.
Een woord van dank aan allen die voorwerpen, foto’s en/of documenten beschikbaar stelden. Zonder hun medewerking en hun verhalen was deze tentoonstelling niet tot stand gekomen.

Cees van Loen
voorzitter Historische Kring Hoogland

1 Mobilisatie

Kaart van Hoogland met Grebbelinie, tankgracht en stellingen in 1940

Nederlandse soldaten op de neng bij Emiclaer.

Door de oplopende internationale spanning besloot Nederland op 28 augustus 1939 tot mobilisatie van de reservetroepen. De regering hoopte neutraal te kunnen blijven, net als in 1914-1918. De opgeroepen reservisten werden bijvoorbeeld uitgestuurd naar de Grebbelinie, die ook door Hoogland liep. Hier wilde het Nederlandse leger de Duitse troepen tegenhouden, omdat het terrein beter te verdedigen was dan in het oosten. De linie liep van Bunschoten tot Rhenen en werd versterkt met betonnen kazematten die ook nu nog te zien zijn, bijvoorbeeld in de Schans en in de Eemdijk bij Coelhorst; ze zijn enkele jaren geleden weer ontdaan van begroeiing. Tenslotte is een groot gebied onder water gezet lang de linie, de inundatie.

De militairen van de Grebbelinie werden ingekwartierd op boerderijen, in scholen en woningen. Zo lag vanaf oktober ’39 eerste luitenant G.J. Hales vermoedelijk op het landgoed Schothorst. Hij was officier van gezondheid (arts) van het 7e Regiment Infanterie, waarvan het commando op Schothorst was gevestigd. Hales’ uniform is hier te zien.

Een eetketeltje met losse houder is afkomstig van boerderij Kattenbroek. Dit type behoorde jarenlang tot de standaarduitrusting van Nederlandse infanteristen.

Drie andere soldaten waren ingekwartierd bij kruidenier Hendrik Brouwer en Geertje van Wee op De Brand. Fourageur (militair die voor voedsel zorgt) Koenders kwam in de zomer van 1940 nog een keer terug en bracht een porseleinen kinderserviesje mee voor Truus, met negen jaar het jongste kind.
Het naamplaatje is van Hendrik van ‘t Klooster uit Nieuwland; hij was 22 jaar en diende bij het 6e Regiment Infanterie.

Het militair paspoort was uitgereikt aan Gerrit Timmerman uit Hooglanderveen; hij was gelegerd in Zeeland, net als de meeste Hooglandse jongens. Het Nederlandse leger voerde een heldhaftige strijd, maar was niet opgewassen tegen de Duitse troepen.

 

 

 

 

2 Hoogland geëvacueerd

Hooglanders gaan op de retourboot in Volendam, ca 17 mei 1940 (Katholieke Illustratie; Archief Eemland)

Omdat de Grebbelinie gevaarlijk gebied zou worden en een deel onder water gezet zou worden/was, was de evacuatie naar Noord-Holland voorbereid van alle bewoners en hun vee. Het was een mega-operatie die opvallend goed is uitgevoerd door de gemeenten. De evacuatie begon al meteen op de eerste dag dat de Duitse vliegtuigen overkwamen, op vrijdag 10 mei 1940. Vrijwel alle 3.900 Hooglanders waren in enkele dagen vertrokken.

Armband koedrijver
Brandijzer

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De plaatselijke leider van de evacuatie naar Noord-Holland droeg een oranje armband. Onder hem stonden de buurtleiders (blauw) en de groepsleiders (groen). De koedrijvers hadden een witte armband; dit was het exemplaar van Jan Kaas van de Coelhorsterweg. Een koedrijver was verantwoordelijk voor tien runderen. Per tien koedrijvers was er een groepsleider en per tien groepsleiders een buurtleider.
Smid Cees van Loen maakte dit brandijzer voor Dirk van de Hoef van boerderij De Kolkrijst. Deze had voorzien dat alle koeien door elkaar zouden raken en brandde daarom zijn eigen initialen in de hoeven van elke koe. Overigens heeft dat niet geholpen; hij kreeg geen van zijn gebrandmerkte koeien terug!

Herenrijwiel merk Sonja

Deze fiets van het merk Sonja was van Jan Morsing uit de buurtschap Rondom Zes. Tijdens de evacuatie liet hij zijn fiets achter in Spakenburg, waar hij op de boot stapte. Na terugkomst zocht hij overal, maar de fiets was nergens meer te vinden. Totdat bleek dat de plaatselijke politie er op rond reed! Zo kreeg hij hem terug. Enige tijd geleden is de fiets gerestaureerd met oorspronkelijke onderdelen.

 

 

 

 

Staat van vervoerskosten bij de evacuatie

Na vier dagen capituleerde Nederland en een week later konden de Hooglanders weer naar huis. De burgemeester vergoedde vervoerkosten per auto(bus) van Hoogland naar Spakenburg en terug. In totaal was dat ƒ 598,50.

3 Een verwoestende schootsveldverruiming

Verwoeste boerderij De Drie Morgen op Liendert (Archief Eemland)

 

Toen de Hooglanders na hun evacuatie weer thuis kwamen, werden velen van hen onaangenaam verrast doordat hun boerderij of huis was platgebrand. Niet door de Duitsers, maar door het Nederlandse leger, om schootsveld vrij te maken in de linie.

Veel persoonlijke bezittingen gingen verloren door vernieling of brand, ook zijn er plunderingen voorgekomen. Wat restte was een ruïne. Daaruit haalde je hoogstens nog een gesmolten borrelglaasje. Dit is afkomstig van de familie Van der Zande van destijds woonhuis Hamseweg 92.

Borrelglaasje

 

Opgave van verbrande woningen in mei 1940

J. de Boer, Het verwoeste huis Coelhorst. Olieverf op doek, ca 1946 (Museum Flehite)

 

Het statige huis Coelhorst was een treurige puinhoop geworden. Zo waren veel gezinnen niet alleen hun bedrijf, maar ook hun huis kwijt; volgens de afgebeelde brief zijn er 178 woningen en boerderijen verwoest en waren 843 Hooglanders dakloos. Zij moesten logeren bij familie of vrienden, totdat de overheid een nieuwe boerderij had gebouwd.

Veel boeren konden tevreden zijn met een gloednieuwe, moderne boerderij, zeker als zij een pand in slechte staat hadden achtergelaten, maar al dat beton was wel even wennen. Wie door Hoogland-West fietst kan heel wat wederopbouwboerderijen vinden met de afgebeelde gevelsteen en het jaartal, meestal 1940 of 1941. Deze steen komt van boerderij De Nieuwe Hooft op Emiclaer, van Teus Voskuilen.

Gedenksteen wederopbouw

Vrijwel alle opbouwboerderijen bezaten een gedenksteen in de gevel, waarop een uit de vlammen herrijzende leeuw is afgebeeld. Bijzonder is dat er gekozen is voor een echt Nederlandse leeuw tijdens de Duitse bezetting. In Nederland zijn er in de Tweede Wereldoorlog meer dan 9.000 boerderijen verwoest, waarvan 300 in de hele Grebbelinie en 49 in Hoogland. Boerderijen waren van belang voor de voedselvoorziening, zodat ze zo gauw mogelijk hersteld moesten worden. De Nederlandse staat betaalde het grootste deel van de kosten.
De nieuwe boerderijen kregen ook elektriciteit en stromend water. De hygiënische omstandigheden van de bewoners van de nieuwe boerderijen verbeterden aanzienlijk. Ze zijn onder meer te herkennen aan de ventilatiekokers en de stenen zolders.

Een aantal Hooglanders werd door een annexatie op 1 september 1940 inwoner van Amersfoort. Alle Amersfoorters die hun huis verloren door schootsveldruiming kregen een oorkonde, getekend door de Amersfoortse kunstenaar Dirk Vels Heijn. Het afgebeelde exemplaar komt van boerderij De Drie Morgen op Liendert, waar Joop Lasseur woonde.

Tafelservies, verkregen met een Grebbekaart

Veel burgers kregen een Grebbekaart als vergoeding voor de inkwartiering van militairen, het verwijderen van ijs uit de tankgracht, de inundatie of de verwoesting van hun huis. Met die kaart kon je allerlei gebruiksvoorwerpen kopen voor gereduceerde prijs. Hendrik Brouwer op De Brand en zijn buren hadden bijna allemaal zo’n kaart. De Brouwers kochten een twaalfdelige cassette van Gero Zilmeta, waarvan een aantal onderdelen op de foto te zien is.

4 Gevechten

Canadezen in actie.

 

Wat merkte men in Hoogland van de gevechten? Gevechten tussen Duitse en Nederlandse troepen in de meidagen van 1940 speelden zich elders af. Toch was Hoogland een van de gemeenten die na de capitulatie een enorme oorlogsschade had vanwege de schootsveldruimingen.

Wel vielen er slachtoffers als gevolg van de luchtoorlog tussen Duitsland en de Geallieerden. Met name op Liendert en in Hooglanderveen. Een aantal geallieerde toestellen, betrokken bij de bombardementsvluchten naar Duitsland, werd neergeschoten en kwam in de Eempolders terecht. Soms slaagde het verzet erin de inzittenden van zo’n toestel, die per parachute de grond hadden bereikt, in veiligheid te brengen.

In Hoogland is wel hevig gevochten gedurende de laatste oorlogsweken. Via de Veluwe, Hoevelaken en Nijkerk bereikten de Canadezen op 20 april Hoogland, waar de Duitsers veel verzet boden. Met name op de Ham, op Schothorst en op Liendert werd hevig gevochten. De ene dag liepen de Canadezen er, de andere dag de Duitsers. Pas op 5 mei kwam er een einde aan deze verschrikkelijke gevechten.

Duitse bajonet

 

Deze Duitse bajonet werd in 1938 gemaakt door Paul Weyersberg & Co in Solingen en paste op het bekende Seitengewehr 84/98 van Mauser. Toon Tolboom vond het in april 1945 op het erf van zijn boerderij Klein-Liendert.

Munitiekistje

Het munitiekistje is in 1945 achtergebleven op Weerhorst. De familie Noortman vond het op de hooizolder, met 57 kogels. Die zijn ingeleverd bij de politie, maar een beschadigde kogel hielden ze zelf.

Personal-Ausweis Gerard Pommer

Gerard Pommer kreeg in 1944 een Ausweis van de Organisation Todt. Die moest voorkomen dat hij van zijn rijwiel werd beroofd. Gerard moest van de bezetter als leerling-draaier werken, bij de Eysink-fabriek in Amersfoort. Deze fabriek was door de Duitsers gevorderd; in die dagen werden er onder meer vervangende onderdelen van Duitse vliegtuigmotoren gemaakt. Het gebeurde wel dat dat niet helemaal ging als was voorgeschreven. Daardoor zou de motor mogelijk minder goed functioneren en/of eerder versleten zijn.

Marinier Henk van de Coterlet werd postuum onderscheiden

Henk van de Coterlet was marinier (zeesoldaat). Hij diende op de kruiser Hr.Ms. De Ruyter, het vlaggenschip van eskadercommandant schout-bij-nacht Karel Doorman dat met de geallieerde vloot ten onder ging in de Slag op de Javazee. In de nacht van 27 op 28 februari 1942 werd het schip geraakt door vier Japanse voltreffers, waardoor het rond 2 uur ‘s nachts zonk.

De ondergang van de De Ruyter heeft vermoedelijk 347 opvarenden het leven gekost, onder wie dat van Henk. Hij werd vermist en zijn ouders hebben nog jarenlang elke dag gebeden voor zijn behouden terugkeer. Hij kreeg postuum het afgebeelde Oorlogsherinneringskruis, dat in 1944 is ingesteld.

5 Dagelijks leven

Een aantal documenten uit de oorlogstijd

Al in oktober 1939 begon de Nederlandse regering met een distributiestelsel, dat geleidelijk steeds meer producten betrof. Men had hier al uitgebreide ervaring mee opgedaan in de Eerste Wereldoorlog, toen het land nog neutraal kon blijven. Met een distributiestamkaart kon je bonnen voor bepaalde artikelen ophalen bij het distributiekantoor. Die bonnen werden dan ingeleverd in de winkel; het werd wel een complete administratie voor gemeente, burgers en winkeliers.

Distributiestamkaart

Afgebeeld boven de distributiestamkaart van Jan Kleinhoven en onder de distributie bonnen. Die waren er bijvoorbeeld voor vlees, vis, brood, boter, taptemelk, aardappelen, tabak, brandstoffen, sigaretten en textiel.

Voedselbonnen

Tweede distributiestamkaart

De distributiestamkaart was strikt persoonlijk. Dit is het exemplaar van Truus Brouwer. Je mocht de kaart niet aan iemand anders geven, maar doordat er geen foto op stond werd er veel omzeild, vooral om onderduikers voedsel en andere spullen te bezorgen. De meeste onderduikers waren gewone jongens die weigerden om in Duitsland te gaan werken, bijvoorbeeld in een wapenfabriek. Daarom werd eind 1943 de Tweede Distributiestamkaart ingevoerd door de Duitse bezetter om de duizenden onderduikers van voedsel af te snijden.

Oorlogsgeld

De mooie zilveren en bronzen munten van voor de oorlog werden gebruikt om op te potten, zodat dit geld snel uit de omloop verdween. Ter vervanging kwamen in januari 1942 zinken munten en papieren guldens in omloop. Elke dag werden mensen zo aan de bezetting herinnerd.

Persoonsbewijs Hendrika van den Tweel

De Duitse bezetter ontdekte al meteen dat er in Nederland geen goed identiteitsbewijs bestond, mét foto dus. Tussen april en december 1941 is dit geleidelijk ingevoerd, waarmee het lastig werd voor onderduikers, verzetsmensen en reizigers om zich te verplaatsen of een valse naam op te geven. Hier het persoonsbewijs van Hendrika van den Tweel.

Wachtloopvergunning van Roelof Hopster

Hij had er verschillende: een vergunning voor wachtlopen ter voorkoming van velddiefstal, een verklaring van onmisbaarheid in verband met voedselvoorziening en een lastgeving om schuilputten te graven bij de Bisschopsweg/Bunschoterstraat.

Graanmolens

Veel leek door te gaan zoals men gewend was, maar geleidelijk werd het leven zwaarder. Graan moest door de boeren worden ingeleverd en was niet meer vrij verkrijgbaar. Dus ging men thuis malen. Dit houten graanmolentje is afkomstig van boerderij Kraaikamp van Gradus en Mijntje van Weerhorst (thans Jos Smink). Een iets ander exemplaar is gebruikt door Hendrik Keizer. Hij wist rogge te bemachtigen bij een boer en verstopte die op een slaapkamer in de ruimte boven de klerenkast. De rogge werd gemalen en van het meel werd met melk roggemeelsepap gekookt.
Ook werd het gekneed tot een deegachtige substantie en dan gestoomd tot het gaar was. Het leverde een soort roggebrood op. De melk die nodig was, werd weer bij een andere boer gehaald.

Tabakbladsnijder

De Hooglanders moesten steeds creatiever worden met eten en verwarming. De luxe artikelen verdwenen het eerst, zoals tabak. Smid Cees van Loen was natuurlijk de ideale man om zelf apparaten te maken. Zo zorgde hij voor een tabakssnijder voor Teus den Ouden van de Coelhorsterweg. Hiermee kon je zelfgeteelde tabaksbladeren snijden.

 

Hendrik Brouwer op De Brand maakte van een glazen snoepfles een karnton voor zijn vrouw. Zo kon zij zelf roomboter maken. De houten onderdelen waren verdwenen, maar de replica’s zijn vervaardigd door Dick Hopster.
Wol was schaars in de oorlog. Op De Groote Hei, een perceel van Toon van Eijden aan de Heisteeg, liepen echter schapen die wol achterlieten in het prikkeldraad. Die wol werd door Doortje Brouwer verzameld, gesponnen op een door haar vader gemaakt spinnewiel, en daarvan werden de bedsokken voor haar gebreid. De latere mottengaten heeft ze zelf gestopt.

 

Stopnaald

 

Sokken stoppen was een alledaagse bezigheid tijdens de laatste oorlogswinter. Na de ontploffing van de munitietrein in Hooglanderveen op 2 november 1944 kreeg de familie Brouwer tante Griet en oom Daan (tweelingbroer van vader) te logeren. Griet was heel erg netjes en kon al die kousen en sokken met gaten van het gastgezin niet aanzien. Ze stopte ze voortdurend met de afgebeelde stopnaald en met wol uit het prikkeldraad.

Tijdens de oorlog golden er strenge eisen op het gebied van verduistering, om geen vijandelijke vliegtuigen aan te trekken. Ramen moesten ’s avonds afgeplakt zijn en straatlantaarns brandden niet. Zelfs de lampjes in de koplampen van fietsen moesten zwart geverfd worden, zoals het afgebeelde exemplaar. Er mocht maar een heel klein stukje open blijven.

ok andere gezinnen wisten hoe belangrijk het was kleding te blijven naaien en verstellen. Deze naaidoos is het werk van een meubelmaker op Bloemendal in Amersfoort. Hij kwam melk en eieren halen op boerderij Groot Calveen. Als tegenprestatie maakte hij een naaidoos voor Aal Hilhorst, een vorm van ruilhandel. Geld was niet zoveel waard, men had liever goederen.

6 Jodenvervolging

Joden niet gewenscht, foto genomen bij de gemeentegrens tussen Hoogland en Amersfoort (Historische Kring Leusden)

Op 6 oktober 1940 moesten alle mensen in overheidsdienst een Ariërverklaring invullen. Iedere ambtenaar moest met zijn handtekening bekrachtigen joods, noch ‘joods vermaagschapt’ te zijn. Alle dertien ambtenaren en gemeenteraadsleden hebben de verklaring getekend, waaronder gemeentesecretaris E.A. Muijs die lid was van de Nationaal-Socialistische Beweging. In het archief van de gemeente Hoogland zit een mapje waar buitenop staat: 13 x. Op Hoogland waren maar enkele joden. Op het gemeentehuis werkte men naïef samen met de Duitsers: een lijst van joodse inwoners werd gewoon opgemaakt.

Opgave joden door de gemeente, 1941 (Archief Eemland, archief gemeente Hoogland)

Ariërverklaring ambtenaar

Beklemmender werd het toen de anti-joodse maatregelen zich opstapelden. In 1942 verscheen de Jodenster en aan de gemeentegrens kwam een verbodsbord; op de foto een bord Joden niet gewenscht aan de Hooglandseweg. Terwijl de waarnemend burgemeester/wethouder Noordewier in Amersfoort de borden weer liet verwijderen bleven ze in Hoogland gewoon staan.

Jodenster

Louis Blazer

Op 3 juni 1941 stuurde de Sicherheitspolizei te Utrecht een verzoek om opgave van de in de gemeente wonende joden. Al twee dagen later kreeg men antwoord: ‘Hierbij heb ik de eer u te doen toekomen…’ Louis Blazer woonde sinds 1930 in Hoogland bij weduwe Van Selm; hij werkte bij kwekerij Kranenburg van Job van Boetzelaer. Twee weken later was Louis plotseling verdwenen, verhuisd naar Den Haag. Op 2 januari 1943 werd hij opgepakt en naar Westerbork gebracht. Op 18 januari 1943 is Louis naar Auschwitz gedeporteerd, waar hij direct na aankomst op 21 januari is vermoord.
GII betekende dat men maar twee joodse grootouders had (G = gemengd). Aan vervolging van deze categorie zijn de nazi’s niet toegekomen. Er waren plannen om hen tot sterilisatie te dwingen als voorwaarde voor verder verblijf in het Derde Rijk, en dan nog met beperkte rechten.
Marijke en Hans Goubitz woonden sinds 1939 op de Zevenhuizerstraat, met hun vader Hans Vleming en hun stiefmoeder. Na de oorlog emigreerden ze naar Canada. Hun moeder Ali Goubitz was destijds een bekend schilderes.

7 Verzet

De families Jongh en Zetler werken aan de verzetskrant (uit Bloemhof, Amersfoort ’40-’45).

Al vrij snel na de capitulatie ontstonden er in Nederland allerlei losse groepen van personen die zich uitspraken en verzetten tegen de Duitse bezetting. In het begin waren dat vaak oud-militairen die zich niet bij de nederlaag wilden neerleggen. Na verloop van tijd ontstonden er enkele organisaties waarin die verzetsgroepen gebundeld waren, o.a. de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers (LO), de Landelijke Knokploegen (LKP), de Raad van Verzet (RVV) en de Binnenlandse Strijdkrachten (BS). Zij hielden zich o.a. bezig met het organiseren van onderduikadressen en voedsel voor onderduikers, met het opvangen van geallieerde piloten, met het verzamelen van inlichtingen en het saboteren van Duitse belangen. In de laatste oorlogsmaanden zaten er ongeveer 600 onderduikers in Hoogland. Op het onderdak verlenen aan joden of piloten stond de doodstraf.

Twee broches met margrieten

Veel Nederlanders deden aan lichte vormen van verzet: ze zongen Nederlandse liedjes, luisterden met een illegale radio naar Radio Oranje uit Londen of lazen een illegaal krantje. Afgebeeld twee broches ter gelegenheid van de geboorte van prinses Margriet in Canada op 19 januari 1943. Ze zijn gemaakt van hout en klei en gedragen door Cor Rooke van de Hamseweg. In de oorlog was het verboden het Koningshuis te eren, maar van zo’n broche konden de Duitsers niets zeggen. Opzichtiger voorwerpen als een uitgezaagde zilveren gulden met het hoofd van koningin Wilhelmina kon je trouwens wel beter onder je revers dragen. Toen de geallieerde troepen in 1944-1945 dichterbij kwamen durfden velen meer, maar de Duitse vergeldingsmaatregelen werden ook harder.

Pagina van De Kleine Stem

Vanaf mei 1943 verscheen dagelijks een gestencild blad, De Kleine Stem, gemaakt door de families Jongh en Zetler op Hamseweg 72. Binnen korte tijd had het een oplaag van liefst 1.000 stuks per dag. Een voorloper hiervan, Knoop in je oor, verscheen elfmaal van juli 1940 tot maart 1941, wat vrij uitzonderlijk was.

Gevangenispak van Jan Brouwer in concentratiekamp Sachsenhausen (Museum Oud Soest)

Een bekende verzetsman was Jan Brouwer. Hij werd geboren op boerderij De Bieshaar in Hoogland en was boer en veehandelaar op De Netelenburgh aan het Zuidereind. Hij kwam tijdens de mobilisatie op het hoofdkwartier van generaal-majoor Van der Bent terecht. Na de capitulatie vroegen hogere officieren hem meer eenheid te brengen in de naast elkaar werkende verzetsgroepen en te helpen een netwerk van zendinstallaties op te bouwen. Hij was betrokken bij verspreiding van illegale bladen, bij wapendroppings en overvallen en hij was mede-oprichter van de Raad van Verzet.

Gamel van ‘tante Bet’ Brouwer, en Jan Brouwer

Op 2 augustus 1943 werd het echtpaar Brouwer opgepakt door de Sicherheitsdienst. Mevrouw Brouwer (tante Bet) kwam na vijf maanden kamp Vught weer vrij. De afgebeelde gamel (etensblik) bracht ze mee naar huis.
Jan ging naar het Oranjehotel (de gevangenis van Scheveningen) en kwam uiteindelijk in concentratiekamp Sachsenhausen terecht, waar hij op 22 april 1945 door de Russen werd bevrijd. Drie maanden later kwam hij weer thuis; hij had zijn kampkleding nog aan.

Verzetsherdenkingskruis

Bij Arie Hilhorst op de Hogesteeg zat een hele verzetshaard. Hij bracht bemanningsleden van neergeschoten vliegtuigen, onderduikers en joden in veiligheid. Daarbij kreeg Arie hulp van zijn knecht Tiemen Huurdeman en van de onderduiker Ben Boelens (afkomstig van Ameland; na de oorlog werd hij werknemer bij Bronswerk en kwam hij in Hoogland wonen). Op de boerderij van Arie stond een geheime zender, waarmee men contact onderhield met Engeland en die bediend werd door mensen uit het Gooi. Arie werd gewaarschuwd dat de Duitsers hem zochten. Hij vluchtte met het hele gezin, dat op verschillende adressen werd ondergebracht. Arie zelf trok van de ene boerderij naar de andere. Toen hij een tip kreeg dat de boerderij door de Duitsers platgebrand zou kunnen worden, verkocht hij die aan Frans van Hamersveld, die op zijn erf in een noodwoning woonde. Na de oorlog werd de koop teruggedraaid.
In Hoogland speelden ook Everhard van Dijk, Gerrit Kreijne en Jan van Weerhorst (van Coelhorst) een belangrijke rol in het verzet. Alle genoemde Hooglanders kregen in de jaren ’80 het Verzetsherdenkingskruis.

 

 

8 De nadagen van de oorlog

Een schuilkelder aan de Hamseweg (Archief Eemland).

Hoogland kreeg nog tweemaal met evacuatie te maken als gevolg van gevechten: rond de bevrijding, maar ook door Market-Garden, de strijd om Arnhem in 1944. Er zijn toen veel burgers naar Hoogland overgebracht, die gastvrij zijn ontvangen op de boerderijen [zie boekje Alles vreemd]. Ze waren hier van september 1944 tot mei 1945 en gaven hun gastgezinnen cadeautjes als dank.

Asbak met luciferhouder, en Herinneringstegel

 

De afgebeelde asbak met luciferhouder is gemaakt van een stuk Canadese granaathuls; de maker was Frans Thijssen, evacué uit Gennep en geschonken aan smid Cees van Loen. De granaathulzen waren ruim voorhanden in de laatste oorlogsdagen. Meerdere Hooglandse families bezitten er altijd nog een of meer; al dan niet gepoetst, op de schoorsteenmantel.
Van de familie Thijssen kreeg Cees nog de tegel Gij hebt ons geherbergd. Deze is gemaakt door Russel Tiglia in Tegelen en vergelijkt de vlucht met die van Jozef, Maria en Jezus naar Egypte. Op de achterzijde staan de namen van Frans en Bertha (Thijssen).

Hutkoffer

 

De laatste oorlogsmaand werd spannend en veel burgers namen passende voorzorgsmaatregelen. Net zoals voor de evacuatie kostbare spullen in de tuin waren begraven, gebeurde dat ook nu. De familie Hopster van Hamseweg 59 had een hutkoffer met inlegrek. Het ouderlijk gezin borg de waardevolle spullen (zoals diploma’s) er in op en begroef hem in de tuin achter het huis. Het inlegrek was er uit gehaald en werd gebruikt als bedje voor baby Herma. Dat stond in de schuilkelder, die was uitgegraven in een heuvel in de tuin. Het gezin schuilde hier eind april en begin mei, toen Duitsers en Canadezen hevig vochten op De Ham.

Duitse pioniersschop

Gamel

De Duitse troepen lieten nogal wat materialen achter, waarvan enkele al eerder besproken zijn. Wim van Middelaar vond een gamel en een pioniersschop, die in april 1945 in de sloot langs de Duisterweg lag. Een Canadese tank vuurde schoten af op de houtwal waar nog Duitsers zaten; zij gaven zich over en hun uitrusting bleef achter.

 

 

 

 

 

 

9 Bevrijding

Hooglandse meisjes en evacués met hun bevrijders

Hoogland heeft lange tijd in het niemandsland tussen de Canadezen in Nijkerk en de Duitsers in Soest gelegen. Het front golfde heen en weer. Verschillende boerderijen werden beschadigd doordat zij in het schootsveld van één van de partijen kwamen. Bovendien bliezen de Duitsers de toren van de Sint-Martinuskerk en de schoorsteen van de zuivelfabriek op, omdat die konden worden gebruikt als uitzichtpunt om het vuur beter te kunnen richten.

Granaathuls

 

Canadese Baret emblemen

Op de Onze-Lieve-Vrouwetoren van Amersfoort stond een stropop met Duits uniform die nog door Canadees vuur vanuit het Schothorsterbos is geraakt (nu te zien in Museum Flehite). Na die beschieting is de afgebeelde granaathuls met de originele ongepoetste kleur achtergelaten. Hij is bewaard door de familie Tondeur.
Ook de Canadese baretemblemen van het Tank Corps en van het Carlton & York Infantry Corps komen uit Hoogland; ze zijn geschonken als aandenken aan het verblijf van de soldaten hier.

Duitse veldtelefoon

Deze Duitse veldtelefoon is door Cees van de Grift gevonden in de woning Van Zuilenlaan 17 in Hooglanderveen.

Cigarettenblikje en biscuitblik

Het eerste dat de Hooglanders van de Canadezen kregen, waren sigaretten en chocolade. Het afgebeelde blikje Player’s Navy Cut is echter pas veel later gevonden, in de schoorsteen van het huis van Hein van Veldhuizen, Zevenhuizerstraat 67. Cees van Vulpen was aanwezig bij de afbraak van het huis door sloopbedrijf Odijk-Zwanenburg in de jaren ’90 en bewaarde het.
Het biscuitblik is achtergelaten door de Canadezen en lag in het weiland bij boerderij ‘t Hallo van Wulf van de Grootevheen aan de Mgr. Van de Weteringstraat.

Bren-carrier met Canadese soldaten, Hooglanders en evacués bij de zuivelfabriek, 1945.

De Tweede Wereldoorlog heeft Hoogland en zijn bewoners diep geraakt, nog meer dan een doorsnee Nederlands dorp: inkwartiering, mobilisatie, evacuatie, verwoesting van veel gebouwen, opvang van evacués, wekenlange felle gevechten in de periode vóór de bevrijding. Het is allemaal al eens beschreven, maar de Hooglanders hebben voor het eerst hun dierbare herinneringsvoorwerpen uitgeleend voor een tentoonstelling.

Lijst van oorlogsschade 1944-1945 (Archief gemeente Hoogland, Archief Eemland)

De gemeente liet timmerman/aannemer Frans Pommer in de zomer van 1945 een overzicht maken van de oorlogsschade in het laatste jaar. Deze telt liefst twaalf bladzijden. Hij bezocht 578 adressen en kwam op een totaal van ƒ651.098,27!

Affice dankfeest Arnhem

Natuurlijk vierden de Hooglanders feest na de bevrijding, maar weinigen hadden iets kunnen bewaren om daar veel werk van te maken: de flessen drank, Nederlandse vlaggen en mooie kleren waren meestal al verdwenen. Toch organiseerde men verschillende feesten, ook voor bepaalde buurten. Ook bood de gemeente Arnhem op 3 maart 1946 een feestprogramma in Concordia aan, als dank voor het verblijf van de evacués in Hoogland. Daarvan is een affiche bewaard gebleven.

Foto bevrijdingsoptocht

Op deze foto van de optocht van Hooglanderveen naar Hoogland lopen vooraan Doortje Brouwer met een mand met eieren en buurjongen Kees van Dijk met een kaas. Daarachter Truus Brouwer en Henk van Dijk.

Gedenknaald 1946 (Historische Kring Hoogland)

 

Deze foto dateert van 1946, toen de gedenknaald voor De Tolik stond (later verplaatst naar de rotonde Zevenhuizerstraat-Hamseweg). Hij draagt de namen van omgekomen Hooglanders. Het Oranjecomité hield een inzameling onder de bevolking, maar dat leverde weinig op. Daarom gaf de gemeente ƒ1000 subsidie voor de naald en ƒ25 om er een kruis in te laten hakken. Het monument is op 4 mei altijd het middelpunt van de herdenking. In 1956 meenden enkele gemeentebestuurders dat die wel kon worden beëindigd, maar enkele raadsleden wisten dit uiteindelijk terug te draaien. De criteria voor de namen op de naald waren niet duidelijk en nog in 1975 probeerde een emigrant naar de VS de naam van zijn broer Piet Rubens er alsnog op te krijgen. Rubens was lid van de verzetsgroep van Jan Braam; hij was bij een schietpartij op de Schothorsterlaan gewond ontsnapt en later in Soest doodgeschoten.

Literatuur
J.L. Bloemhof, Amersfoort ’40-’45 deel II (Amersfoort 1995; verkort in herziene editie van Joost van der Spek 2005).
Jan Blokker jr, Oorlog in je achtertuin : verhalen van de Grebbelinie (Zwolle 2010)
E.H.Brongers, Grebbelinie 1940 (Soesterberg 200411)
Sophie Elpers, Erfenis van een verlies. De strijd om de wederopbouw van boerderijen tijdens en na de Tweede Wereldoorlog (Amsterdam 2014), te vinden op www.niod.nl.
Bertus van de Grootevheen, ‘Een spionnenjager tijdens de mobilisatie : de avonturen van Jan Brouwer’, De Bewaarsman 18 (2012) 190-196
Bertus van de Grootevheen, Wij noemden hem Chris : bijzondere belevenissen van een joodse onderduiker (Hoogland 2013)
Toos Hansen-van Velp, ed Gerard Raven, ‘Alles vreemd. Het dagboek van een Arnhemse evacuée op een Hooglandse boerderij 1944-1945’, De Bewaarsman 6 (2000) 19-67
Arie van den Heuvel, Gerard Raven en Nellie van Vulpen (red.), Een wereld van verschil : Hooglanderveen ontmoet Vathorst (Hoogland 2003)
Gijs Hilhorst, Gerard Raven en Nellie van Vulpen, ‘Boer, bestuurder en brandweerman : de gemeente Hoogland 1811-1973’, De Bewaarsman 5 (1999) 1-78
Ruud Hopster, ‘Plotseling was hij verdwenen… : Louis Blazer, Joodse dorpsgenoot 1930-1941’, De Bewaarsman 20 (2014) 10-16
Annebeth Lasseur, Beknopte geschiedenis van boerderij ‘De Drie Morgen’, haar bewoners en het vee tijdens de Tweede Wereldoorlog (werkstuk geschiedenis 2 VWO, 1993, met vraaggesprek met haar opa Joop Lasseur).
Gerard Raven, ‘Zorgelijke dagen of avontuurlijk vakantiereisje? Herinneringen aan de evacuatie van mei 1940’, De Bewaarsman 11 (2005) 1-27
Gerard Raven, Nellie van Vulpen en Arie van den Heuvel (red.), ‘Hoogland-Amersfoort : mer dan 750 jaar buren’, De Bewaarsman 15 (2009) 29-108
Kees Ruissen, ‘Militairen in Hoogland 1939-1940’, De Bewaarsman 17 (2011) 78-83
Jaap Voorburg, ‘Joden in Hoogland’, De Bewaarsman 11 (2005) 28-30
Annet Werkhoven, De Grebbelinie van onder tot boven (Barneveld 2011)

=======
Wij noemden hem Chris
In 2013 schreef Bertus van de Grootevheen het boekje Wij noemden hem Chris : bijzondere belevenissen van een joodse onderduiker. Omdat dit snel uitverkocht was is een tweede druk verschenen.
=======

Bruikleengevers van de voorwerpen en documenten voor deze tentoonstelling:
Archief Eemland, Museum Flehite, Museum Oud Soest, Historische Kring Hoogland. Historische Kring Leusden, familie Boelens, Doortje Brouwer, Henk van de Coterlet, Koen van de Grift, Truus Groot Bruinderink-Brouwer, Piet Hilhorst, Theo van de Hoef, Ruud Hopster, Peter Jansen, Gijs Keizer, Jan Kleinhoven, Annebeth Lasseur, Cees van Loen, Louis van Loen, Wim van Middelaar, Jan van Mispelaar, Henny Morsing, Gerard Noortman, Gerard Pommer, Jos Smink, Jantien Smink-Hopster, Wim Smink, Henk Tolboom, familie Tondeur, Joop Tondeur, Sjoerd van de Wal, Martin van der Zande, Dennis Zwanenburg.

Ook waren op de tentoonstelling te zien:
·handgeschreven lijsten van vervoerders uit Hoogland i.v.m. evacuatie en re-evacuatie met aantallen en km
·vraaggesprek met Joop Lasseur door Annebeth Lasseur over de evacuatie.
·lijst van afgebrande woningen en daklozen in kader van schootsveldruiming.
·Höchstbelegungsstärke; opgave van inkwartieringscapaciteit, 22 okt. 1941
·Quartierungsunterlagen in Gemeinde Hoogland, aug. 1942
lijst met alle huisnummers en naam hoofdbewoner en mogelijk daar onder te brengen officieren, onderofficieren en manschappen
·lijst van voorlopige taxatie van schade aan onroerend goed door schootsveldruiming (Evert de Bruin)
·twee lijsten van vermist vee mei 1940
·lijst van geleden schade aan vee mei 1940
·taxatie oorlogsschade mei 1945 door Frans Pommer
·lijst evacué’s 28 maart 1944.
·diverse oorkondes en documenten van Hooglandse verzetsstrijders

===================