Een buitenhuis in Hoogland-West
ANNE VAN DER GLAS
Een succesvol vingerhoedenmaker was wellicht de eerste eigenaar van de buitenplaats Kouwenhoven. Wat geven de archieven erover prijs?
Van de verdwenen buitenplaats bij boerderij Kouwenhoven is niets meer te zien. Maar bij archeologisch onderzoek in 2014 zijn de resten ervan teruggevonden. Hierdoor zijn de ligging en de globale afmetingen van het buitenhuis bekend: een huis met vijvers, tuin, monumentaal hekwerk en tuinbeelden. Wie waren de rijke stedelingen die hier de zomer doorbrachten? Onderzoek in de archieven onthult wie de eigenaren en bewoners waren en geeft een inkijkje in het pand en zijn inventaris.
Het archeologisch onderzoek van de buitenplaats. Schuin achter de kraanmachine bevinden zich in de grond de restanten van het Buitencentrum voor Archeologie Amersfoort.
Vingerhoedermaker
In 1707 werd bij een openbare verkoping in Utrecht, een ‘huysinge, hoffstede en bouwhuys met 33 mergen [28 ha] boomgaerden, bouw- en weyland’ verkocht. De verkoper was Beernt van Bekum. De naam van het onroerend goed was Cauwenhoven, gelegen in het gerecht Hoogland bij Amersfoort, naast Koelhorst. Van Bekum was in 1653 geboren te Utrecht als zoon van Hendrik Berentsz van Beeckom, schout van de wagens en commissaris op het veer buiten de Wittevrouwenpoort te Utrecht. Beernt was aanvankelijk grutter. Later verhuisde hij naar De Bilt; hij was daar vingerhoedenmaker van 1684 tot 1709.
Samen met zijn zwager Hendrik Schot leidde hij de succesvolle vingerhoetmolen. De vingerhoedindustrie was in de 17e eeuw een bloeiende bedrijfstak. Daarnaast was hij koopman en belegde hij zijn geld zorgvuldig in onroerend goed en waardepapieren. Zijn vermogen bedroeg in 1715 f 97.000. In 1694 zat Beernt samen met enkele collega’s bij de notaris, waar ze ieder vier loten van f 25 kochten.
Deze eerste loterij in de Republiek was uitgeschreven door de stad Amersfoort. Er waren veel prijzen te winnen; van [100 tot een landgoed van [72.000. Misschien was het lot Beernt gunstig gezind en heeft hij een mooi bedrag gewonnen, want omstreeks deze tijd kocht hij Kouwenhoven.
17e-eeuwse afbeelding van een vingerhoed-maker. Deze slaat op een aambeeld de kleine verdiepingen in een vingerhoed.
(uit Die Hausbücher der Nürnberger Zwölfbrüderstiftungen)
In een opgave van tienden die Kouwenhoven aan de heerlijkheid Lokhorst verschuldigd was, worden als eigenaren vermeld: 1690 Lucas Suitquer, 1709 Bernard van Beeckum, 1710 Maurits Cornelis van Nierop.
Berend van Beeckom heeft Kouwenhoven waarschijnlijk gekocht als belegging en heeft er zelf nooit gewoond. Nadat hij zich uit de vingerhoedenmolen te De Bilt had teruggetrokken is hij weer in Utrecht gaan wonen. Daar is hij in 1724 overleden. Toen Berend Kouwenhoven in 1707 (dus niet 1709 zoals hierboven vermeld) verkocht voor [5.000 was er sprake van ‘een huysinge en hofstede en landerijen van outs genaamt Couwenhove, gelegen op ‘t Hoogland bij Amersfoort en ses dammitten [3 ha] wey en hoyland gelegen over de Eem in de Cleyne Slagen gerecht de Cortkamp’.
Verder in de akte lezen we: ‘de huysinge en hofstede met het bouwhuis en verder getimmerte, mitsgaders bepotinge en beplantinge, daar op staande groot met zijn boomgaarden, bouw- en wij landen, te samen over de drie en dertig morgen’. Over het huis wordt vermeld: ‘wel doortimmerde huysinge voorsien met vier beneden camers, zes boven camers, provisiekelder, koetshuys, stallinge voor vijf of zes paarden, speelhuys, duyfhuys, met alle hetgeen daarinne aan en nagelvast is’. Er is in 1707 dus al sprake van een buitenplaats, want de beschrijving duidt op een flink landhuis.
De Vinger-Hoed-Moole op de BiLdstraat buyte Utrecht. Tekening door D. Verrijk. ca. 1760. Links de vingerhoedfabriek (Het Utrechts Archief).
Te huur
Kouwenhoven werd gekocht door Jan Petersz van Oudenallen, burgemeester van Eemnes Buitendijks, en Leonard de Casembroot (1657-1719), heer van Rijnestein, Willige Langerak en Coquelmonde, ontvanger van de 20′ en 40’penning van het gewest Utrecht en gecommitteerde in de Raad van State. Al na een jaar verkochten zij het aan Maurits Cornelis van Nierop ondermeer domheer van het kapittel van Oudmunster te Utrecht. Hij was gehuwd met Maria Anna, baronesse van Lockhorst. In 1727 werd Kouwenhoven verhuurd aan Willem Hobbe van der Straten, domkanunnik te Utrecht en getrouwd met jonkvrouw Christin a Zuhm.
In 1731 verkocht Van Nierop Kouwenhoven aan Ignatius van Honsem. Het onroerend goed omvatte toen: een huysinge en een boerenwoning, samen 39 tot 40 morgen groot, maar ook een tweede huis met moestuinen en boomgaarden en een boerenwoning met akker- en weiland, waaronder een eng, samen 11 morgen.
Van de Grachtengordel naar de Malewetering
Ignatius was waarschijnlijk de eerste koper van het herenhuis die er ook ging wonen. Hij kwam uit Amsterdam, verkreeg in 1732 het burgerrecht van Amersfoort en woonde toen al op Kouwenhoven. Ignatius was in 1693 te Amsterdam geboren en stierf te Amersfoort in 1773. Hij was in 1719 getrouwd met Cornelia Constantia Barbou. Van Honsem kwam uit een welgestelde Amsterdamse familie, die huizen bezat aan de Heren- en Keizersgracht. In 1771 liet Ignatius zijn testament opmaken, ‘wezende onpasselijk en ziekelijk van ligchaam, doch zijn oordeel en verstand volkomen magtig zo als uiterlijk bleek’. Een dag na zijn overlijden in 1773 werden allerlei deuren op Kouwenhoven verzegeld. Daarbij werden een porseleinkast, een bibliotheekkast en het altaar in de stenen kamer genoemd. Dat laatste duidt op een katholieke huiskapel. Het wekt ook de suggestie dat de rest van het huis niet van steen is, alhoewel dat moeilijk is voor te stellen. Tenslotte was er een carottenkammertje aan het koetshuis; hier werd snuiftabak bewaard.
Roemloos einde
In 1774 waren Cornelia Sasse van Isselt (een kleindochter van Ignatius) en haar man Dirk Theodorus Rijksz Kool eigenaar van Kouwenhoven: ‘Eerstelijk een zeer vermakelijke en welgelegen buitenplaats genaamd Kouwenhoven, met deszelfs logeabale [comfortabele] heerehuizinge, koetshuis, stallinge, tuinmanswoning, tuinen, laanen, opgaande bosschen en verder houtgewasch, mitsgaders de annex boerenhofstede, tezamen groot 36 morgen en 175 roeden met zijn bouwen weilanden, benevens het koorngewas daar op staande’. Dirk betaalde er f7575 voor. In 1811 werd het landgoed verkocht aan Johannes Ignatius Rijksz Kool.
In 1856 kwam Kouwenhoven in eigendom van boer Teunis Kuijer. Twee jaar later vond op zijn boerderij een openbare verkoping plaats van de sloopmaterialen van het landhuis: allerlei stenen en dakpannen, veel hout en een karnwip, een schoorsteenmantel, plavuizen en meer dan tien deuren. Samen brachten ze f176,20 op: het roemloze einde van een ‘welgelegen buitenplaats’.
Bronnen
Het Utrechts Archief, notariële archieven (bnr 34-4) U144a001 akte 62,1707; U144a001 akte 62, 1707; U139a002 akte 103, 1708; U153a004 akte 65, 1727; U123a008 akte 114, 1731.
Archief Eemland, notariële archieven (bnr 83) AT045a001 rep.71, 1771; 045a002 rep.249, 1773; 045a002 rep. 281,1774; 055b007 rep.120, 1811; 055j029 rep.3411, 1856.
De situatie in 1832 volgens het Kadaster (www.hisgis.nl).
H.F. Boon en C.A Langendijk, vingerhoedenmakers en hun bedrijven in de tijd van de Republiek (Hengelo 2008)
].C.Kort, ‘Repertorium op de lenen van de hofstede Lokhorst 1254-1793’, in De Nederlandse Leeuw 112 (1995) 9