Herinneringen aan een drogistengezin 1945-1970
HANS KEIZER
Het schildersbedrijf beviel mijn vader maar matig. Hij had een aantal knechten, van wie er altijd wel een ziek was of naar de dokter moest of opslag wilde. En klanten konden moeilijk doen over een rekening. Die aspecten van het bedrijfsleven waren niets voor hem. Bovendien liep de winkel aan het eind van de jaren vijftig zo goed dat hij er eigenlijk wel de hele dag in kon staan.
De verbouwing
Mijn ouders namen op een dag twee besluiten:
1 Ze zouden de schilderszaak van de hand doen. Deze werd overgenomen door neef Wim, de oudste zoon van ome Wim. Wim was daarmee de derde generatie Keizer die het schildersbedrijf zou leiden. Mijn vader zou nog wel tien jaar lang glas, verf en behang verkopen. De handkar verdween, de bakfiets bleef nog een poosje. (De schilderszaak, intussen in handen van Michel Keizer, een zoon van Wim, de vierde generatie dus, heet nu Keizer & Zn. Schilderwerken b.v., ‘een erkend schilder- en afwerkingsbedrijf met het “AF”-keurmerk, met ruim een eeuw schilderservaring’, aldus de website. In 2000 heeft de zaak zijn honderdjarig bestaan gevierd.)
2 Ze zouden de winkel uitbreiden en meteen ook het woongedeelte aanpakken. Het werd een zeer ingrijpende verbouwing, waarbij van het oude huis niet veel meer dan een paar muren overeind bleven. Eigenlijk was het nieuwbouw, maar vanwege die muren was het slechts een verbouwing en mocht de gemeente de vergunning verlenen. Bij nieuwbouw had het bouwplan aan ‘Den Haag’ voorgelegd moeten worden en dan was je zo een jaar verder.
Tijdens de verbouwing, die ongeveer van oktober 1960 tot maart 1961 duurde, woonden we in de voormalige schilderswerkplaats, die later bijkeuken zou worden, en sliepen we erboven, onder het gammele dak. Als bijkeuken was die ruimte wel groot, maar als tijdelijke woonkeuken zeer krap voor een gezin van zes personen. Het is me een raadsel hoe we het daar uithielden, ons baadden, Sinterklaas en Kerstmis vierden. Als we naar bed gingen, kleedden we ons beneden bij de kachel uit, trokken een winterjas over onze pyjama aan en klommen door stormen en sneeuwbuien buiten langs een ladder naar de zolder, die als slaapzaal was ‘ingericht’, en klauterden door een raam naar binnen. We sliepen onder asbestplaten die met grote verzinkte spijkers met bolle kop tegen het misschien wel 150 jaar oude dak waren getimmerd. De wind blies er dwars doorheen en we kropen allemaal gewapend met hete kruiken in bed. Als we de volgende ochtend verkleumd beneden kwamen, had mijn moeder de bijkeuken gelukkig al warm gestookt.
De winkel bleef al die tijd open, zij het in aangepaste vorm: naast de bijkeuken was een pijpenlaatje van pakweg twee meter breed en vijf meter lang (het latere magazijn), waar de klanten terecht konden. Aan de straatkant stond een bord: verkoop achterom.
We overleefden het. We kregen een woonkamer van zes meter lang (dat was toen heel groot), een eetkeuken, een toilet met stortbak (geheel inpandig, zonder luchtafvoer dus…), drie slaapkamers en een grote winkel. In de aanloop naar de opening van de nieuwe winkel kwamen buren en familieleden een handje helpen. Op de etalageruit, bijvoorbeeld, had mijn vader aan de binnenkant witte latex of kalk aangebracht, want het was vanaf de straat geen gezicht, een winkel in aanbouw. De avond voor de opening gingen twee buurvrouwen de verf geduldig met raamkrabbers verwijderen. Ome Cor, smid te Soest, kwam op het laatst nog wat werkzaamheden verrichten en verbrandde ’s avonds afval achter in de tuin. Ik stond daar natuurlijk nieuwsgierig bij. Hij zei: ‘Morgenochtend gloeit dit vuur nog na.’ Ik geloofde hem, want hij behoorde tot de Grote Mensen Die Alles Wisten. Maar toen ik de volgende ochtend ging kijken, was er totaal geen gloed meer te bekennen.
Opening met feest
De openingshandeling was eenvoudig: mijn vader draaide ’s ochtends om tien voor acht de sleutel van de winkeldeur om. Hij had wel voor publiciteit gezorgd: er werden die dag heel wat bossen bloemen en fraaie bloemstukken in manden, vazen en bakjes van al dan niet geglazuurd aardewerk bezorgd.
Mijn moeder had, waarschijnlijk samen met Ria en wie weet Leo en mij, tientallen zakjes met monsters (stukjes zeep, flesjes parfum en dergelijke in miniatuurformaat) samengesteld. Die waren bedoeld voor de vrouwen.
Eddy en Piet Marree, een bevriend echtpaar uit Soest, waren er de hele dag als gastvrouw en gastheer om bloemstukken van mijn ouders over te nemen, koffie in te schenken of wat dan ook. Piet nam foto’s met een toestel dat om zijn nek hing. Daarvan zijn er twee of drie bewaard gebleven. Misschien heeft hij er niet meer genomen.
De winkel na de verbouwing. De foto is gemaakt in 1979, toen mijn ouders er al niet meer in zaten. Leo en ik sliepen aan de voorkant, Ria en Arda haddden hun slaapkamer boven de winkel.( foto collectie auteur).
De opening werd ’s avonds afgerond met een feest in de – nog niet ingerichte – woonkamer. Er werd zeer veel gepraat en gerookt en gedronken door ooms, tantes en mensen uit de buurt. En gegeten: gebakjes, augurken met een plakje boterhamworst, zoute pinda’s, nibbits, pepsils, halve hardgekookte eieren, stukjes leverworst, blokjes kaas, sommige met een zilveruitje erop geprikt.
In de krant
Twee kranten wijdden een artikel aan ons verbouwde pand. Dat blijkt uit twee (ongedateerde) knipsels, waarschijnlijk uit Het Centrum en De Amersfoortse Courant. De koppen zeggen genoeg: ‘Struikelblok op Hamseweg’ en ‘Drogisterij Keizer blijft toch op randje van Hamseweg staan’. Geen woord over de nieuwe winkel, al rept een van de twee over ‘een mooi, nieuw pand’. Dat is al heel wat, want beide artikelen hebben dezelfde zeurderige strekking: het pand staat te dicht langs de weg en had beter naar achteren verplaatst kunnen worden.
Dat heeft mijn vader wel overwogen, maar dan had hij vijf meter naar achteren moeten wijken. Dan was de achterkant van het huis tegen de schuur aan gekomen. Om ruimte te winnen schoof hij het huis juist wat naar de straat toe. Dat was geen probleem, want er stonden aan de Hamseweg wel meer huizen vlak aan de straat en anders stond er wel een ijzeren tuinhek op de rooilijn.
De auto’s scheerden soms wel vlak langs ons huis. Als een chauffeur van de firma Nieuwenhuizen uit Bunschoten op een zwoele zomeravond zijn vrachtwagen met aanhanger pal voor ons huis parkeerde voor een bezoek aan Café De Faam naast ons, konden we vanuit ons slaapkamerraam het dak van de vrachtwagen bij wijze van spreken aanraken.
Deel 1 en 2 zijn verschenen in respectievelijk het april- en het decembernummer van De Bewaarsman (2014). Het hele boekje (88 blz) is voor € 12,50 (incl.verzendkosten) te bestellen via hans-keizer@online.nl.