De overstromingen van 13 op 14 januari 1916
RUUD HOPSTER
In januari 1916, nu 100 jaar geleden, ontstonden rond de Zuiderzee enorme overstromingen door een Noordwesterstorm, die talrijke dijkdoorbraken veroorzaakte. Die ramp leidde uiteindelijk tot de aanleg van de Afsluitdijk in 1932. In dit artikel worden enkele gebeurtenissen in Hoogland in die januarimaand weergegeven.
De geweldige Noordwester storm, die ook hier Donderdagavond tegen 10 uur opstak en tot Vrijdagavond 5 uur woedde met hevige windstoten en onverpoosd gebulder, is het meest te vergelijken met dien in den nacht van 7 op 8 December 1895.
Zo begon een artikel in de Amersfoortsche Courant van zaterdag 15 januari 1916. De omvang van de ramp was toen nog niet tot Amersfoort doorgedrongen. Wel werd er melding gemaakt van een doorbraak van de Eemdijk bij De Drie Sluizen, maar in 1895, toen de Slaagsedijk doorbrak en het stoomgemaal in de Eem verdween, was de waterstand in de stad hoger geweest.
Een interessant gezicht
’t Was een werkelijk interessant gezicht gisterochtend rond 7 uur aan den Koppel. Het duikertje bij het Smallepad stond toen blank; een goed uur later was het reeds droog. En de groote Stoney-sluis, aan de overzijde, stroomde in naar de verkeerde zijde; een wel heel zonderlinge gebeurtenis.
Jammer dat de garnizoenshoofdwacht of de nachtwakers de slapende bevolking niet gealarmeerd hadden, vond de krant, want dat had de schade aan meubelen, vloerkleden en kleinvee wellicht kunnen beperken. Maar bij de ronde die de politie om 2 uur ’s nachts deed, was er nog geen gevaar te duchten. Bij de volgende ronde om kwart voor drie kwam het water echter al aansuizen met donderend geweld. Erger dan aan de Koppel was het buiten de stad volgens de krant. Langs de Heiligenbergerweg en de Hooglandseweg was het niet mogelijk ter markt te komen en uit Hoogland, Bunschoten en Spakenburg was dan ook niemand komen opdagen. Van den St. Joris-toren gezien, was alles rond de stad, behalve dan den zeer hoog gelegen punten, één zee; een majestueus gezicht, al die boerderijen als eilandjes.
Eenden bij de Schans, voorjaar 1916 (Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad/Het Leven/Fotograaf onbekend)
Dijkdoorbraken
En terwijl men in Amersfoort kon genieten van een interessant en majestueus uitzicht naar het noorden, werd dat gebied getroffen door de grootste ramp sinds 1825.
De lange duur van de storm, waardoor bij eb de Zuiderzee niet leegliep, en de noordwesterstorm tot windkracht 10 Beaufort, die het waterpeil bij vloed enorm deed stijgen (in Nijkerk 3,70 meter in 27 uur), veroorzaakten ongekende overstromingen en dijkdoorbraken rond de Zuiderzee, met name in Marken, Edam en Monnikendam.
Er volgden in onze omgeving dijkdoorbraken bij Krachtwijk, Coelhorst en De Drie Sluizen en op twee plaatsen oostelijk van Spakenburg. De dijk ten noorden van Nijkerk was weggeslagen over een lengte van 400 meter. Een en ander had tot gevolg dat er in zeer korte tijd tussen Eemnes, Amersfoort en Nijkerk 9.000 ha blank kwam te staan.
De eerste dagen waren verschrikkelijk. In Spakenburg waren veel huizen vernield doordat de botters op de huizen terecht waren gekomen. Hele stallen met koeien waren weggevaagd. Een aantal dagen na de ramp spoelde bij Kampereiland een schuur uit Nekkeveld aan met daarin tien vastgebonden verdronken koeien. In de polders en in Bunschoten vluchtten de mensen naar hooibergen, zolders en daken, waar ze in de snerpende kou soms pas na twee dagen weggehaald konden worden, intussen in voortdurende angst dat het waterpeil weer zou stijgen.
Water tot boven de hilt
Zo’n 4.000 ha in de gemeente Hoogland was in een ommezien veranderd in een zilte plas. De Ham tot een paar honderd meter voorbij de Schothorsterlaan bleef droog evenals Schothorst, de Bik tot aan de Oudeweg, de Bunschoterstraat tot een eindje voor café Halfweg en de Zevenhuizerstraat tot bijna aan de melkfabriek (nu Zuivelhof). Verder was het één grote waterplas. De schade aan boerderijen was enorm. Op de hoeve Ver in ’t Veld waren 31 stuks vee verdronken, terwijl de bewoners zich in de hooiberg in veiligheid trachtten te brengen. Het water was boven de hilt gestegen. Slechts een paard zag kans het hoofd boven water te houden en een kalfje overleefde door in de bedstee te springen.
Zwemmende paarden, foto Frank Ploegaert
Donderdagnacht direct al werd in Hoogland de eerste hulp verleend door een detachement van 40 man infanterie uit Amersfoort, die heel wat bewoners van boerderijen in Hoogland, door het van drie zijden toestromende ijskoude en zeer kwalijk riekende water afgesneden, wist te redden. Het Rode Kruis zond op vrijdag hulpcolonnes met dekens, kleding en brood naar het raadhuis van Hoogland. Vandaar werd het door burgemeester H.C. baron van Tuyll van Serooskerken per roeiboot naar Bunschoten, Spakenburg en andere plaatsen gestuurd.
Ramptoeristen
Op zondag 16 januari lag Hoogland nog geheel in het water. Even voorbij de liniedijk stond het water nog op de weg. Verderop waren er enkele droge gedeelten. Gelukkig was het water reeds 2 meter gezakt ten opzichte van 14 januari. Aanvankelijk waren de 60-jarige Bart van den Hoven en de 14-jarige de Ridder vermist, maar een dag later waren ze weer boven water.
Velen uit Amersfoort kwamen een kijkje nemen op de Hooglandscheweg en de pachter van de dijk langs de Eem vroeg van de ramptoeristen 5 cent, waarvoor ze dan over de dijk naar De Drie Sluizen mochten lopen om het gat van 25 meter in de dijk eens te bekijken.
Zondagochtend de 16e kwam een vrachtauto van het Rode Kruis met 300 dekens, en een door Wittert van Hoogland beschikbaar gestelde hoeveelheid kleding. Omdat Hoogland per auto nog onbereikbaar was, werden de goede gaven in Amersfoort overgeladen op een met twee paarden bespannen wagen, en zo bereikte men Hoogland. Communicatie met Bunschoten en Spakenburg was niet mogelijk omdat het gemeentebestuur van Hoogland tot dan toe het nut van een telefoonverbinding niet had ingezien.
De Amersfoortse politie was druk met het in beslag nemen van voor de consumptie afgekeurd vlees van verdronken kippen, varkens en koeien. Achter bootjes gebonden werden de kadavers, die vaak al enkele dagen in het water hadden gelegen, de stad in gesmokkeld. Gewaarschuwd werd om in de komende tijd geen worst te kopen.
Op maandag kwam er opnieuw een auto van het Rode Kruis vol dekens en vrouwen- en kinderkleding naar Hoogland. Jhr. mr. Wittert van Hoogland, gedelegeerde van het hoofdbestuur van het Nederlandsche Rode Kruis kwam de goederen hoogst persoonlijk afleveren in Hoogland.
Hoog bezoek
Op dinsdag de 18e bezocht prins Hendrik op weg naar Bunschoten ook Hoogland. Vanaf Hoogland werd de tocht naar Bunschoten afgelegd in een bootje. Voor de terugtocht uit Bunschoten naar Hoogland maakte de prins gebruik van paard en wagen van een firma uit Amersfoort die als eerste kans gezien had Bunschoten over de weg te bereiken en daar een lading kruidenierswaren en petroleum had afgeleverd.
Vanaf woensdag de 19e waren Hoogland en Bunschoten, zij het met moeite, weer over de weg te bereiken. Op vrijdag 21 januari arriveerde koningin Wilhelmina per auto in Hoogland, op doorreis naar Bunschoten en Spakenburg. De schoolkinderen stonden op de speelplaats geschaard en juichten Hare Majesteit toe. Voor het gemeentehuis werd zij verwelkomd door de burgemeester. De ongelukkigen die door de overstroming zoveel verloren hadden, waren in het raadhuis aanwezig en werden door de koningin toegesproken. Na Hoogland vervolgde ze haar reis per rijtuig. Het water kwam nog tot aan de treeplank.
Hare Majesteit bracht die dag in Zevenhuizen ook een bezoek aan De Boom, voormalig gerechtshuis van Duist en tevens tapperij (nu Zevenhuizerstraat 166), waar Wulf Renkers en Bartha van Kleinwee met hun dochter van enkele maanden oud woonden.
De Eembode meldde dienaangaande op 28 januari:
Het was H.M.’s wensch het geheele pand, zoowel voor- als achterhuis, in oogenschouw te nemen. In het voorhuis kon nog worden gewezen op het gat gemaakt in den zolder waardoor de bewoners zich hebben weten te redden; ook kon worden aangewezen de stand van het water, tijdens de geweldige overstrooming in 1825, welke ongeveer 20 cm lager is geweest dan tijdens dezen vreeselijken watervloed. Omtrent de wijze waarop de bewoners met hun vee zich hebben weten te redden liet H.M. zich voorlichten. Zij gaf hare hartelijke deelneming te kennen.
Collectes
De Algemeene Watersnood-Commissie te Amsterdam organiseerde geldinzamelingen, evenals de Commissie voor de inzameling voor de slachtoffers van de Watersnood. De laatste bracht in Amersfoort bijna f 9.000,- bijeen en in Hoogland f 600,-. De leerlingen van de school aan Den Ham brachten uit hun spaarpotjes f 12,45 bijeen, welk bedrag afgedragen werd aan de Algemeene Watersnood-Commissie.
Begin februari is volgens opgaaf door de burgemeester vastgesteld dat in Hoogland zijn omgekomen 275 stuks hoornvee, 373 varkens, 32 biggen, drie paarden, vijf geiten, zes schapen, vijftien fokganzen en 1452 kippen, tot een gezamenlijke waarde van ongeveer f 71.000,-.
Eenden uit Volendam
De watersnood leidde er overigens ook toe dat in Hoogland in de periode februari – oktober de veestapel enorm toenam. Vanaf begin februari arriveerden per botter vijf transporten van 12.000 eenden uit Volendam. Het gestegen water had in Volendam de eenden verlost uit hun kooien. Van de ongeveer 100.000 eenden werden er 60.000 gered. De eenden werden gehouden voor de eieren en men zocht een plek voor een ongestoorde legperiode. Die plek werd gevonden aan de Schans en op een deel van ijsbaan De Maat. Er was voldoende ruimte voor de duizend leghokken. Het terrein was verdeeld in door kippengaas gescheiden vakken. De tent van de ijsbaan werd daarbij ingericht voor verblijf en nachtlogies van de 32 Volendamse verzorgers. De eenden gebruikten dagelijks 1800 pond turkse tarwe of mais en visafval uit IJmuiden.
Eenden bij de Schans met de Volendammers Ouwe Schieterhout en Kees Veerman, voorjaar 1916, archief HKH. Op de achtergrond van links naar rechts: de hervormde kerk, het koehok op ijsbaan De Maat, het huis van dr. Bos (later dokter Verbeek).
Het leed was nog niet geleden. Een maand later, op 17 februari 1916, woedde de storm opnieuw, waardoor opnieuw een groot deel van de gemeente onder water kwam te staan omdat de inderhaast aangelegde nooddijken waren bezweken. Bunschoten en Spakenburg waren opnieuw onbereikbaar. In december 1917 waren er opnieuw enorme overstromingen als gevolg van dijkdoorbraken in Eemland. Beter zou het pas worden na aanleg van de Afsluitdijk in 1932.
Bronnen
Archief Eemland: De Eembode, de Amersfoortsche Courant, het Amersfoortsch Dagblad, De Eemlander, de Nieuwe Amersfoortsche Courant, alle van januari 1916,
Robert Vos, Watersnoodramp 1916, De Bewaarsman, december 2007,
W. Th. Keizer, Herinneringen, familiekroniek
In Museum Spakenburg (Oudeschans 47-63, 3752 AH Bunschoten-Spakenburg) is tot en met juli 2016 de tentoonstelling ‘Water op de wal. De watersnood van 1916’ te zien. Het museum is in deze periode geopend op maandag 13.30-17.00 uur en dinsdag t/m zaterdag 10.00-17.00 uur.