Herinneringen van Hannes Traa 1940-1945, deel 3
GERARD TRAA
In augustus 2014 en augustus 2015 verschenen in De Bewaarsman deel 1 en 2 van de herinneringen aan de oorlogstijd van Hannes Traa, die op Veenweg 20 in Hooglanderveen woonde. Zijn zoon Gerard tekende zijn bijzondere verhaal op.
Illegale slacht
In de oorlog mocht je beslist niet zelf slachten, zeker geen koeien en varkens. Toch liet pa in oktober 1942 twee varkens slachten door B. van Essen. Nu kwamen er regelmatig controleurs bij de boeren om te zien of alles wel volgens de regels ging. Dat gebeurde ook bij pa. Eén van de controleurs was Roskamp. Er was vermoedelijk sprake van verraad. Ze zagen vet aan de rand van het fornuis zitten en de controleurs vermoedden dat er geslacht was. Pa ontkende dat en toen zochten de controleurs verder in de richting van de schuur. Maar pa zei:’Als je daar naar binnen gaat, sla ik je hersens in met een bijl’. De beide geschrokken controleurs zijn toen weggegaan.
De controleurs vertelden politieman van Zijtveld dat pa had geslacht. Omdat van Zijtveld, die met de ondergrondse samenwerkte, zei geen tijd te hebben, gingen de controleurs naar de Amersfoortse politie. Die kwam toen wel in actie. Vergezeld van drie politiemannen met speurhonden kwamen de controleurs ’s middags bij pa terug. Vanwege het slechte weer konden de honden geen spoor van het vlees vinden. Enkele dagen later kwam men verder zoeken op het land.
Pa had intussen het vlees in een grote ton gedaan met het deksel goed dicht. Het vlees was goed gezouten zodat het een tijd in de grond bewaard kon blijven. Op de kruiwagen bracht pa de ton met vlees door het land in de richting van de Laak. Bij de mesthoop van Cees Prins heeft hij het vlees op een andere kruiwagen overgeladen om het geurspoor te storen. Bij de Laak heeft pa het vlees toen begraven. Toen de controleurs terug kwamen met hun speurhonden, volgden de honden weliswaar het spoor van het vlees, maar bij de mesthoop van Cees Prins liep het spoor dood. De hele mesthoop werd door de controleurs omgezet, maar er werd uiteraard niets gevonden.
Strafgevangenis Scheveningen
Dat geurspoor werd pa toch noodlottig. Hij werd meegenomen naar de marechausseekazerne in Amersfoort waar hij verhoord werd. Hij was toen 29 jaar. Na twee weken in die kazerne werd pa overgebracht naar de strafgevangenis in Scheveningen. Per tram en onder bewaking ging hij vandaar naar Den Haag voor verhoor. Die verhoren waren zeer zwaar. Hij werd met zijn gezicht naar de muur gezet en als het antwoord niet beviel, kreeg hij een enorme trap tegen zijn achterwerk. Daar heeft hij nog een half jaar last van gehad. Vooral zitten ging moeilijk.
Driemaal is pa op deze manier in Den Haag verhoord. Daarbij werd hij ook boven een put gehouden. Maar als pa eenmaal nee had gezegd, werd het nooit meer ja. Over het illegaal slachten of over de verzetsactiviteiten heeft pa altijd zijn mond gehouden. Hem is heel erg bijgebleven dat er vrouwen van gevangenen opgehaald en gemarteld werden om hun mannen aan de praat te krijgen. Het gehuil ging door merg en been en dat gehuil raakte pa niet meer kwijt.
Kamp Amersfoort
Na drie weken Scheveningen werd pa overgebracht naar het Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort (P.D.A). Om de vele barakken stond tweemaal vier meter hoog prikkeldraad. En daar weer omheen stonden acht wachttorens met wachters met mitrailleurs. Er waren ondergrondse bunkers – Dunkelzelle – voor de zwaardere gevallen. Voor de gevangenen was het horen van de executies – meestal Joden en Russen – afschrikwekkend.
Het was een doorgangskamp. Van 1941 tot en met 1945 hebben daar meer dan 35.000 mensen vast gezeten. Velen van hen werden per trein doorgestuurd voor tewerkstelling in Duitsland. Vanaf zomer ’43 werd wekelijks, veelal op donderdag of vrijdag, een groep van een man of honderd op transport gesteld, begeleid door gewapende militairen en door de Amersfoortse politie, die hiertoe gedwongen werd.
Bij aankomst in het kamp moest pa alles afgeven, maar op een slimme manier wist hij een rozenkrans en een medaille van paus Pius achter te houden. Volgens pa redde die medaille zijn leven. Hij kreeg gevangeniskleding aan, het zogenaamde streepjespak, en een zwart-blauw embleem op de borst. Ieder had zo’n embleem. Voor Joden een gele ster en voor Jehovagetuigen een paarse driehoek. Ieder kreeg een nummer, pa kreeg nr. 2028. Je had geen naam meer, je was gereduceerd tot een nummer. Pa werd ondergebracht in één der barakken en kreeg een stapelbed toegewezen.
Kampleven
De verhoren waren hier nog veel erger dan in Den Haag, alles ging met grof geweld. Zo werden Joden in elkaar geslagen, terwijl de anderen moesten toekijken. Eén van de meest beruchte kampbeulen van Amersfoort was Kotälla, die als bijnaam had ‘de Beul van Amersfoort’. Kotälla liet zijn twee herdershonden op de gevangenen los en genoot daar zichtbaar van. Hij was later één van de Drie van Breda. Hij overleed in juni 1979.
De medaille die pa bij zich had gehouden, verborg hij in de zoom van zijn kleding. Die kleren gingen zelden in de was, maar als dat wel gebeurde, moest je die medaille natuurlijk goed in de gaten houden. De rozenkrans die pa achtergehouden had, is langs enkele gevangenen gegaan, die wisten dat ze geëxecuteerd zouden worden.
Driemaal daags moesten de gevangenen in weer en wind, soms gedurende lange tijd, buiten op appel staan. Tijdens het appel werd er veel geschopt en geslagen. Mannen en vrouwen zaten in aparte barakken. Ook vrouwen werden verhoord om uit te zoeken wat de mannen hadden uitgespookt. Kinderen werden bij de vrouwen weggehaald. De vernederingen waren enorm.
De ‘voortuin’ van kampcommandant Berg in het PDA. In het midden de klokkestoel van de appèlklok( foto museum Kamp Amersfoort)
Het eten was slecht en er was veel te weinig. Meestal kreeg pa één snee brood en verder nog wat dunne slobber. Af en toe werd er door enkele bedrijven uit Amersfoort wat eten gebracht. Een enkele keer at pa bladeren van struiken omdat hij het anders niet volhield van de honger. In het kamp moest pa zwaar werk doen, meestal stobben rooien van knotwilgen en elzen.
In de kampbarakken (foto museum Kamp Amersfoort)
Berg
Untersturmführer K.P. Berg was van 1 maart 1943 tot het einde van de oorlog commandant van Kamp Amersfoort. Hij mishandelde eigenhandig vele gevangenen, was betrokken bij de executie van honderden gevangenen en nam deel aan de moord op 77 Russische krijgsgevangenen.
Kampcommandant Berg in 1945 (foto museum Kamp Amersfoort)
Vrijlating
Pa heeft van oktober 1942 tot 15 januari 1943 in Kamp Amersfoort gezeten. Toen pa aankwam in Kamp Amersfoort woog hij ongeveer 64 kilo en bij het verlaten van het kamp nog maar 49 kilo.
Toen ze hem lieten gaan, moest hij eerst nog een verklaring tekenen dat ze hem goed hadden behandeld. Dat heeft hij gedaan, want hij had geen keus. Eenmaal buiten de poort moest je maar zien hoe je thuis kwam. Dat werd dus lopen.
Hij had vreselijke honger en besloot eerst langs de winkel van Ramselaar in de Langestraat te gaan, in de hoop daar wat eten te krijgen. Pa kende Ramselaar omdat hij hem in het begin van de oorlog konijnen had verkocht. Hij kreeg daar inderdaad wat te eten. Daarna liep hij verder huiswaarts.
Ik zei tegen pa dat ze hem dus uiteindelijk toch hebben laten gaan. Pa zei: ‘Nee is nee, en de medaille van paus Pius X heeft me gered.’ En nu snap ik pas waarom alle pausen later bij pa aan de muur hingen.
Overigens is Van Essen nog langs geweest in de Veenweg. Hij kwam vragen hoe het met pa ging, maar dat zullen ze natuurlijk nauwelijks geweten hebben. Van Essen, de man die de twee varkens voor pa slachtte, was wellicht bang dat pa zijn mond voorbij zou praten. Maar dat is dus niet gebeurd.
Literatuur.
Oorspronkelijke uitgave: Gerard Traa, Nummer 2028, 1940-1945 (Hooglanderveen, eigen beheer 2009).
Geraldien von Freitag Drabbe Künzel, Kamp Amersfoort 1941-1945 (Amsterdam 2003)