Nog vijf oude boerderijen in Hoogland-West
GIJS HILHORST † EN GERARD RAVEN
Ditmaal kijken we naar vijf monumentale panden aan de zuidzijde van de Coelhorsterweg. Dit is deel 4 van de boerderijen die nét geen uitgebreide beschrijving kregen in ons boek Monumenten in Hoogland en Amersfoort-Noord.
Vier van de vijf zijn helaas niet beschreven door Monumentenzorg, omdat ze teveel verbouwd zijn. Maar ze bieden geen onaangenaam gezicht en de bewoningsgeschiedenis is ook interessant. In het monumentenboek staan wel huis Coelhorst met de boerderijen op het landgoed, de kapel en aan de noordzijde van de weg De Bergkuil (nummer 2), Kraaijkamp (nummer 6) en Kouwenhoven (nummer 34). Helaas kon de herkomst van de naam van een aantal panden niet achterhaald worden. De huisnummers van de beschreven boerderijen worden vermeld.
Het Donkere Lampje (nummer 19)
Deze arbeiderswoning aan De Bik heeft een fraai erf en in de voorgevel vlechtingen (wigvormig metselwerk onder de dakrand). Het rieten dak wordt ontsierd door de verhoging bij plaatsing van het zijraam. Dit huis is uitwendig niet veel veranderd en geeft nog een redelijk beeld van een klein boerderijtje uit het eind van de 18 eeuw. De naam Het Donkere Lampje komt voor in het overlijdensregister van Hoogland. In de beginjaren van de Burgerlijke Stand (1811) was er nog geen huisnummering, dus schreef de ambtenaar vaak de naam van de woning op bij het aangeven van een sterfgeval. Het huis zal rond 1780 gebouwd zijn door pachters Gerrit Gerritsz van de Wetering en Gerritje van Weelde. De grond hoorde toen nog bij boerderij Onstede aan de Oudeweg. In 1819 kocht Hendrik van Nimmerdor het land dat hij al in erfpacht had. Bij de opname voor het nieuwe kadaster in 1830 was Het Donkere Lampje eigendom van Anthonie van Nimmerdor. Het huis werd toen bewoond door pachter Evert Barten Smink en zijn vrouw Martje van de Wetering. Everts zoon Bart Smink trouwde in 1862 met Hendrika Mater. Hun zoon Jan deed hetzelfde in 1906 met Klaasje Kok en hun zoon Evert werd geboren in 1910. Zo wordt het al bijna twee eeuwen door dezelfde familie bewoond.
‘t Hoekje (nummer 21)
Dit is een combinatie van café en boerderij van rond 1900. Boven het café was de woonruimte en het achterhuis was de stal. Het voorhuis is opgetrokken in baksteen in staand verband, op een rechthoekige plattegrond onder een mansardedak (met een knik). De langsgevel is aan de straat gebouwd. De gevels van het voorhuis zijn voorzien van een grijze voetmuur en hebben boven de raam- en deuropeningen een doorlopende band, die aan de onderkant voorzien is van een tandlijst (rij uitspringende blokjes). De ingang van het café bevindt zich aan de straatzijde, in een afgeschuinde hoek van het voorhuis. In de bovenlichten van de venster- en deuropeningen is glas-in-lood opgenomen. Haaks op het voorhuis staat het bedrijfsgedeelte onder een normaal zadeldak. De linker zijgevel van het stalgedeelte is direct achter het voorhuis uitgebouwd. De zijgevels zijn verder nog voorzien van getoogde stalvensters (met gebogen bovendorpel). Het metselwerk van het achterhuis duidt erop dat het bedrijfsgedeelte mogelijk in de eerste helft van de 20e eeuw verhoogd is. Ook in de gevelopeningen hebben zich veranderingen voorgedaan. Achter en in het verlengde van het stalgedeelte staat een hooiberg met twee roeden (palen).
Links van de boerderij staat een langgerekte bijschuur onder pannengedekt zadeldak, die in de loop der tijd een keer verlengd is. Daarbij is de plattegrond van de aanbouw aan één zijde breder dan het oorspronkelijke gedeelte.
In de gevels zijn betonnen stalvensters en getoogde mestdeuren opgenomen. Het originele gedeelte is op de hoek voorzien van een schoorsteen. Naast en evenwijdig aan deze bijschuur staat een houten loods op langgerekte plattegrond onder zadeldak.
De combinatie van boerderij met café is een historisch onderdeel van Hoogland. Vooral het voorhuis is nog in originele staat met een relatief rijke ornamentering die rond 1900 veel voorkwam. Ook het boerderijgedeelte is nog zeer goed herkenbaar. [De hiervoor beschreven situatie is niet de actuele. In 2013 is het stalgedeelte van Café ‘t Hoekje ingrijpend verbouwd en zijn er boven het café aan de wegzijde in totaal drie dakkapellen gekomen.]
In 1820 werd een perceel grond met eikenhakhout verkocht, gelegen op De Bik. Koper was Anthonius van Elzen, bakker te Amersfoort. Hij had het bos nodig om zijn oven te stoken; het restant van het hout kon hij verkopen aan collega’s. Anthonius en zijn vrouw Hendrika van Mispelaar waren kinderloos. Na hun overlijden werd het in 1847 verkocht, maar op een klein stukje grond van dit perceel was inmiddels een woning met timmerwerkplaats gebouwd door Jan Hendriksz van Agteveld. Daarom werd het bos in twee percelen verkocht. Piet van ’t Klooster kocht de grond waar het huis op stond als erfpacht voor Gerritje van Beek, weduwe van Jan van Agteveld. Zij bleef er wonen met haar zoon Aalt. Die trouwde in 1857 met Hentje Smink en zette het timmerwerk voort. Aalt overleed in 1891 en zijn vrouw acht jaar later.
Hun zoon Jan ging naar Amersfoort en het huis met aangebouwde werkplaats werd verkocht aan Gijs van Hamersveld. Hij trouwde met Grietje Kuijer en ging er wonen. Gijs was klompenmaker, maar in de loop der jaren ging hij in de drankenhandel. Hij bouwde de werkplaats om tot een café; ook werd er een stalling voor vee aangebouwd. Grietje zal hier een aandeel in gehad hebben. Ze kwam
namelijk uit een boerderij aan de Zevenhuizerstraat tegenover de Kerklaan, waar het kerkvolk vóór de mis de paarden uitspande en na de dienst wat bleef napraten onder het genot van een drankje. Gijs overleed in 1931; Grietje en enkele kinderen bleven nog een paar jaar. In 1933 werd Jan Kasbergen de nieuwe herbergier, maar al twee jaar later vertrok hij.
Veehandelaar Lambertus Smink kocht boerderij en café ‘t Hoekje. Hij heeft in de oorlog een paar planken meegenomen om een hek te bouwen, zodat de koeien niet weg konden lopen. Sindsdien werd hij achter zijn rug om De Plank genoemd. In de volksmond heette het café dan ook De Plank. Bertus (1942-2012), één van de zonen van Lambertus en zijn vrouw Cornelia Roest, volgde hen op als veehouder-cafébaas-barman. Toen Bertus overleed nam zijn broer Cor de zaak over. Hijheeft het café zelfs officieel omgedoopt in De Plank.
Coelhorsterweg (nummer 29)
Onder de schaduw van de bomen van landgoed Coelhorst staat deze boerderij met monumentale uitstraling en mooi onderhouden siertuin. Gelukkig zijn de moderne ramen opzij laag gehouden. Wel ontsieren de dakramen in het riet en vooral de grote aanbouw links het geheel. De grond was in 1670 in bezit van een vicarie, een fonds waaruit in de Middeleeuwen het onderhoud van een priester betaald was. Na de Hervorming van 1579 kochten burgers die fondsen als belegging en in 1773 was Lambertus Dibbets eigenaar van deze vicarie.
Het was een betrekkelijk jong erf: de eerste bebouwing zal rond 1780 zijn geweest. Waarschijnlijk is de boerderij gebouwd door Jan Boelekamp, in 1777 getrouwd met Ida Gerrits Vonk. Bij het opmaken van het kadaster (in dit geval in 1828) was
zijn zoon Jan de eigenaar. Hij was getrouwd met Rijkje Botterblom. Van hun kinderen trouwde Jannetje in 1864 met Willem van den Hoef, de volgende boer. Hij overleed in 1880, pas 43 jaar. Het gezin bleef hier wonen tot ca 1904. Toen kwamen Willem de Ridder met Rijkje van Brakel met enkele kinderen hier hun intrek nemen. Niet voor lang, want in 1916 volgden Theus van Ruitenbeek en Maria Tolboom vanuit Barneveld.Zij brachten hun dochter Aleida mee. Deze trouwde met Dirk Brouwer en hun nakomelingen wonen er nog.
Het Pannenhuis (nummer 31)
Dit gave pand zal rond 1950 zijn gebouwd. De eenvoudige architectuur is opgesierd met togen boven de ramen, gevuld met baksteen. Het Pannenhuis is van oudsher een klein boerderijtje geweest.
In 1670 verkochten de erven van Evert Evertsz (die op Klein Wede woonde) de boerderij aan Jan Hendriksz (Terburgh), grutter te Amersfoort en getrouwd met Grietje Joosten van Schuilenburg. Het was een hofstede met een kampje land [afgepaald weiland]. Na het overlijden van Jan voerde Grietje jarenlang een juridisch gevecht over de vererving. Pas in 1712 werd hun zoon Hendrik de eigenaar; hij was getrouwd met Mechteld van Bogerijen.
De erven van Hendrik verkochten de boerderij in 1742 aan Steven ter Schuur, bakker te Amersfoort. De pachter was toen Albert Aalten. De familie Ter Schuur verkocht in 1773 Het Pannenhuis met tabaksschuur aan timmerman Gerrit Epskamp. Het huis aan de weg werd echter achtergehouden. In 1792 betaalden de erfgenamen van Gerrit belasting voor de helft in het huis met erf dat bewoond werd door Dirk Hendriksz de Wit.
Daarna woonde hier zijn zoon Casper, getrouwd met Geertje van de Kletersteeg. In 1828 was het geheel weer in bezit van de familie Ter Schuur. Toch bleven Caspers zoon Hendrik de Wit en zijn vrouw Grietje van Moorst er wonen; het boerderijtje was toen inmiddels hun eigendom geworden. Hun dochter Rijkje trouwde met Peter Tolboom en na zijn overlijden in 1908 met Pieter Baas. Hij werd de baas op Het Pannenhuis. Hannes van Middelaar trouwde met dochter Geertje Baas. Daarna is het in handen van de familie Van Middelaar gebleven.
Kerkengoed of Kapelgoed (nummer 33)
Ook deze monumentale boerderij kon in de ogen van Monumentenzorg niet door de strenge beugel. Wel is het beschermd dorpsgezicht. De voorgevel van huis en stal zijn gaaf behouden. Op foto’s van ca 1910 en 1942 (zie De Bewaarsman van augustus 2008, p. 43 resp. van december 2007, p. 71) zagen zij er nauwelijks anders uit. Vanaf de boerderij is er goed zicht op de kapel van Coelhorst. Zij zal een onderdeel zijn geweest van de grondschenking uit de 14e eeuw voor de bouw van de kapel, als bron van inkomsten voor het onderhoud ervan. Later waren de bewoners tevens koster en doodgraver. Oorspronkelijk was het geheel eigendom van de katholieke kerk, maar na de Reformatie kwam het in handen van de hervormde classis Amersfoort. Toen in 1838 een aparte hervormde gemeente Hoogland werd opgericht werd die eigenaar.
Gijsbert Lubbertsz van Willigenburg trouwde in 1760 met Gerritje Andries Buytenhuis en werd bewoner, koster en doodgraver. Zijn zoon Andries volgde hem op; hij was getrouwd met Jannetje van Doornick. Na zijn overlijden in 1834 werd hun zoon Hendrik doodgraver; hij was in 1825 getrouwd met Hendrika Roersen. Hendrik huurde het boerderijtje voor ƒ130 per jaar. Toen hij in 1880 overleed volgde zijn zoon Andries hem op; die was in 1876 getrouwd met Gerritje Dijkhuizen. Daarna was in 1903 hun zoon Andries aan de beurt, de vijfde generatie. Hij trouwde in 1916 met Geertruida Ebing. Hun dochter Gon van den Beld-van Willigenburg schreef haar jeugdherinneringen ‘Kleine geneugten’ op, waarin zij ook het huis van binnen, de stal en de weilanden beschreef. Deze zijn in zes delen verschenen in De Bewaarsman (december 2007-december 2009), met foto’s van de boerderij en de bewoners.
De familie Van Willigenburg vertrok in 1928. Klaas van de Geest werd de nieuwe bewoner. Dochter Janna trouwde in 1962 met Henk Harmsen. Zij stopten het bedrijf begin jaren tachtig en vertrokken in 1998. Dochter Alie kwam terug uit Friesland met haar man Gert Vermeer. De boerderij was in al die jaren flink verbouwd, waarmee vooral binnen veel verdwenen was; zij hebben alles zoveel mogelijk in de oude staat gebracht. Na anderhalf jaar trokken zij in een pand waar zij trots op mogen zijn.