Een Arnhems meisje als evacué in Hoogland – deel 2
HENK VAN MIDDELAAR
Het eerste deel van dit tweeluik, verschenen in de vorige De Bewaarsman, omvat de periode november 1944 tot begin februari 1945. Hierin staan de brieven van Riet van der Brugge, vooral aan haar vriendin Map, centraal. Dit tweede deel bevat haar dagboekaantekeningen van de roerige laatste oorlogsweken en die van de bevrijding.
Vanaf begin april maakt Rietje dagelijks aantekeningen over het verloop van de oorlog. Ze voelt dat de bevrijding nabij is en ergert zich aan het roversgedrag van de Duitsers.
Dinsdag 17 april
‘Voortdurend trekken er colonnes vluchtende moffen voorbij. Ze komen uit de richting Nijkerk. Behoorlijke uitrusting hebben ze niet meer. Er is niets meer te herkennen van het moderne, goed uitgeruste leger dat ons in 1940 overviel. Hun voertuigen zijn nu meestal gevorderde boerenwagens. Daar achteraan nog wat fietsen zonder banden. Ze gaan als het ware op een schoen en een slof naar hun ‘Heimat’ terug. Overal waar ze langs komen pikken ze nog wat van hun gading is mee. Ook bij mijn gastgezin stond er nog een mooie fiets in de schuur die ze wilden hebben. Maar met wat heen en weer gepraat en een slof sigaretten die hun schoonzoon de dag tevoren van de moffen had gepikt (hij werkte in Amersfoort in een loods waar hun goederen zijn opgeslagen) mochten ze de fiets behouden. Ze hebben dat ding rap op zolder onder een hoop rommel gestopt. En dat was maar goed ook, want ‘s nachts kwam diezelfde mof de schuur doorzoeken. Als compensatie nam hij een paar emmers en een heel afgeragde fiets mee.
Woensdag 18 april 1945
De Tommies zijn volgens de geruchten Apeldoorn al voorbij en Barneveld zou ook reeds zijn ingenomen. Ze kunnen nu elk ogenblik hier zijn. We gaan nu elke morgen om zeven uur melk halen. De boeren durven de melk niet meer naar de fabriek te brengen en delen nu uit onder de bevolking. Tegen betaling uiteraard. Soms komen we wel met tien liter thuis. We karnen nu zelf volop boter en kunnen de karnemelk niet opgedronken krijgen.
Donderdag 19 april 1945
Vannacht zijn weer heel wat moffen langs getrokken. Van nu af aan mag niemand meer over de brug. Dat kunnen we goed merken. Anders kwamen er stromen mensen uit Amersfoort melk halen en nu zien we geen kip. Ze mogen daar zelfs de straat niet meer op en we hoorden dat bovendien de waterleiding is afgesloten, ‘t Is te hopen dat deze toestand niet te lang duurt, ‘t Is vanmorgen erg rustig. Waar anders steeds jagers in de lucht zaten en in de verte zwaar geschut dreunde, horen we nu niets.
De op 19 april 1945 verwoeste toren van de Sint-Martinuskerk (collectie Historische Kring Hoogland)
Vrijdag 20 april 1945
Vannacht hebben ze (de moffen) met veel lawaai de toren van de R.K. kerk laten springen. Ook de kerk zelve is vernield. De pijp van de melkfabriek is ook opgeblazen. Vanmiddag mochten we ervaren dat onze bevrijders al heel dichtbij zijn. We waren juist zo’n beetje klaar met de vrijdagse beurt van het huis toen we vlakbij op de weg een schot hoorden vallen, gevolgd door een schreeuw om ‘Hilfe’. Daarna klonk nog een veel hardere knal. Meteen zagen we achter de weilanden een troep moffen wegvluchten. Toen we aan de voorkant gingen kijken zagen we midden op straat een mof liggen. Een eind verder stond een tank met bovenop enige soldaten die zich schijnbaar niets van de man op de grond aantrokken. Eerst dachten we dat het een Duitse tank was, maar opeens ontdekten we dat het een Engelse was. Intussen lag die mof alsmaar te schreeuwen. Wij dachten dat hij heel erg gewond zou zijn, maar opeens stond hij al kreunende op en na een gebaar van een Tommy ging hij met z’n handen omhoog naar hem toe.
De Melkfabriek aan de Zevenhuizerstraat anno 1939. Na de sloop in 1980 zijn hier (aan de Zuivelhof) appartementen gebouwd ( foto uit 40 jaar Coöperatieve Stoomzuivelfabriek Hoogland te Hoogland 1909-5 maart 1949).
Verschillende dorpelingen waagden zich hierna buiten. Een vrouw vloog zelfs een Tommy om de hals. Een man stapte bij één van de bevrijders achter op de motor om hem de weg te wijzen. Ze gingen de kant van Zevenhuizen op, richting Bunschoten. Het waren tien kleine carrier-tanks en een aantal motoren. Toen ze weg waren waagden we ons allemaal op straat. Op de Bik was een Tommy doodgeschoten. Dat hadden die moffen gedaan die wij hadden zien wegvluchten. Ze hadden zich bij het bewuste huis in de serre verschanst en toen de Engelse tank de Bik opdraaide hadden ze door het raam een pantservuist gegooid. De mannen van het dorp hebben de dode maar gauw begraven want hij was zwaar verminkt. In zijn zakken hebben ze een paar brieven gevonden. Een was bestemd voor zijn moeder en de andere voor zijn meisje. Hij had ze de dag tevoren geschreven. Er stond o.a. in dat hij ervan overtuigd was dat hij weer terug zou komen.
Zondag 22 april 1945
Vanmorgen mochten we weer tot 10 uur op straat. Jammer dat we het pas om 9 uur hoorden, want we hadden nog melk willen halen. Op een holletje toch op weg gegaan naar de Schothorst. Daar stonden echter moffen te posten, die ons terugstuurden.
’s Middags ging het gerucht dat de Schothorst was bevrijd, maar we kunnen het nauwelijks geloven want het is opvallend stil. De familie Pommer kwam vanmiddag op visite. Omdat er niets aan de hand was gingen ze om 6 uur weer naar de overkant. Ze waren nog maar net weg of buiten brak weer de hel los, met als gevolg dat ze weer één voor één terugkwamen.
De Ham met rechts op de foto ( waar nu de Komhoeklaan op de Hamseweg uitkomt) de kruidenierswinkel van de fam. Pommer (collectie Historische Kring Hoogland).
Vannacht hebben we voor het eerst met z’n allen op veldbedden in de kelder geslapen. Iedereen was echter gespannen vanwege de onrust buiten. Zo nu en dan dutten we even weg, maar ik, liggende bij de trap, werd steeds wakker als er weer iemand op weg naar de w.c. op m’n hoeven trapte. Midden in de nacht kwamen er nog vier moffen de trekzaag vorderen, want ze moesten hier dwars over de weg bomen gaan omzagen. Ze hadden er zelf ook geen zin in maar ‘Befehl ist Befehl’. Ze hebben met onze zaag een paar prachtige bomen die voor het gemeentehuis stonden geveld.
We zitten nu maar te wachten en te wachten, maar de bevrijders komen niet. Op het ogenblik sluipen de Duitsers heel behoedzaam langs de huizen en schieten zo nu en dan ‘ins Blaue hinein’.
Maandag 23 april 1945
In de toestand is sinds gisteren niet veel veranderd. Een paar moffen kwamen alsmaar langs de heggen bukkend onze tuin in sluipen. Toen we vroegen of ze alvast aan het oefenen waren moesten ze hard lachen. Met één van hen een poosje doorgepraat. Hij had 10 jaar in Rotterdam gewoond en sprak aardig Nederlands, Iater kwamen er nog een paar soldaten bij staan. Ze beloofden ons, als ze moesten terugtrekken dat ze van Rotterdam een tweede Berlijn zouden maken.
Net toen ik mijn dagboek weer eens ter hand genomen had sloeg er aan de overkant een granaat in. We hadden de hele tijd al in de kelder gezeten en juist toen we weer eens even bij wilden komen in de serre begon de ‘schieterij’ weer. Gelukkig is er niemand gewond, ondanks het feit dat alle ruiten van de serre door de harde klap aan diggelen waren. Meteen hadden we de schrik weer te pakken en kropen met haastige spoed opnieuw de kelder in. Waar we nu nog zitten.
In een paar uur geen geluid meer gehoord. We wagen het erop boven eten te gaan klaarmaken, het glas op te ruimen en provisorisch de ramen af te dekken.
Staande in de keuken hebben we even wat gegeten. Nu weer terug in de kelder. De ramen zijn op 2 na gedicht. Toen we met de Iaatsten bezig waren, de heer v.d. Broek [schoolhoofd Henk van den Broek, in wiens huis Riet van der Brugge verbleef, red.] ging net de trapleer op, kwam er opeens een salvo van mitrailleurkogels door het bovenraam. Die mof die bij ons voor de deur op post staat en waarmee wij zo nu en dan een praatje maken om hem gunstig t.a.v. ons te stemmen, begint zich kennelijk te vervelen, want hij was het die ons de stuipen op het lijf jaagde. Hij begint ook steeds brutaler te worden. Loopt bij ons in en uit en pikt steeds wat mee. We beginnen ons zorgen hierover te maken.
Dinsdag 24 april 1945
Vanmorgen vroeg was het tamelijk rustig. Ook de Duitsers die om het huis hadden rondgehangen waren weg. Later bleek dat ze in huizen van mensen die gevlucht waren zijn gekropen. Ze zitten ook in het huis van de fam. Pommer, die nog bij ons in de kelder is. Pommer is er direct op af gegaan. Ook om het een en ander eruit te halen. De kruidenier bleek een aardige voorraad achter de hand te hebben. In geen tijden hadden we het zo goed van eten gehad. Hij bracht later ook nog een grote ham mee en een hele kaas.
Omdat het tot nu toe deze dag zo rustig was ging mevr. v.d. Broek er al vroeg op uit om melk te halen. Het was wel gewaagd. Wij durfden geen van allen mee te gaan. Later kwam ze, gelukkig heelhuids, terug met een buit van 7 liter melk, 2 pond boter en 7 eieren. Later hoorden we dat de Duitsers op de weg die ze was gegaan een serie landmijnen hadden gelegd. Ze was ervoor gewaarschuwd en was toch verder gegaan. Ze heeft puur geluk gehad. We moesten dus nu ook nog gaan oppassen voor landmijnen, als we naar buiten zouden gaan.
Nadat we, weer staande in de keuken, wat hadden gegeten, zijn we opnieuw aan de slag gegaan in het huis. ‘t Was nog steeds niet op orde na de inslag aan dc overkant. Toen we onszelf even een rustpauze gunden begon het geschut weer te denderen, zodat we snel voor de zoveelste keer met spoed de kelder moesten induiken. Het ging er dit keer heviger aan toe dan ooit tevoren. Geregeld hoorden we de granaten oversuizen, gevolgd door een inslag in de nabijheid. We werden steeds banger. De moffen hadden pas nog tegen ons gezegd: ’Wenn du pszzzzt hörst dann ist es gefährlich.’ Nu herhaalden we dat gezegde tegen elkaar en we waren nog niet uitgesproken of de school, waar het huis tegenaan gebouwd is, kreeg een voltreffer. We waren eerst bang voor brand, maar niemand dorst te gaan kijken, want nu vlogen de granaten achter elkaar over ons heen. Hoe harder het geweld van buiten tot ons doordrong, hoe harder de fam. Pommer Maria en alle heiligen ging aanroepen. Zonder ophouden, steeds luider en luider, ‘k Zal dit gebeuren nooit vergeten.
Om 5 uur werd het ineens rustig. We hoorden geen granaten meer afvuren. Reden om weer uit de kelder omhoog te kruipen. Het eerste wat we deden was naar buiten gaan om te zien wat er allemaal was aangericht. Intussen was ook het ongelofelijke gebeurd. We waren bevrijd!!!
Bevrijd of toch niet?
We kunnen het gewoon niet geloven, maar het is waar!
‘k Zal bij het begin beginnen. Eerst gingen we naar de schoolzolder om te kijken hoe groot de schade was na die zware beschietingen. De ravage was enorm. De granaat die we het dichtst bij hadden gehoord was dwars door het dak en de zoldering geslagen. Het puin lag her en der door de school. Ook waren nu alle ruiten eruit.
In de omgeving was van bovenaf gezien geen vijand meer te bekennen. Maar van bevrijders was er ook geen taal of teken. We bevonden ons dus tijdelijk in ‘niemandsland’. Totdat opeens ons oor zwaar geronk uit de verte bereikte. Zouden dat de langverwachte tanks zijn vroegen we ons af?
En, ja hoor. Eerst heel zachtjes en dan langzaam aanzwellend hoorden we het geluid dat wij Arnhemmers nog zo goed herkenden.
We stonden aan de grond genageld op de uitkijk. Als het maar opnieuw niet mis zal gaan dachten we. Eindelijk zagen we achter de opgeworpen versperringen ‘de bevrijders’ opduiken. Uitgelaten van vreugde waren we en konden bijna niet wachten tot ze bij ons waren. Vanaf de schoolzolder konden we alles goed observeren. De bemanning toog direct aan het werk om de omgezaagde bomen weg te slepen. Overal kwamen van verschillende kanten soldaten met het geweer in de aanslag behoedzaam langs de versperringen en de huizen sluipen. Huis voor huis en heg na heg werd geïnspecteerd op achtergebleven vijanden. Ze haalden er verscheidene voor de dag.
Voor ons, die 5 jaar alles van ze hadden moeten pikken, was het een mooi moment om ze met hun handen omhoog ontwapend te zien worden. Jammer dat die rotjongens die bij ons om het huis rondhingen er niet bij waren. Alle mensen kwamen nu voor de dag. Uitgelaten van vreugde na zoveel doorgestane angsten. Even later kwam er een officier vragen of er in de buurt landmijnen lagen. Nu, dat wist mevr. v.d. Broek ze haarfijn te vertellen, omdat ze er die morgen nog overheen gestapt was. Nu was het toch nog ergens goed voor geweest dat ze die gevaarlijke tocht naar de boer had gemaakt.
‘t Was een bijzondere ervaring om ineens een militair in het Engels te woord te staan. We hebben nog gelachen om de oude mevrouw Pommer. Toen hij niet meteen door had waar het precies was zei ze in haar eigen spreektaal: ‘U weet wel, hierachter bij boer V..’ De militairen waren zeer verrast over de hulp van de dorpelingen. Meteen was er een grote groep mannen bezig te helpen om de wegversperringen aan de kant te schuiven. Wij klitten met de dorpsjeugd samen rondom de militairen die even pauze namen om wat te eten. We kregen sigaretten, wittebrood, vruchtensap en chocolade. Deze dingen hadden we in geen jaren geproefd. Een kus was de enige beloning die ze vroegen en die kregen ze volop.
De heer Speelberg, de wagenmaker waar de familie van Riet van der Brugge verbleef (collectie Marjo Wasink-Speelberg).
Jammer dat er aan dit vreugdevol samenzijn zo’n onverwacht einde kwam. Plotseling werd er vanuit richting Amersfoort geschoten. We stoven allen uit elkaar. Voordat ik het zelf besefte zat ik tussen twee soldaten achter een versperring langs de weg. De tank begon terug te vuren zodat we verstijfden van schrik. Ik zag de anderen van ons groepje tegen de zijkant van een huis gedrukt liggen. Toen het even rustig was kregen we orders om snel naar huis te vluchten. Het was een ontnuchtering van jewelste om weer die kelder in te moeten, terwijl we de vrijheid al geproefd hadden. Vertwijfeld vroegen we ons af of we weer een tweede keer voor niets hadden gejuicht. In de avond was het weer rustig aan het front.
Daar ik benieuwd was hoe m’n familie het er afgebracht had ben ik in gezelschap van mevr. v.d. Broek naar het huis van de wagenmaker gegaan waar zij zijn ingekwartierd. Dit huis lag ongeveer 160 meter verderop richting Amersfoort. Ze wisten niets van onze ervaringen. Ze zaten nog in de kelder af te wachten. Ze geloofden me pas toen ik de chocolade en de sigaretten liet zien. Achteraf bleek pas dat wij zonder het te weten in niemandsland hadden gelopen, want dit deel van het dorp was wel door de moffen verlaten maar nog niet door de Engelsen betreden.’
Terug in Zevenhuizen
En toch is de ellende nog niet voorbij. Duitse militairen schieten vanaf Amersfoort nog steeds op Hoogland. Vooral op de Ham is het gevaarlijk geworden en veel bewoners ontvluchten het centrum. Rietje wordt door broer Piet gedwongen mee te gaan naar Zevenhuizen. Ze wil de mensen met wie ze zoveel doorstaan had niet in de steek laten. ‘Er viel niets te onderhandelen. Méégaan en niet zeuren. Toen we vertrokken lag de Ham nog steeds onder vuur. Ik vond het eigenlijk niet verantwoord om op weg te gaan. Gelukkig mochten we buiten de bebouwde kom met een boer meerijden, die ons bovendien zomaar een brood gaf.’
Toch is ze gespannen. Ze is bang bij de boer terecht te komen, waar ze in herfst onderdak had gekregen en zich niet welkom had gevoeld, maar, zo noteert ze: ‘Nu werden we wèl gastvrij onthaald en wel op de boerderij ‘De Boterbloem’, waar heel gastvrije goede mensen wonen, t.w. de fam. Van Middelaar, die al heel wat mensen uit het dorp in de stallen hadden.’ Het viel ons op wat een rust er hier heerste na de hel waaruit we gekomen waren.’
2 Boerderij ‘De Botterblom’ is in 2017 gesloopt om plaats te maken voor een modern woonhuis.
* Hier vergist Rietje zich. Het is niet mijn oom Henk maar mijn oom Hannes die een trekharmonica had.
4 De jongste broer van mijn vader
Boerderij De Botterblom omstreeks 1930 (collectie Ries van Middelaar).
In haar dagboek noteert ze dagelijks de geruchten over de vredesonderhandelingen en liggend in het hooi op de hilt is ze met andere geëvacueerde Arnhemmers getuige van de geboorte van een kalfje.
Vrijdag 4 mei
‘De hele dag hebben we zitten wachten of er nog een bericht kwam dat er vrede zou zijn. Eindelijk vanavond, net toen we de moed al hadden opgegeven, kwam Jos binnen met het nieuws dat de Duitsers in Nederland hadden gecapituleerd. We werden allemaal gek van blijdschap. Henk5 pakte meteen zijn harmonica en wij gingen hossen op de deel. Plotseling werden we gedwongen op te houden, want we kregen van Wim1 een hele emmer water over ons heen. Ik had geen droge draad meer aan m’n lijf. Later hebben we op gelijke wijze wraak genomen.
Voorjaar 1945. Voor boerderij De Botterblom:
Achterste rij v.l.n.r. man met pet onbekend, dan de broers Henk, wim en Hannes.
Middelste rij v.l.n.r. onbekende vrouw, opoe Van Middelaar, dochter Mie, onbekende vrouw.
De kinderen zijn voor mij onbekenden. De onbekende man en vrouwen zijn vermoedelijk evacués (collectie Ries van Middelaar).
Zondag 6 mei 1945
Vanmorgen was er voor het eerst weer kerk. Het was een ontroerende dienst. Na de zegen hebben we allen staande uit volle borst, voor het eerst na 5 jaar, het Wilhelmus gezongen.
Vanavond hadden Corry en ik een afspraak met twee Canadezen, John en Reg. Wij waren de eerste meisjes met wie ze in Holland uitgingen zeiden ze.
Voordien was het alsmaar vechten. Later, toen we bij hun kwartier kwamen kregen we opnieuw chocolade, sigaretten en kauwgum aangeboden. Eerst wilden we het niet aannemen. Op lang aandringen hebben we het wel geaccepteerd. ‘t Aangebodene is toch wel erg verleidelijk. Vooral als je in geen jaren chocolade hebt geproefd en je broer zit te snakken naar een sigaretje. Opeens zagen we vanuit het raam op de bovenverdieping Duitsers aankomen. Lopende. We hoorden later dat ze naar de Ham waren gekomen om zich over te geven.
Maandag 7 mei 1945
Vanmorgen vroeg opgestaan, want er is nu zoveel te beleven. Onderweg terug kwamen we Ray tegen met een heel verkreukeld uniform over zijn arm. Hij vroeg ons of wij het voor hem een beetje konden oppersen want er zou vanmiddag inspectie worden gehouden. We hebben ons uiterste best gedaan. Heel primitief met ijzers op een potkacheltje. We hebben ‘s avonds uren met hem gepraat. Hij voornamelijk over zijn thuis in Canada. Hij had heimwee. Hij begreep na mijn verhaal dat ik ook graag zo vlug mogelijk naar huis wil. Morgen gaat Ray met de militaire wagens mee richting Rotterdam. Hij zal voor mij een brief voor thuis meenemen.
Bevrijding op Hoogland. (collectie Historische Kring Hoogland).
We kregen vanmiddag inkwartiering van drie Tommies. Een sergeant, een korporaal en een gunner. Het is de bemanning van een tank die op de hoek van de weg staat. We hebben gauw onze Canadeese badges afgedaan want de Tommies en de Canadezen liggen elkaar niet. Maar ze hadden ons al zien lopen met de Canadezen en nu noemen ze ons ‘Canadian girls’. Pas op vrijdag 11 juni kan Rietje terug naar Arnhem. Op een boerenwagen met andere Arnhemmers bereikt ze de verwoeste stad. In september komt ze weer thuis wonen, in die andere verwoeste stad, Rotterdam. Ze gaat werken op het bureau volkshuisvesting van de gemeente Rotterdam, waar het vanwege zoveel verwoeste woningen chaotisch druk is. Tot haar pensionering heeft ze daar gewerkt.
Op deze in mei 1945 genomen foto staan op een Brenn-carrier bij de Zuivelfabriek naast Hooglandse jongens en meisjes ook een paar opbekenden jongeren. Dit moeten welhaast evacués zijn ( collectie Historische Kring Hoogland).