Een middeleeuwse boerenplaats
CEES VAN LOEN
In de 17e eeuw stonden er al verschillende boerderijen aan de Overzeldertseweg. We kennen onder anderen Terburg, De Nieuwburg, De Pol, Landzigt, Aken, Polhuizen en Keulen. Bouwelementen van Landzigt zijn gedateerd op 1570. Op een kaart uit ca. 1650 staan ze allemaal.
Prehistorie
Een landschap van kleine zandruggen en valleien, ontstaan na de laatste ijstijd, strekte zich uit van de Utrechtse Heuvelrug in het zuiden tot ver voorbij de huidige Waddenzee in het noorden. Door begroeiing en afsterven van planten en bomen gedurende duizenden jaren vormde zich een groot veenmoerasgebied. Zo ontstond een veenpakket van vele meters dik. De zandruggen werden bewoond door de vroegste bewoners van dit gebied. Broodheuvel, Sneul, Laurenberg, Hoogerhorst en Krachtwijk zijn daar voorbeelden van.
Stormvloeden
Op 1 november 1170 werden door een orkaan uit het noordwesten enorme pakketten van het veengebied afgeslagen. Er ontstonden daardoor grote stroomgaten met eb en vloed tussen de Waddeneilanden door. Noord-Holland en Friesland raakten los van elkaar en de Zuiderzee was geboren. Het water uit de Eemvallei kon van toen af aan (bij eb) veel sneller naar zee stromen en het werd mogelijk om het gebied te ontginnen. Op wat nu Zeldert heet was er een hoogte, in oude geschriften aangeduid als de “hoge Aard”, nu bekend als Hoogenheerd. Er tegenover, gescheiden door een kreek, lag de zandrug waarop ook Keulen staat. Deze kreek, de Zeldrecht, die van de hogere gronden bij Hoogland naar Spakenburg stroomde, viel tussen 1300 en 1500 geleidelijk aan steeds verder droog door het dalen van de zeespiegel.
Inpoldering
Omstreeks 1200 werd eerst Overzeldert, het stuk tussen de huidige Mgr. van de Weteringstraat en de Zeldertseweg, ontgonnen en aansluitend Neerzeldert, van de Zeldertseweg tot de Loodijk. Een dijkje, de werfdijk, vormde de oostgrens. Toen de Zeldrecht van lieverlee zijn betekenis verloor werd het laatste stukje tussen deze werfdijk en wat nu de huidige Bunschoterstraat tot aan de Loodijk is ook ingepolderd. De weg naar Bunschoten bleef nog heel lang een bron van zorg, doordat de natuur, in dit geval een waterloop, altijd probeert het verloren terrein te herwinnen.
De nieuwe polder zal vermoedelijk tussen 1500 en 1550 zijn ontstaan en heette ‘de Hond’, naar een oppervlaktemaat uit die tijd. De polder was ongeveer 100 hond groot (circa 14 ha). De boerderijen ten zuiden daarvan, op de zandrug langs het begin van de Zeldertseweg, maakten er deel van uit. Ze stonden -en staan- dan wel allemaal op ‘de Hoge Aard’, een stevige zandopduiking, maar deze werd eerst nog verder opgehoogd, voordat er gebouwd werd.
Polder de Hond op een kaart uit ca. 1650 (Archief Eemland)
Ondanks het opdrogen van de Zeldrecht was er regelmatig hoog water en talloze malen waren er dijkdoorbraken. Ondergelopen polders bleven de bewoners van Eemland teisteren tot in 1932 de Afsluitdijk werd aangelegd. Aanvankelijk had polder de Hond geen afwatering en men had er dan ook niet zoveel aan. Alleen in de zomermaanden was het droog genoeg om hooi te winnen. Tenminste als het geen natte zomer was, want dan had men er helemaal niets aan.
Eerste vermeldingen
Rond 1550 was het zover dat er afspraken gemaakt konden worden met de naburige polders over een afwaterregeling. De eerste keer dat we de polder genoemd zien is in een akte van het Hoogheemraadschap van de Bunschoter Veen- en Veldendijk uit 1578. Hierin wordt een opsomming gegeven van de polders die meedoen aan het gezamenlijke onderhoud aan de Veendijk, die het jaar daarvoor was doorgebroken.
Uitsnede uit de akte van 1578 (Archief Eemland)
In 1666 is er een plattegrond van de polders gemaakt met nummering van alle percelen. Er zal ongetwijfeld een namenregister bij gehoord hebben, maar dat is tot nu toe niet gevonden. Ook hierop is boerderij Keulen met zekerheid aan te wijzen. Het is de boerderij op perceelnummer 348. Aan de overkant ligt op 206 de Hoogenheerd. De eigenaars van de percelen werden aangeslagen voor wat we nu waterschapslasten noemen. Veel perceelgrenzen van toen zijn nog ongewijzigd terug te vinden als we Google Earth raadplegen.
Keulen is meerdere keren verbouwd. De laatste keer was in de vijftiger jaren van de vorige eeuw. Toen is het voorhuis vernieuwd. Maar dat Keulen oud is, is onder meer nog te zien aan het metselwerk in de brandmuur tussen het voorhuis en het achterhuis en aan de gebinten daar. Deze vertonen sterke overeenkomst met de manier waarop de helaas afgebrande boerderij de Geer was gebouwd. Van de Geer zijn (gelukkig vóór de brand) gedetailleerde foto’s en tekeningen gemaakt. De Geer zoals die er stond was gedateerd op omstreeks 1650.
De bewoners
In 1711 was een zekere Elis Reijerse pachter van Keulen. Op 22 juli 1712 wordt zoon Reijnerus er geboren. Eigenaar lijkt dan de familie Temmink te zijn. Ergens tussen 1711 en 1764 werd Jan Hendrikse van de Wolfshaar eigenaar van de boerderij. In 1764 namelijk erfde Peel Janse van de Wolfshaar Keulen van zijn vader Jan Hendrikse, dus die had het voor die tijd al in zijn bezit. De familie Van de Wolfshaar bleef op Keulen wonen tot 1 februari 1903. Toen overleed Peter, vrijgezel, oud 86 jaar, de laatst levende van deze tak Van de Wolfshaar, die hiermee uitstierf. Peter had al in 1895 Keulen voor fl. 3000 verkocht aan zijn huishoudster Mietje van de Hoef. Echter zonder de inboedel. Daar betaalde ze in 1897 nog eens fl. 1200 voor. Men zou denken dat dit alles plaats vond onder de voorwaarde dat hij er mocht blijven wonen zolang hij leefde. Dat deed hij ook wel, maar in de verkoopakten van Keulen werd daarover niets bepaald. Die verkoop zal een streep door de rekening zijn geweest voor zijn knecht Maas van Loen, die in 1883 op 15-jarige leeftijd als boerenknecht op Keulen was gekomen en daar dus al 12 jaar werkte, toen de boerderij aan zijn neus voorbij ging. Maar gelukkig voor hem wilde Mietje de boerderij niet houden, toen Peter van de Wolfshaar was gestorven. Maas van Loen was inmiddels 36 jaar. Op 25 november 1903 kocht hij Keulen, zijnde een ‘boerenhofstede genaamd Keulen bestaande in huizinge met schuur, aanhorige betimmeringen, erf, tuin, wei- en bouwland, staande en gelegen aan den Zeldertscben weg te Hoogland, groot 2.5.90 ha’, van Mietje van de Hoef voor fl. 4000. Hij mocht dit op 1 maart 1904 betalen.
Boerderij Keulen voor 1950. Begin jaren ’50 werd het voorhuis vervangen (collectie Jeanne Kruys-van Loen)
Trouwen
Op 21 januari 1904 trouwde hij met Antje Traa, enig kind van zijn overbuurman Bartus Traa, de tolgaarder van de tol aan de Hoogenheerd, die tegenover Keulen lag. Het was een zeer bijzondere dubbele bruiloft, want bij dezelfde gelegenheid hertrouwde schoonvader Bartus met Cornelia Eijbergen. Zijn eerste vrouw, Jannetje de Wit, de moeder van Antje Traa, was in 1893 overleden. Uit het huwelijk van ‘Maas van Keulen’ en ‘Antje Tol’ werden vijf kinderen geboren. Jans, Bertus, Jan, Kees en Manus.
We komen de naam van Maas van Loen tegen als heemraad van de polder de Hond. Ook staat zijn handtekening op de presentielijst van de oprichtingsvergadering van de Boerenbond in 1917. Maas van Loen overleed op 21 oktober 1931, hij was toen 64 jaar. Na het overlijden van Maas van Loen op 21 oktober 1931 zette zijn weduwe de boerderij voort tot 1 juni 1951. Toen verpachtte zij Keulen aan haar zoon Manus. Nadat Antje Traa op 11 maart 1952 was gestorven, vond op 5 november 1952 de boedelscheiding plaats, waarbij Manus van Loen de boerderij in eigendom verwierf. De derde generatie Van Loen op Keulen werd Manus’ zoon Herman.
Op 1 oktober 2017 ging Keulen – inmiddels woonboerderij- over naar de familie Gelderblom en kwam er een einde aan het boerenbedrijf door vier generaties Van de Wolfshaar en drie generaties Van Loen.
Herkomst van het tegeltableau van boerderij Keulen
Van Keulen is een tegeltableau bewaard gebleven. De afbeelding stelt Maria met kind Jezus voor. Het is samengesteld uit in totaal 12 tegels van tinglazuur, vier rijen van drie en is vervaardigd in Utrecht bij de steentjesbakkerij, die in 1642 was opgericht door Adriaan van Oort. De fabriek was gelegen in de Agter ’t Weystraat (nu Oudegracht) bij het bolwerk Sterrenburg ten westen van de Oudegracht in het zuiden van de stad. Vanaf 1764 was de eigenaar François Kúvêl en de meesterknecht was Abraham van Griethuizen (Utrecht 1751-1834). In 1844 werd de tegelfabriek verplaatst naar het Lucasbolwerk in Utrecht.
In boerderij ‘t Gagelgat te Soest zijn veel fraaie tableaus te zien en wat blijkt nu: er is daar een Mariatableau aanwezig, dat naar hetzelfde prentvoorbeeld is geschilderd als het tableau in Keulen. Het is bekend dat dergelijke tableaus werden geschilderd aan de hand van voorbeelden. Ook werden ze wel op hoofdlijnen overgetrokken. De tegeltableaus uit Soest zijn aangebracht in het laatste kwart van de 18e eeuw. Ze worden toegeschreven aan Abraham van Griethuizen en deze zal toen tussen de 25 en 50 jaar oud geweest zijn, vermoedelijk rond zijn 40ste jaar, dus een ervaren schilder. Het tableau van Keulen is beslist van dezelfde hand maar wél eerder vervaardigd dan 1775- 1780, gezien de nog onervaren hand van schilderen. Abraham van Griethuizen is in 1751 geboren en werd meesterknecht in 1798.
Het lijkt erop, dat het tableau tussen 1772 en 1775 is vervaardigd. Kenmerkend uit die tijd zijn de kleine spijkergaatjes op de vier hoeken van de tegels. Dit was een manier van bevestigen bij het vervaardigen. Na 1780 werd een ander fabricageproces toegepast. Het tableau Maria met Jezuskind toont een aantal merkwaardige aspecten. De stijlbreuk tussen de weergave van Maria en het hoofd van het Kind is zeer merkwaardig. Verder lijkt Maria een snor te hebben, heeft zij twee linkerhanden en bij haar voeten zitten de grote tenen aan de buitenkant.
Peel Janse van de Wolfshaar erfde zoals gezegd Keulen van zijn vader, Jan van de Wolfshaar en trouwde in 1776 met Elisabeth (Lisje) van den Hoven. Het zou kunnen dat de heerd van Keulen toen is verfraaid met dit tegeltableau uit Utrecht. De voorstelling is bij de nieuwbouw in de jaren 1950 verwijderd en naderhand voorzien van een achterpaneel met lijst om als ‘schilderij’ te kunnen fungeren.
Wandklokje
Een ander aardig spoor dat terugvoert naar boerderij Keulen is een wandklokje. Het is in particulier bezit en een zogenaamd ‘schilderijklokje’ van het type Schwarzwalder. Kenmerkend voor dit type uurwerk is dat het een raamwerk van hout heeft. Het klokje vindt zijn oorsprong in Zuid-Duitsland zo omstreeks 1880. Dit wandklokje is in het bezit geweest van Mietje (Maria) van de Hoef, de huishoudster van Peter van de Wolfshaar.
Het Schwarzwalder schilderijklokje en het interieur ervan (foto’s Cees van Loen)
Het klokje was mogelijk al in haar bezit toen ze Keulen op 25 november 1903 verkocht had aan Maas van Loen, maar daar is geen zekerheid over. Ze vertrok naar Calveen en ging later met haar zus Mart aan de Schoonoorderlaan wonen. Het klokje is daarna enige malen van eigenaar gewisseld. Op de binnenzijde van de achterkant staat in potlood het getal 1828. Gezien de datering van de klok ‘vanaf 1880’ zal het hierbij niet gaan om een jaartal, maar zal het een andere betekenis hebben.
Het achterhuis van boerderij Keulen
Enige bakstenen in de achter- en zijgevel van boerderij Keulen zijn voorzien van inscripties, die gekoppeld kunnen worden aan de bewoners. De eerste inscriptie is: HVMI. Degene die hieraan gekoppeld kan worden is boerin Heintje van Mispelaar (1783-1863). Zij was in 1809 getrouwd met Hendrik Peelen van de Wolfshaar (1783-1832). De tweede inscriptie is PVWH 1856.
Dit is ongetwijfeld Peter van de Wolfshaar, geboren op Keulen in 1816 en aldaar overleden in 1903. Hij was 40 jaar, toen zijn initialen in de achtergevel gekrast werden. Hij was de vijfde van de tien kinderen van Hendrik en Hentje. Het curieuze van deze inscriptie is dat hij erg laag in de achtergevel is aangebracht. Waarom zou iemand van 40 jaar dat doen, als er hogerop gelegenheid genoeg is? Is het misschien een soort van 1e steenlegging geweest? We zullen het nooit weten. De derde inscriptie zit in de zijgevel: MVL. Dit is Manus van Loen, de jongste zoon van Maas van Loen en Antje Traa. Hij werd geboren in 1911 en bleef na zijn huwelijk met Trijn van Hamersveld op 28 mei 1941 op Keulen wonen. De vierde inscriptie, ook in de zijgevel, is: JVL. Dit is Jan van Loen, derde kind en tweede zoon. Hij woonde op Keulen vanaf zijn geboorte in 1907 tot aan zijn huwelijk met Cato Kuijer op 3 september 1941.
Inscripties in de bakstenen achtergevel van boerderij Keulen (foto’s Cees van Loen).
HVMI: Heintje van Mispelaar
PVWH 1856: Peter van de Wolfshaar
MVL: Manus van Loen
JVL: Jan van Loen
Schilderij van Keulen door kunstschilder C.J. Snoeijerbosch
Aan de toenmalige Technische school aan de Leusderweg te Amersfoort leerden veel jongens uit Hoogland een vak, een ambacht. Het schilder- en tekenvak werd gedoceerd door C.J. Snoeijerbosch, die een verdienstelijk kunstschilder was. Snoeijerbosch vervaardigde onder meer schilderijen van Hooglandse boerderijen. Op een daarvan is boerderij Keulen te zien. Het paneel (zonder de lijst) meet 60 x 40 cm en is van hout.
Het is aardig om te zien hoe hij hierbij te werk ging. Hij maakte eerst twee foto’s van de boerderij en noteerde op de achterzijde welke kleur de deuren en raamkozijnen hadden. Vervolgens maakte hij daar een schilderij van.
Werkfoto’s voor het schilderij van boerderij Keulen rond 1940. Links Antje van Loen-Traa met haar zonen Bertus, Manus en Jan. Rechts Antje van Loen-Traa aan de schoonmaak. (collectie Jeanne Kruys-van Loen)
Het schilderij dat Snoeijerbosch van Keulen maakte stamt uit de oorlogsjaren en is mogelijk door hem gebruikt als ruilmiddel. Er zijn door Snoeijerbosch ook nog twee tekeningen in rood krijt gemaakt van Maas van Loen en Antje Traa.
Maas van Loen en Antje Traa, krijttekening door C.J. snoeijerbosch
(collectie Jeanne Kruys-van Loen)
Bronnen
Archief Eemland, Amersfoort.
Archief Historische Kring Hoogland, Hoogland.
Cees Dekkers en Margriet Mijnssen-Dutilh, De Eemlandtsche Leege Landen (Utrecht 1995).
Gerard Raven, Arie van den Heuvel, Gijs Hilhorst en Nellie van Vulpen, Monumenten in Hoogland en Amersfoort-Noord (Bussum 2013).
Margriet Mijnssen-Dutilh, Amersfoort lag aan zee (Utrecht 2007).
Nederlands Tegelmuseum, Otterlo.
Tegeldeskundige Wim van de Loo, Eindhoven.
Jan Pluis, Tegels uit Rotterdam.
Schreurs Antieke Klokken, Breda.
Documentatie van en gesprekken met Gijs Hilhorst Czn, Jeanne Kruys-van Loen, Herman van Loen Mzn en Evert Blom.