2019-3-3 De komst van de zusters van JMJ naar Hoogland

De komst van de zusters van JMJ naar Hoogland

God … vergeet ook Zijne Bruiden niet

RUUD HOPSTER

‘We schreven Juli 1887. De heeren Kerkmeesters van Hoogland werden opgeroepen tot eene vergadering met gesloten deuren. De Zeereerwaarden Heer Pastoor, Henricus Johannes Pieck, deelde den Heeren mede, hoe ZEW er reeds geruimen tijd over gedacht had, om de meisjes dezer gemeente onderwijs te laten genieten van religieuse onderwijzeressen en tevens aan de ouden van dagen een vredig tehuis te bezorgen.’

Zo begint het Gedenkboek uit 1914 van het 25-jarig bestaan van de zusters van de orde van Jezus, Maria en Jozef (JMJ) in Hoogland. Op 1 februari 1889, nu 130 jaar geleden, arriveerden de eerste zusters op de pastorie: Mere Justine, Sr. Anna Maria, Sr. Maria Dominiga, Sr. Maria Poritto en Sr. Maria Alberto.

‘De zusters werden door kapelaan Bianchi met koetsen afgehaald op station Amersfoort. Er was een diner op de pastorie, maar toen de zusters werden uitgenodigd daar ook de nacht door te brengen, weigerden ze dat en togen met de pastoor die een lampje droeg, naar het gesticht[1]. Alles teekende zoo echt de armoede. Dat was grootendeels hieraan toe te schrijven, wijl men er niet op gerekend had, dat de zusters dien dag reeds het huis zouden betrekken. Geen enkele stoel was aanwezig. De slaapzaal nog te versch in de verf, om reeds gebruikt te worden. De koffers waren nog niet aangekomen, zoodat zelfs het noodige linnengoed ontbrak. Doch de goede God, Die zelfs geen muschje ongespijsd laat, vergeet ook Zijne Bruiden niet. Vriendelijke hulp werd spoedig geboden. De goede Zuster van den Zeereerwaarden Heer Pastoor, Mejuffrouw Alida Margaretha Pieck, meer onder den vertrouwelijken naam van ‘Tante’ bekend, bracht zooveel mogelijk het noodige, tot zelfs nachtgoed. Bij al die bedrijvigheid en dat zorgen heerschte stille vreugde, die zich niet zelden uitte in een gullen schaterlach, al was het dan maar om een vreemdsoortig, ongewoon nachtcostuum (daar hebben we helaas geen foto’s van). Eindelijk was dan de avond van den 1ste Febr. 1889 gevallen en de nacht bracht rust en verkwikking aan de vermoeide Zusters. De volgende dag tijdens de kerkdienst, de Feestdag van O.L.V. Lichtmis, klommen de parochianen op de banken om de zusters goed te kunnen zien. Daartoe dringend aangespoord door den Beminden Herder kwamen de Vaders de eerste dagen hunne lieve kleinen presenteren. Op maandag 4 februari werden de scholen geopend, in dubbele hoedanigheid van naai- en bewaarschool. Hoogst bescheiden, zeer primitief was het begin. De directrice van de Bewaarschool, Sr. Britto, leefde met haar volkje laag bij den grond, terwijl Sr. Anne Marie, het hoofd der coupeusjes, het schrijfblad der banken in beslag nam.’[2]

Rond 1 oktober 1889 werd Brand Noordenburg, die aan de Ham woonde, opgenomen in ‘het gesticht Leo’s Oord’. ‘Een klein kamertje werd ingeruimd, waar de eerbiedwaardige grijsaard (67 jaar oud, RH 72 jaar), een lid van de Derde Orde van de H. Franciscus[3], naar believen zijn devotie kon uitoefenen.’

Foto van de zusters in 1914 (foto Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven, Sint Agatha; collectie Zusters van JMJ).

Voetnoten:
[1] Nadat de nieuwe Sint-Martinuskerk met Kerst 1882 in gebruik was genomen, werden de oude kerk en pastorie vernuftig verbouwd tot meisjesschool en gesticht voor oude lieden, waar ook de zusters in 1889 gehuisvest werden. In 1909 werden deze gebouwen afgebroken en kwamen er nieuwe gebouwen voor in de plaats. De gevel van het toenmalige Leo’s Oord staat er nog, evenals de kapel.

[2] Alle citaten zijn ontleend aan het Gedenkboek ter gedachtenis aan het 25-jarig bestaan van Leo’s Oord, van de zusters van de orde van Jezus, Maria en Jozef uit ’s-Hertogenbosch. Het gedenkboek bevindt zich in Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven, Sint-Agatha.

[3] Een kloosterorde binnen de Rooms-Katholieke Kerk. Binnen een kloosterorde bestaat de eerste orde uit mannelijke religieuzen die de gewone geloften hebben afgelegd, de tweede orde is de vrouwelijke tak. Leden van de derde orde, tertiarissen, zijn niet-gewijde gelovigen, die wel een plechtige gelofte afleggen, maar geen kloostergeloften.