Vrijheid moet veroverd worden
Gijs Keizer (bewerking Arie van den Heuvel)
Dit is deel I van een drieluik over Gijs Keizer. In dit artikel ligt het accent op zijn jeugdjaren in Hoogland. Het is gebaseerd op oral history waarbij de nadruk ligt op herinneringen en minder op objectieve weergave van beschreven gebeurtenissen. In het later te plaatsen deel II gaat het over zijn militaire diensttijd in Suriname in 1954-1955. Deel III zal in het teken staan van zijn leven als beeldend kunstenaar, hoe hij vanuit Hoogland zijn vrijheid heeft veroverd.
Geboren met een avontuurlijke aanleg
Gijs is geboren op 21 mei 1933 aan de Zevenhuizerstraat 10 in Hoogland. In het jaar van zijn geboorte gebeurt er veel in de wereld. In Duitsland wordt Adolf Hitler benoemd tot rijkskanselier en begint de systematische Jodenvervolging, evenals de onderdrukking van minderheden en tegenstanders van het regiem. Albert Einstein ontvlucht Duitsland en vestigt zich in de Verenigde Staten van Amerika, waar Franklin Delano Roosevelt dat jaar president wordt. Hoewel Gijs zich niet bewust is van deze ontwikkelingen, zal al snel blijken dat zijn blik verder reikt dan Hoogland. Hij geeft al jong blijk van een avontuurlijke aanleg. Zijn ouders kunnen hem maar moeilijk “achter het hek houden”.
Zoon van Hendrik en Heintje
Gijs zijn vader en moeder waren respectievelijk Hendrik Keizer (geboren 26 maart 1904 in Hoogland) en Hendrika (Heintje) van Hamersveld (geboren 21 mei 1906 in Hoogland). Het echtpaar kreeg zestien kinderen; Gijs is de oudste zoon. Vader Hendrik was de zoon van Leendert Keizer (geboren 9 oktober 1869 in Leusden) en Adriana Roelen (geboren 14 november 1874 in Vogelenzang). Vader Hendrik hield heel veel van zijn kinderen en had daar veel voor over. Zo maakte hij op het erf een zandbak, een schommel en een wip. Hij maakte autootjes, poppen en ander speelgoed. Zo kregen Gijs en zijn oudste zus Jeanne ter gelegenheid van het Sint-Nicolaasfeest allebei eens een door vader, van hout gemaakte, autoped met wielen die van een oude kinderwagen afkomstig waren. De autoped van zijn zus was mooi roodgeverfd en die van hem blauw.
Hendrik Keizer en Heintje Keizer – van Hamersveld met kinderen. De foto is gemaakt ter gelegenheid van het 12,5 jaar huwelijk op 8 januari 1945. Gijs staat rechts; Bart (l.) en Netty zitten op schoot bij moeder; Leendert en Toos zitten op het tafeltje; Rietje zit op de stoel; Hélen staat daarachter; Jeanne staat naast vader; Henny (l.) en Gré zitten op de voorgrond (collectie Gijs Keizer).
Het Sint-Nicolaasfeest werd altijd uitbundig gevierd. De kinderen liepen ’s avonds rond de tafel en zongen Sinterklaasliedjes. Plotseling kwamen er van het plafond pepernoten naar beneden. Vader had een jasje aan met wijde zakken vol noten. Zonder dat de kinderen het in de gaten hadden gooide hij de noten tegen het plafond. Voor het naar bed gaan zette de kinderen rond de kachel een schoen met hooi en wortel erin voor het paard. De volgende ochtend, na het wassen en aankleden, gaf vader het teken dat de kinderen naar beneden mochten komen. Beneden waren er geen cadeautjes te zien. ‘Kijk maar eens goed’, zei vader. Hij had ze overal verstopt, in de kast, achter de gordijnen. Gijs kon geen cadeau vinden; hij was stout geweest. Na lang zoeken bleek Sint-Nicolaas hem toch een cadeau gegeven te hebben; het lag achter het gordijn in de voorkamer.
Het kerstfeest was ook heel bijzonder. In de nacht mochten Gijs en zijn zussen met vader mee naar de mis om 3.30 uur. Het was een plechtige dienst in de prachtig versierde Sint-Martinuskerk, met veel kaarsen en bloemen. Vader zong op het koor mee. Tijdens de mis werd meerstemmig gezongen. En de priesters waren gekleed in gewaden van goudbrokaat. Op het priesterkoor zaten zo’n twaalf misdienaars in rode togen met witte superplies (koorhemden) en rode kragen. Het maakte veel indruk op de jonge Gijs. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij later zelf misdienaar werd. Na de nachtmis had moeder Heintje de tafel feestelijk gedekt. Er kwam gebakken bloedworst en balkenbrij op tafel; geen alledaagse lekkernijen. In de huiskamer stond een prachtige kerststal opgesteld met daarin veel, door vader gesneden, houten schaapjes.
Bewaarschool Leo’s Oord en Sint-Henricusschool
Gijs ging al vroeg naar de bewaarschool bij zuster Rosa op Leo’s Oord. Hij was vier jaar en werd de eerste keer door zijn moeder weggebracht. De volgende dagen liep hij met de oudere jongens uit de buurt naar school. Vanaf huis bij Schoonoord naar de bewaarschool op De Langenoord was een kwartier lopen. Zodra hij zes jaar was, in 1939, ging hij naar de Sint-Henricusschool aan de Kerklaan. Onderweg terug van school naar huis beleefde hij allerlei avonturen. Afhankelijk van het seizoen kon het gaan om activiteiten als stekelbaarsjes vangen, vuurtje stoken, appeltjes jatten, boompje klimmen, ijsscholletje lopen, knollen eten en ruitentikkertje, waarbij een knoop aan een lang touw was bevestigd. Door aan het touw te trekken tikte de knoop tegen het raam; de bewoners dachten dan dat er iemand stond te tikken op het raam en kwamen kijken. De spelletjes in de tijd waren hoepelen, knikkeren, kogelgooien, overlopertje, hinkelen en lopen met een ‘hondje aan een touwtje’. Dat laatste was een deksel van een boenwasblik, waarin in het midden met een spijker een gat was gemaakt. Daar doorheen werd een stuk vliegertouw geregen en vastgemaakt aan een lucifer zodat het touwtje niet terug kon. Als je dan hardliep rolde het deksel als een wiel met je mee.
‘Het is oorlog’
Op 1 september 1939 viel Duitsland Polen aan en verklaarden het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk de oorlog aan Duitsland. Met die inval in Polen begon de Tweede Wereldoorlog. Nederland mobiliseerde, en hoopte neutraal te blijven zoals in de Eerste Wereldoorlog. Maar in de vroege ochtend van vrijdag 10 mei 1940 viel Duitsland onverwacht Nederland, België en Luxemburg aan. Enorm veel vliegtuigen vlogen over Nederland en Hoogland om in het westen van ons land paratroepen te laten landen op strategische punten en vliegvelden en andere infrastructuur aan te vallen.
‘Het is oorlog’, zei vader Hendrik. Deze eenvoudige constatering betekende het begin van een moeilijke tijd voor het gezin, maar voor Gijs voelde het als een groot avontuur. En dat begon meteen die dag, want omdat er vrees bestond dat de Grebbelinie het toneel zou worden van grote gevechten met de Duitsers moest Hoogland ontruimd worden en de bevolking geëvacueerd.[1] Het gezin, onder leiding van moeder Heintje, evacueerde naar Edam-Volendam. Vader bleef achter in Hoogland, want hij was bij de luchtbescherming en moest met anderen de buurt bewaken. Moeder liep met de kinderen, de kleintjes in een bokkenwagen getrokken door Jeanne en geduwd door Gijs, naar de haven van Spakenburg. Daar moesten ze wachten op een boot naar Edam-Volendam in een loods met hooibalen. Gijs speelde op die hooibalen. Eenmaal in de avond aan boord begon de pret voor hem pas goed. Het weer was slecht, veel wind en regen. Kinderen werden zeeziek, maar Gijs had daar geen last van. Hij liep door het schip en praatte met de bemanning. Het schip raakte uit koers door een defect aan het roer en kwam bij het eiland Pampus uit. Daar liepen Nederlandse soldaten met geweren, wat indruk maakte op de jonge Gijs. Uiteindelijk bereikten ze toch Edam-Volendam. Vandaar werd het gezin met een boerenwagen naar een boerderij in de richting van Purmerend gereden.
Gijs ging in ‘het verzet’
In de ochtend van dinsdag 14 mei 1940 ontving de Nederlandse legerleiding een ultimatum, dat Nederland zich moest overgeven. Bij het begin van de middag bombardeerde de Duitse luchtmacht de Rotterdamse binnenstad, die volledig werd verwoest; Nederland capituleerde. Langs de Grebbelinie is alleen bij de Grebbeberg zware strijd geleverd, maar verder naar het noorden tot aan Spakenburg is er van strijd geen sprake geweest.
Na de capitulatie konden de Hooglanders weer terug naar huis, maar niet iedereen. Want veel huizen en boerderijen waren door het Nederlandse leger in brand gestoken om vrij schootsveld te maken langs de Grebbelinie voor het oprukkende Duitse leger. Dat bleek dus allemaal voor niets te zijn geweest, met als gevolg dat Hoogland jarenlang woningnood heeft gekend en velen in noodwoningen moesten wonen.[2] Terug in Hoogland in het ouderlijk huis aan de Zevenhuizerstraat, speelde Gijs ‘soldaatje’ in de omgeving met een paar jongens uit de buurt. Hij stond met zijn neus vooraan als er Duitse troepen voorbijkwamen.
Al vanaf het begin van de oorlog werd er met pamfletten gewerkt, zowel door het Duitse leger, maar ook door het Nederlandse verzet. Veel van die ‘geallieerde’ pamfletten werden uit vliegtuigen gegooid. Als Gijs en zijn vrienden pamfletten vonden, raapten ze deze op en verspreidden ze deze in de buurt. Gijs ging in ‘het verzet’, althans zo voelde dat voor hem. Er gebeurde veel in de oorlogsjaren, zoals geallieerde vliegtuigen die neergeschoten werden, maar ook dat mensen uit het dorp omkwamen door mitrailleurvuur uit Duitse jagertjes (kleine, snelle en wendbare gevechtsvliegtuigen). Het militaire vliegveld Soesterberg was regelmatig doelwit van de Duitse luchtmacht. Als er fosforbommen op het vliegveld werden gegooid, klommen Gijs en zijn vrienden bovenop het dak van de christelijke school aan de Ham om het schouwspel van brand, vlammen en rook beter te kunnen waarnemen.
Ganzeneieren en de mitrailleur
In september 1944 werd Arnhem en omgeving het toneel van oorlogsgeweld. De familie Burgers ontvluchtte de stad, met vele anderen, en kwam in Hoogland terecht bij het gezin van Willem Hilhorst op Calveen, een ‘kasteelachtige’ boerderij omringd door een brede gracht. Ze werden ondergebracht in de schuur, die was ingericht ter bewoning, en zijn een jaar gebleven. De vader was smid van beroep en heeft in die tijd bij smederij Van Loen gewerkt. De kinderen, vier jongens en drie meisjes, hielpen mee op de boerderij of elders. De oudste dochter, Marie, heeft een tijd in het gezin van Hendrik en Heintje geholpen. Henk Pasker werd verliefd op haar. Gijs moest af en toe een briefje van Henk aan haar overhandigen. Henk is na de oorlog als militair naar Nederlands-Indië vertrokken. Eénmaal terug trouwde hij met Marie; ze kregen samen negen kinderen.
Marie haar jongste broer heette Hans; hij is gaan werken bij Antoon Hilhorst (zoon van Willem Hilhorst) die boer was op Calveen. Hij trouwde met Bertha (Bep) van de Hoef, een Hooglands meisje. Zijn net iets oudere broer heette Bart en daar trok Gijs vaak mee op. Gijs hielp hem met slieten villen met een trekmes. Bart wist dat er een gans op eieren zat in de gracht rond Calveen. Een polsstok was gauw gemaakt. Hij sprong op het nest en stopte de ganzeneieren onder zijn blouse. Maar hij zakte ondertussen steeds verder weg, want het waren drijvende nesten. Bart schreeuwde om hulp. Antoon Hilhorst kwam eraan rennen en reikte een sliet aan waarmee Bart naar de kant werd getrokken. Bart moest de eieren afgeven, maar rende hard weg. Later in de schuur heeft hij de eieren gekookt en deze samen met Gijs in de hooiberg opgegeten.
Bart wist dat de Binnenlandse Strijdkrachten in de laatste oorlogsmaanden een Duitse mitrailleur onschadelijk hadden gemaakt en in de gracht hadden gedumpt. Bart en Gijs hebben die mitrailleur opgevist en met de bokkenkar thuisgebracht. Ze verstopten hem in de schuur bij Pasker; Gijs en Jan Pasker speelden ermee. Gijs had ook een soldatenhelm en camouflagenetten. Die laatste gebruikte hij om eigen, met Jan en andere vrienden, gegraven schuttersputjes af te dekken en zich daarin te verstoppen.
Ruilhandel en tarwepap
Gijs zijn ouders hadden ondertussen de grootste moeite om het gezin te onderhouden. Vader Hendrik deed aan ruilhandel en daar kwam de in zijn jeugd opgedane ervaring hem nu goed bij van pas. Hendrik was opgegroeid bij vader Leendert, die zich als huis- en decoratieschilder in 1900 had gevestigd aan de Ham naast café de Faam. Hendrik werd ook huisschilder. Hij was een groot vakman en een meester in het imiteren van hout en marmer. Vooral om zijn imitaties van de bloem van mahoniehout werd hij bewonderd door zijn broer Willem, die zelf meester-schilder was.
Vader kon makkelijk aan lijnolie komen. Dan ging hij met de bakfiets naar een schilder in Soest, die er groene zeep van maakte. Zeep was schaars. Vader had altijd een foto van zijn gezin bij zich. Eenmaal werd hij aangehouden en toen ze zijn zeep wilden afnemen, liet hij de foto zien. ‘Ga maar door, ik heb thuis ook een gezin.’ Dit verhaal hoorde zijn zus pas na de oorlog. Zij vond het heel leuk als de mensen uit het dorp bij hen de zeep kwamen halen. Zij ruilden die dan voor graan, spek of ham of iets anders wat ze nodig hadden. Oom Jan Keizer was bakker en die bakte van het graan brood voor het gezin. Moeder Heintje maalde roggemeel om er roggebrood van te maken dat werd gestoomd op een houtvuur. Iedere ochtend aten de kinderen voedzame tarwepap.
In de hongerwinter van 1944-1945 kwamen veel mensen uit het westen naar Hoogland en omgeving om bij boeren aan voedsel te komen, zoals aardappels. Ze liepen zelfs nog wel verder, tot aan Zwolle toe. Vader Hendrik heeft de handkar weleens uitgeleend aan bekenden voor deze voedseltochten. De familie uit Vogelenzang kwam soms naar het huis aan de Zevenhuizerstraat om voedsel, want die hadden thuis helemaal niets meer. Dan gaf moeder Heintje het pas gestoomde roggebroodje en wat boter mee aan de familie. Gijs fietste iedere avond op een damesfiets met harde banden naar boeren in Nieuwland en Zevenhuizen om vijf liter melk op te halen. Thuis werd de melk afgeroomd en gekarnd tot boter. Achter de schuur werd een varken vetgemest met schillen en tuinafval. Dit gebeurde clandestien en was soms angstig; als het maar niet ontdekt zou worden.
Schuilen en vluchten voor het geweld
Voorjaar 1945 kwam de bevrijding in zicht. De Canadese stoottroepen naderden Hoogland op 20 april. Het waren slechts verkenners, maar uiteraard bewapend. Een Duitse motor met zijspan werd door hen beschoten. De achterop zittende Duitser werd eraf geschoten en bleef schreeuwend om zijn moeder gewond op straat liggen. Zijn maat ging er zo snel als hij kon vandoor. De volgende dag waren er ineens SS’ers vanuit Nijkerk die zich begonnen in te graven in de buurt. In de afgelopen weken hadden de buren samen met vader Hendrik achter het huis in het land van boer Albert van Dijk een grote schuilkelder gebouwd. Gijs wilde daar naartoe. Ze lagen tijdens de schermutselingen tussen Canadezen en Duitsers in de woonkamer op de grond en dat voelde niet veilig. Uiteindelijk zwichtte vader Hendrik. Nauwelijks zaten ze in de schuilkelder of een oprukkende Canadese tank raakte in gevecht met een Duitser. De tank kwam steeds even achter de boerderij van Gradus van Dijk vandaan en loste dan een schot. Voor het huis van de familie Roeten stond, tegenover de ouderlijke woning van de familie Keizer, het huis van veldwachter Akkermans. Daar lag een SS’er op de grond met een mitrailleur en de Canadezen schoten op hem. Door de beschieting vloog het huis van Akkermans in brand, en de SS’er werd gedood. Daarna werd het woonhuis van Roeten getroffen. De situatie werd onhoudbaar. Later hoorden ze dat Goos Roeten in huis dodelijk was getroffen door een tankgranaat.
Tijdens een adempauze is de familie Keizer gevlucht naar boerderij Schoonoord van Albert van Dijk. Daar aangekomen zat alles op slot; de familie Van Dijk zat in de kelder. De schaapskooi vol met koeien was verbrand. De kadavers lagen, met de poten omhoog, verkoold op de grond. Ze zijn toen doorgelopen naar boerderij Nieuw Kattenbroek van Wim Hilhorst op de Neng. Daar werden ze gastvrij onthaald. Het gezin Keizer sliep in het hooi op de deel. Zelfs daar was het niet volkomen veilig; er sloeg een granaat in, maar gelukkig was het een blindganger.
De bevrijding
Tussen 20 april en 5 mei 1945 was de situatie in Hoogland telkens aan verandering onderhevig. Op de Ham, Schothorst en Liendert is flink gevochten. De ene dag liepen er Canadezen; de volgende dag Duitsers. Maar op 5 mei 1945 was daar dan eindelijk de bevrijding. Gijs proefde voor het eerst in jaren weer echt wittebrood waar hij om had geschooid bij Canadese soldaten die in Concordia aan de Kerklaan gelegerd waren. Hij liet ook anderen ervan proeven; het smaakte net als cake. Minder prettig was dat Gijs in de begrafenismis diende van elf omgekomen Canadese soldaten. Deze mis vond plaats in Concordia. De kerk lag in puin, omdat de Duitsers op 19 april 1945 de kerktoren hadden opgeblazen zodat deze niet als uitkijkpost gebruikt zou kunnen worden door de geallieerden.
De verkennerij
Na de oorlog kreeg het gezin Keizer kleding uit Amerika van ene mevrouw Van der Aa die in het Sint-Josephpension aan de Bloemendalsestraat in Amersfoort woonde. Bij die kleding was een verkennersblouse. Gijs stopte met soldaatje spelen. Samen met zijn vrienden, en in het kostuum van de verkenners, speelde hij op de Schoonoorderlaan verkennertje. Leida Brouwer, dochter van Willem Brouwer, was in die jaren akela bij de welpen in Amersfoort. Zij zag de jongens daar bezig, stapte op ze af en vertelde ze dat er een verkennersgroep in Hoogland zou worden opgericht. Gijs en zijn vrienden hadden daar wel oren naar. Zo ontstond in 1947 de Sint-Maartensgroep in Hoogland, die tot 1956 zou bestaan.[3] Gijs werd patrouilleleider en kreeg veel interesse in de natuur. Ook het lezen van populairwetenschappelijke boeken kreeg zijn aandacht tijdens de verkennerij, zoals boeken over biologie en archeologie. In zijn later bestaan als beeldend kunstenaar zou zijn belangstelling voor de natuur een kunstzinnige uitlaadklep krijgen. Gijs behaalde binnen de verkennerij diverse insignes die zijn avontuurlijke geest verraden, zoals speurder, trapper, kampeerder, natuurverkenner en óók het insigne kunstenaar.
Op de fiets naar Luxemburg
Gijs is in 1950 met een groepje verkenners in veertien dagen tijd via Luik, Clervaux en Echternach naar de stad Luxemburg gefietst, heel bijzonder en ook een hele onderneming. Het kostte 20 gulden, een fors bedrag in die tijd. Dat had Gijs niet en bij zijn ouders hoefde hij niet aan te kloppen. Hij heeft toen lege flessen bij de dorpelingen opgehaald en deze ingeleverd bij Coöperatie De Eemstroom in Hooglanderveen. Zo kon hij toch mee. De fietsen hadden alleen een terugtraprem die nogal eens warmliep in de heuvels van België en Luxemburg als je van een helling reed. De hellingen zonder versnellingen op was weer een hele andere uitdaging; daar hadden ze op de heenreis bij de Utrechtse Heuvelrug al een klein voorproefje van gehad. De zijtassen van de fiets had Gijs geleend bij oom Frans van Hamersveld, die postambtenaar was in Hooglanderveen. Later, toen Gijs in Hooglanderveen woonde, heeft hij in 1959 meegewerkt aan het opzetten van de scoutinggroep Sint-Jozef.[4]
Vervolgopleiding en eerste baan
Na de lagere Sint-Henricusschool in Hoogland is Gijs in 1945 naar de Ambachtsschool gegaan aan de Leusderweg in Amersfoort. Op deze school leerde hij onder meer diverse schildertechnieken. In deze jaren ontwikkelde Gijs ook zijn interesse voor kunst. Zoals bekend was hij opgegroeid in een familie van huis- en decoratieschilders, vakmensen, maar hij zag meer en vooral andere mogelijkheden met verf. Gijs wilde ook vakman zijn, maar op zijn eigen manier, als beeldend kunstenaar. Op zijn 16e verjaardag, in 1949, wilde hij dan ook naar een Kunstacademie, maar dat vond geen gehoor bij zijn ouders. ‘Leer eerst maar een kwast vasthouden’, was de boodschap. Dat neemt niet weg dat hij in zijn vrije tijd bijles in ontwerpen kreeg van Gijs den Ouden, die hij bij oom Wim Keizer had leren kennen en die in de oorlogsjaren regelmatig bij zijn ouders over de vloer kwam.
Gijs solliciteerde in 1950 als decorateur bij De Jager en Co, een bedrijf voor reclame en tentoonstellingswerken in Bilthoven en werd aangenomen. Daar heeft hij veel vaardigheden verworven, die hem in zijn latere leven als beeldend kunstenaar erg van pas kwamen, zoals decoreren, stands ontwerpen, omgaan met houtbewerking, machines en etalages ontwerpen. Hij werkte tot 1953 bij dit bedrijf.
Ondertussen mocht hij van zijn ouders wel naar de Avondacademie voor beeldende vorming Amersfoort. Deze was gehuisvest in een voormalig politiebureau aan de kop van de Utrechtsestraat bij wat nu de Stadsring is. Hij kreeg er tekenlessen van de directeur/ docent Martin Brink (1915-1975), die zijn sporen had verdiend als aquarellist, illustrator, kunstnijveraar, poppenmaker, schilder, tekenaar en lid was van de Vereniging Amersfoortse kunstenaars Genootschap de Ploegh.
Ontmoeting met Rieky
Gijs bleef in zijn vrije tijd betrokken bij het jeugdwerk op Hoogland, hij speelde toneel als lid van het Sint-Maartentoneel. Hij maakte de decors. De uitvoeringen werden gegeven in Concordia. Hij leerde grimeren en paste dit toe bij voorstellingen van de Katholieke Plattelands Jongeren in Hoogland, Achterveld en Hamersveld.
Als het vroor in de winter ging Gijs graag schaatsen op de Maat in Hoogland. Daar leerde hij in 1953 Rieky van Beek kennen, die goed kon zwieren. Het was een goedlachse meid en heel leuk om te zien. Ze trouwden in 1958.
Het avontuur tegemoet in Suriname
Gijs kreeg in 1951 een oproep voor keuring voor militaire dienst. Hij werd tijdelijk afgekeurd omdat hij te licht van gewicht was. Hij kwam in 1954 alsnog in de basisopleiding infanterie terecht in de Johan Willem Friso kazerne in Roermond. Tijdens de twee maanden durende opleiding hoorde hij dat je met toestemming van je ouders op basis van vrijwilligheid je dienstplicht kon vervullen in Suriname, onze kolonie in de West. Voor hem lonkte een nieuw avontuur en daarbij de kans om iets van de wereld te zien voorbij het vertrouwde ‘Boerstronkeradeel’. Gijs kreeg inderdaad toestemming van zijn ouders. Hij werd in 1954 ingelijfd bij het Regiment van Heutz, onderdeel 2e Suriname Cie (Compagnie), het onderdeel stoottroepen. Hij verhuisde voor vijf maanden naar Oirschot, waar hij een pittige opleiding kreeg met oefeningen gebaseerd op de tropen, met in Neerijnen bovendien een week lang Theorie Tropenhygiëne. In Oirschot ontmoette hij jongens uit verschillende milieus en alle provincies: bouwvakkers, boeren, bakkers, koks, boomkwekers, onderwijzers, varensgezellen, een bonte verscheidenheid.
Op 11 mei 1954 gingen zij aan boord van het stoomschip ‘de Cottica’, het avontuur tegemoet in Suriname.
Bronnen
- Gijs Keizer: familiedocument ‘Gijs na 54 jaar terug in … Suriname, 1954-2008’.
- Gesprekken met Gijs Keizer op 29 januari en 5 februari 2020.
In deel II, in een volgende uitgave van De Bewaarsman, volgt het verhaal van Suriname.
[1] De evacuatie is beschreven in het artikel ‘Zorgelijke dagen of een avontuurlijk vakantiereisje?’ in De Bewaarsman, 11e jaargang, no 1, april 2005.
[2] De woningnood is beschreven in het artikel ‘Woningnood en noodwoningen 1940-1970’ in De Bewaarsman, 25e jaargang, no 2, augustus 2019.
[3] De geschiedenis van de Sint-Maartensgroep in Hoogland is beschreven in het artikel ‘Verkenners op Hoogland’ in De Bewaarsman, 10e jaargang, no 3, december 2004.
[4] De geschiedenis van de scoutinggroep Sint-Jozef in Hooglanderveen is beschreven in het artikel ‘Verkenners op Hoogland’ in De Bewaarsman, 23e jaargang, no 2, augustus 2017 en 24e jaargang, no 1, april 2018.